ECLI:NL:RBZWB:2023:9632
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. De Beer
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en alcoholmisbruik
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met als reden dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de problematiek rondom hun ouders, met name het overmatig alcoholgebruik van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde dag, waren de moeder, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig. De vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft [minderjarige 1] gehoord, die aangaf dat het goed gaat met haar en haar zus, en dat zij geen hulp van buitenaf nodig hebben.
De feiten tonen aan dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de kinderen bij hen wonen. De Raad heeft zorgen geuit over de stabiliteit van de situatie, gezien het verleden van de moeder met alcoholmisbruik en de impact daarvan op de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij inmiddels afgekickt is van haar verslaving en dat het goed gaat met het gezin. De GI heeft aangegeven bereid te zijn om de ondertoezichtstelling uit te voeren en samen met de ouders te werken aan de ontwikkeling van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, gezien de verblijfplaats van de minderjarigen. Op basis van de feiten en de gesprekken tijdens de behandeling, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling met ingang van 15 december 2023 tot 15 december 2024 uitgesproken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.