ECLI:NL:RBZWB:2023:9633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416047 / JE RK 23-2027
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en opvoedingsvraagstukken

Op 15 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had op 15 november 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een periode van twaalf maanden, omdat de zorgen over de opvoedsituatie niet waren weggenomen. De kinderrechter constateerde dat de ouders, die de Poolse nationaliteit hebben, de afgelopen periode positieve stappen hadden gezet, maar dat de ontwikkelingsbedreigingen voor de minderjarige nog steeds aanwezig waren. De moeder verblijft in een moeder-kindhuis en heeft laten zien dat zij in staat is om de basale zorg voor de minderjarige te bieden, maar er zijn nog zorgen over haar zelfstandigheid na het verblijf in het moeder-kindhuis. De vader heeft ook stappen gezet in zijn betrokkenheid bij de opvoeding, maar er is behoefte aan verdere samenwerking tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 januari 2025, met de noodzaak voor de GI om betrokken te blijven bij de ouders en de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416047 / JE RK 23-2027
Datum uitspraak: 15 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Eindhoven,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ;
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen; de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage van de GI van 15 november 2023, ingekomen bij de griffie op 15 november 2023.
1.2
Op 15 december heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Ergec, een kantoorgenoot van mr. Klaver;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] woont bij zijn moeder in een moeder-kindhuis.
2.3
Bij beschikking van 6 januari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 6 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. Het afgelopen jaar konden de zorgen ten aanzien van de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de ouders met betrekking tot huiselijk geweld en conflicten in de thuissituatie niet worden weggenomen. De ouders konden in relatie met elkaar niet voor een veilige opvoedomgeving zorgen voor [minderjarige] . De moeder was niet in staat om [minderjarige] zelf op te voeden. Beide ouders waren erg afhankelijk van middelen. Bij de moeder spelen psychische klachten die zij zelf niet serieus neemt. Om dit patroon te doorbreken heeft de GI de moeder op 30 maart 2023 een keuze voorgehouden: of plaatsing van haar en [minderjarige] in [moeder-kindhuis], of een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . De moeder heeft voor de eerste optie gekozen. De moeder verblijft sinds april 2023 in het moeder-kindhuis. De vader woont nog in [woonplaats 2]. De GI heeft in samenspraak met het GIA-team veiligheidsafspraken gemaakt met de moeder en het moeder-kindhuis. Ook zijn er afspraken gemaakt met de vader over de omgang met [minderjarige] en het contact met de moeder. De moeder heeft de afgelopen periode laten zien dat zij betrokken is bij [minderjarige] en dat zij de vaardigheden heeft om hem de basale zorg te bieden. De moeder heeft de afgelopen periode echt positieve stappen vooruit gezet en hard gewerkt. De moeder werkt twee dagen per week en dan gaat [minderjarige] naar de opvang op het terrein van het moeder-kindhuis. De GI maakt zich nog wel zorgen over hoe de moeder de zorg voor [minderjarige] op zich zal nemen als zij niet meer in het moeder-kindhuis verblijft. Er moet de komende periode worden gewerkt aan een perspectiefplan waarin wordt uiteengezet hoe de moeder [minderjarige] zelfstandig kan opvoeden. De moeder mag nog een aantal maanden in het moeder-kindhuis verblijven. Er moet worden gekeken waar de moeder na de plaatsing in het moeder-kindhuis samen met [minderjarige] gaat wonen. Ook de rol van de vader daarin zal verder vorm moeten worden gegeven. De ouders moeten leren met elkaar te kunnen samenwerken. Met de vader wordt gewerkt aan een structurele omgangsregeling met [minderjarige] . Momenteel vindt er begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] plaats in de woning van de vader. De vader heeft laten zien dat hij zich aan de afspraken houdt die gemaakt worden met de hulpverlening. De taalachterstand van [minderjarige] en de moeder en het begrenzen van ongewenst gedrag bij [minderjarige] verdienen ook nog de nodige aandacht. De ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige] zijn nog niet opgeheven en er is nog geen sprake van een situatie waarin de ouders zelfstandig zorg kunnen dragen voor een veilige en stabiele opvoedsituatie voor [minderjarige] . Om die reden is het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd.
4.2
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat ze geen verweer voert tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De bemoeienis van de GI ervaart de moeder als prettig. Het heeft haar echt geholpen bepaalde stappen te zetten en het gaat nu veel beter met [minderjarige] en met haar dan een jaar geleden. Over het verblijf in het moeder-kindhuis geeft de moeder aan dat de kamer waar ze met [minderjarige] verblijft wel erg klein is. Ze wil graag meer zelfstandigheid krijgen en zal het fijn vinden als er op zoek wordt gegaan naar andere woonruimte voor haar en [minderjarige] . De moeder wil graag naar Polen op vakantie om afscheid te nemen van haar ernstig zieke moeder. Zij is terminaal en de moeder wil haar moeder graag nog kennis laten maken met [minderjarige] . Ze hoopt dat de GI bereid is om afspraken te maken over de reis haar en [minderjarige] naar haar moeder in Polen.
4.3
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij ook geen verweer voert tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is blij dat de GI betrokken is op de ouders en op [minderjarige] . Wel hoopt de vader dat de moeder en [minderjarige] snel naar andere woonruimte kunnen verhuizen omdat de kamer waar ze nu verblijven veel te klein is. Ook hoopt de vader dat [minderjarige] op termijn met hem mee kan gaan op vakantie naar Polen en hij daarin meer vrijheid krijgt van de GI.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De kinderrechter constateert dat de ouders en [minderjarige] de Poolse nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat de zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
5.2
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Onder ouderlijke verantwoordelijkheid valt onder meer ondertoezichtstelling van minderjarigen alsmede de verlenging daarvan. Nu [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands rechtop het verzoek worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
5.4
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat is voldaan de criteria voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 BW. Gebleken is dat de ouders het afgelopen jaar hard hebben gewerkt. Er zijn flinke positieve stappen vooruit gezet. Het verblijf in het [moeder-kindhuis] heeft de moeder en [minderjarige] goed gedaan. Er is meer zicht gekomen op de opvoedvaardigheden van de moeder en gebleken is dat de moeder zelfstandig in staat is [minderjarige] de basale zorg te bieden die hij nodig heeft. De moeder werkt hard aan zichzelf. Zij verdient hiervoor een compliment. Ook de vader heeft het afgelopen jaar stappen gezet. Zo is er sprake van een structurele omgang met [minderjarige] die goed verloopt en houdt de vader zich aan de afspraken die gemaakt zijn met de hulpverlening. Ook de vader verdient hiervoor een compliment. De kinderrechter vindt de positieve ontwikkelingen echter nog pril en zal om die reden het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling toewijzen. Het is nodig dat de GI het komende jaar nog betrokken blijft bij de ouders en [minderjarige] . Er moet nog worden onderzocht waar de moeder met [minderjarige] kan gaan wonen zodra zij het moeder-kindhuis moet verlaten. Bij dit traject heeft de moeder de hulp van de GI nodig. Er moet onder leiding van de GI worden gewerkt aan een perspectiefplan op basis waarvan de moeder zelfstandig de zorg voor [minderjarige] op zich kan nemen. Ook moet de rol van de vader de komende periode verder worden vormgegeven en moet er gewerkt worden aan de samenwerking tussen de ouders. Gelet op het voorgaande en het feit dat beide ouders geen verweer voeren tegen het verzoek van de Raad zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van één jaar.
5.5
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen kan worden uitgevoerd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 januari 2024 en tot 6 januari 2025;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier en op schrift gesteld op 29 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.