ECLI:NL:RBZWB:2023:9634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
C/02/403902 / FA RK 22-5396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige zorgregeling en gelasten onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige zorgregeling voor drie minderjarigen. De man en de vrouw, beiden ouders van de minderjarigen, zijn betrokken in een geschil over de zorgregeling en het gezag. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om wijziging van het gezamenlijk gezag en vaststelling van een definitieve zorgregeling behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2023 zijn de partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen hun mening hebben kunnen geven tijdens een kindgesprek.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de zorgregeling te wijzigen en het gezamenlijk gezag te beëindigen, in het licht van de huidige situatie en de spanningen tussen de ouders, nog niet kunnen toewijzen. De Raad heeft aangegeven dat er een onderzoek zal plaatsvinden naar de noodzaak van een kinderbeschermende maatregel en de rechtbank heeft verzocht om aanvullend onderzoek naar de zorgregeling, het gezag en de informatieregeling. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 18 juni 2024, in afwachting van het rapport van de Raad. De voorlopige zorgregeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct kan worden uitgevoerd in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen.

De rechtbank heeft de ouders verzocht om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de kinderen is, en heeft benadrukt dat het van belang is dat er weer contact komt tussen de minderjarigen en de vrouw. De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarigen op verschillende momenten bij beide ouders verblijven, en heeft de ouders aangespoord om de communicatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/403902 / FA RK 22-5396
nadere beschikking d.d. 21 december 2023
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. M.C.J.G. Kathmann te Breda,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.J.F. Zoeteweij te Vlissingen,
betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2007;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2008;
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2012;
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: - de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, hierna te noemen: de Raad.
1. Het verdere procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 17 april 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het door mr. Kathmann op 7 augustus 2023 ingediende aanvullend verzoekschrift tot wijziging van de voorlopige zorgregeling en tot beëindiging van het gezamenlijk gezag;
- het op 13 september 2023 door mr. Kathmann ingediende F9-formulier;
- het door mr. Zoeteweij op 30 oktober 2023 ingediende aanvullend verweerschrift;
- de e-mail van mr. Kathmann van 6 november 2023;
- de e-mail van mr. Zoeteweij van 7 november 2023;
- de brief van mr. Kathmann van 7 november 2023, met bijlagen;
- de e-mail van de Raad van 7 november 2023.
1.2 De verzoeken zijn nader mondeling behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 10 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt op 10 november 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1
Tijdens de vorige mondelinge behandeling op 14 februari 2023 zijn partijen een voorlopige zorgregeling overeengekomen die inhoudt dat [minderjarige 3] de ene week van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man zal verblijven en in de andere week op de woensdag na school tot dansles. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wekelijks op de woensdag bij de vrouw zullen eten vanaf 17:00 uur. Ook zijn partijen overeengekomen dat een informatieregeling gelet op de ouderschapsbemiddeling die partijen volgen (nog) niet hoeft te worden bepaald. Bij beschikking van 17 april 2023 zijn de verzoeken van partijen omtrent vaststelling van een definitieve zorgregeling, vaststelling van een informatieregeling en vaststelling van het hoofdverblijf aangehouden voor de duur van zes maanden tot de familiekamerrol van 26 september 2023, in afwachting van de resultaten uit het traject van ouderschapsbemiddeling.
2.2
Bij aanvullend verzoekschrift d.d. 7 augustus 2023 heeft de man zijn verzoeken vermeerderd. De man verzoekt aanvullend het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen en te bepalen dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de man toekomt. Daarnaast verzoekt de man aanvullend de vrouw te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
2.3
Bij aanvullend verweerschrift d.d. 30 oktober 2023 heeft de vrouw verweer gevoerd tegen de aanvullende verzoeken van de man en de rechtbank verzocht deze verzoeken af te wijzen.
2.4
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank nog een beslissing nemen op de verzoeken van partijen omtrent vaststelling van een definitieve zorgregeling, vaststelling van een informatieregeling, vaststelling van het hoofdverblijf en wijziging van het gezag.
2.5
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Het SCHIP-traject dat partijen bij Agathos volgden is in april 2023 zonder resultaat beëindigd. Het is partijen niet gelukt om te werken aan de onderlinge communicatie en het herstel van vertrouwen. De vrouw blijft weigeren met de man te communiceren als ouders van de kinderen. De man handhaaft zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf mogen bepalen bij wie zij verblijven en ten aanzien van [minderjarige 3] te bepalen dat zij week om week met het wisselmoment van 18:00 uur bij ieder van de ouders verblijft. De voorlopige zorgregeling uit de beschikking van 17 april 2023 wordt niet goed nagekomen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn meerdere keren niet op de woensdag gaan eten bij de vrouw omdat de vrouw niet kon. Daarnaast zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] begonnen met kickboxen en deze les wordt op de woensdag gegeven. De man heeft geprobeerd om met de vrouw een andere dag af te spreken waarop [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de vrouw kunnen gaan maar de vrouw staat er niet voor open om een andere dag af te spreken waarop de jongens bij haar kunnen komen eten. De vrouw staat ook niet open voor een wisseling van een omgangsweekend als dat nodig is. [minderjarige 3] geeft nog steeds aan dat ze graag de helft van de tijd bij haar vader en haar broers wil zijn. Omdat de vrouw niet instemde met voorstellen van de man is [minderjarige 3] tijdens de meivakantie niet naar de man toe geweest. De man verzoekt wijziging van het gezag in die zin dat hij voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belast zal zijn. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] raken klem of verloren als ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over hen belast blijven want de vrouw weigert iedere communicatie met de man. Daarnaast krijgt de man weinig tot geen informatie van de vrouw over de kinderen en daarom handhaaft de man zijn verzoek tot vaststelling van een informatieregeling.
2.6
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de man de SCHIP-therapie heeft stopgezet. De vrouw wilde ook de dingen uit het verleden van partijen kunnen uitspreken tijdens deze therapie zodat ze kunnen worden afgehecht maar de man wilde daar niet naar luisteren. Uit het netwerkberaad bleek dat de man niet wil dat er iemand aangesteld wordt waar hij en de kinderen mee kunnen praten. De man bestookt de vrouw met allerlei berichten per mail en Whatsapp. De man stuurt de vrouw zoveel berichten dat de vrouw niet meer weet op welk bericht ze nu moet reageren. In de groepsapp met de kinderen laat de man zich zeer negatief uit over de vrouw. De vrouw maakt zich zorgen om [minderjarige 1] en de keuze voor zijn vervolgopleiding. Hij heeft namelijk besloten te stoppen met school en een opleiding tot schilder te gaan volgen waarbij hij stage loopt in het bedrijf van de man. De vrouw is van mening dat dit niet in het belang van [minderjarige 1] is. De man heeft zich bemoeid met een ruzie tussen [minderjarige 2] en klasgenoten op school waardoor hij nu niet meer zonder uitnodiging op school of rondom de school mag komen. Dat baart de vrouw ook zorgen. Met [minderjarige 2] gaat het niet goed op school. Hij is al 4 weken niet naar school geweest en hij wil nu naar een andere school. [minderjarige 3] geeft aan de vrouw aan dat zij niet lekker in haar vel zit. De man manipuleert de kinderen. Dat heeft hij ook gedaan rondom de vakantie naar Ibiza. De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man tot wijziging van het gezag. De vrouw houdt zich netjes aan afspraken die gemaakt zijn tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2023. Het is de man die de kinderen betrekt in de strijd jegens de vrouw die hij voert. De vrouw krijgt niet de kans om het slechte beeld dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van haar hebben, bij te stellen. Ten aanzien van de proceskosten ziet de vrouw geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen partijen dienen te worden gecompenseerd.
2.7
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat op 6 november 2023 een gesprek bij de Jeugdbeschermingstafel heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat gesprek is aan de ouders meegedeeld dat de Raad onderzoek gaat doen naar de noodzaak van een kinderbeschermende maatregel. Door de situatie en de gespannen verhouding tussen de ouders wordt de loyaliteit van de kinderen enorm op de proef gesteld. Voor de door de man gewenste zorgregeling op basis van co-ouderschap ten aanzien van [minderjarige 3] is het nu nog te vroeg. Wel zou de zorgregeling die nu loopt uitgebreid kunnen worden in die zin dat [minderjarige 3] op de woensdag mogelijk bij de man kan overnachten en dat de man haar op de donderdag dan naar school brengt. Door deze uitbreiding raakt de man ook betrokken bij de school van [minderjarige 3] . De Raad biedt aan om in het reeds aangekondigde onderzoek ook onderzoek te doen naar de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige 3] is. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is het van belang dat er weer contact komt tussen hen en de vrouw. Op woensdag eten met de jongens blijkt tot nu toe niet haalbaar. Het is goed dat er dan gekeken wordt naar een andere doordeweekse dag waarop de jongens wel bij de vrouw langs kunnen gaan en dat zij zelf het contact met de vrouw kunnen afstemmen. Daarnaast zou een contactmoment tussen de jongens en de vrouw in het weekend ook goed voor hen zijn.
2.8
De rechtbank oordeelt als volgt. De Raad heeft voorgesteld in het te starten onderzoek ook onderzoek te doen naar welke zorgregeling in het belang van de minderjarigen is. Zoals partijen tijdens de mondelinge behandeling is voorgehouden acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen geven op de verzoeken van partijen omtrent de definitieve zorgregeling, de informatieregeling, het hoofdverblijf en het gezag. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad), locatie Middelburg zal daarom worden verzocht om, in aanvulling op het reeds door de Raad aangekondigde onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermende maatregel, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zullen raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Welke informatieregeling komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ?
2.9
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aanvullende afspraken gemaakt over het voorlopige contact tussen de minderjarigen en beide ouders die gelden voor de periode tot het onderzoek door de Raad afgerond is. Partijen zijn het navolgende overeengekomen:
- [minderjarige 3] verblijft de ene week van vrijdag na school tot maandag naar school en de andere week van woensdag na school tot donderdag voor school bij de man;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven wekelijks op donderdag van 17.00 uur tot na het avondeten bij de vrouw, waarbij de vrouw zelf met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de tijdstippen van de omgang afstemt. Indien de omgang op donderdag niet door kan gaan spreekt de vrouw zelf met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een andere dag af;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven eens in de twee weken, in het weekend dat [minderjarige 3] ook bij de vrouw is, op zaterdag van 10.00 uur tot ’s avonds na het eten bij de vrouw. De vrouw stemt op de woensdag voorafgaand aan deze dag zelf met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af of de omgang op de zaterdag door kan gaan of dat de omgang op een andere dag (de zondag) zal plaatsvinden;
- [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in de eerste week van de Kerstvakantie bij de man en in de tweede week van de Kerstvakantie bij de vrouw. Als de man niet met de minderjarigen op vakantie gaat in de eerste week van de Kerstvakantie verblijven de minderjarigen alle drie op Tweede Kerstdag bij de vrouw. De vrouw stemt zelf met de minderjarigen het tijdstip af;
- [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in de voorjaarsvakantie vanaf maandag 12 februari 2024 12.00 uur bij de vrouw. De vrouw maakt zelf afspraken met de jongens hierover;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven van Goede Vrijdag 29 maart 2024 tot en met Tweede Paasdag 1 april 2024 bij de vrouw. [minderjarige 3] verblijft op grond van de vastgelegde voorlopige zorgregeling dan al bij de vrouw. De vrouw stemt zelf met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af wanneer zij naar de vrouw komen en wanneer zij weer naar de man teruggaan;
- [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven de eerste week van de meivakantie 2024 bij de man van vrijdag 19 april uit school tot vrijdag 26 april 2024 12.00 uur. De tweede week van de meivakantie verblijven zij van vrijdag 26 april 2024 12.00 uur tot vrijdag 3 mei 2024 12.00 uur bij de vrouw.
2.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de behandeling van de verzoeken aanhouden tot
18 juni 2024 PRO FORMA.De rechtbank verzoekt de Raad uiterlijk op voornoemde pro forma datum het rapport bij de rechtbank in te dienen. De advocaten van partijen worden in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na indiening van het rapport door de Raad schriftelijk op dit rapport te reageren. De rechtbank verzoekt hen in hun bericht het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken, zulks onder gelijktijdige verstrekking aan (de advocaat van) de wederpartij en de Raad. Indien partijen in deze procedure een nadere mondelinge behandeling wensen en de Raad tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen overgaat, zal een daartoestrekkend verzoek gelijktijdig worden behandeld.
2.11
De rechtbank zal de beslissing met betrekking tot de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat tussen partijen en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2007, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2008, en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2012, een voorlopige zorgregeling geldt zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.9 opgenomen;
3.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
verzoekt de Raad, in combinatie met het reeds geplande onderzoek naar de vraag of een kinderbeschermende maatregel voor de drie minderjarigen noodzakelijk is, tevens onderzoek te doen en te adviseren en te rapporteren over de hiervoor onder rechtsoverweging 2.8 opgenomen vragen met betrekking tot het gezag, hoofdverblijf, de zorgregeling en informatieregeling;
3.4
houdt de zaak voor wat betreft de definitieve zorgregeling, de informatieregeling, het hoofdverblijf en het gezag aan voor de duur van zes maanden tot 18 juni 2024 PRO FORMA, in afwachting van het rapport van de Raad en de reacties van partijen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.