ECLI:NL:RBZWB:2023:9635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
C/02/411961 / JE RK 23-1286
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp

Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de moeder, de vader, de pleegouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft aangegeven dat zij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling, mits er andere jeugdzorgwerkers op de zaak worden gezet, terwijl de vader en de pleegouders ook instemmen met de verlenging voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de samenwerking tussen de ouders en de pleegouders, maar dat de GI nog steeds zicht moet houden op de situatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 juni 2024, met een toetsmoment over zes maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/411961 / JE RK 23-1286
Datum uitspraak: 23 november 2023
tussenbeschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Roosendaal,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal,
[de pleegouders],
hierna te noemen grootouders (mz), tevens pleegouders,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.S. Krol te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 30 augustus 2023 en alle daarin vermelde stukken;
  • de brief van mr. Kranenburg namens de moeder van 17 november 2023, met bijlagen.
1.2.
De zaak is, gezamenlijk met de behandeling van de verzoeken in de procedure met kenmerk C/02/408300 / JE RK 23-611, met gesloten deuren nader mondeling behandeld op 23 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 30 augustus 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd met ingang van 1 september 2023 en tot 1 december 2023 en de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aangehouden. In dit stadium van de procedure dient de kinderrechter nog een beslissing te nemen over het restant van de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 1 december 2023 en tot 1 september 2024.
2.2
In de brief van 17 november 2023 en tijdens de mondelinge behandeling wordt door en namens de moeder aangevoerd dat de moeder ermee in kan stemmen dat [minderjarige] bij haar ouders blijft wonen. De moeder heeft wel ernstige bezwaren tegen het perspectiefbesluit dat de GI aan dit besluit ten grondslag heeft gelegd. De moeder volgt een intensief behandelingstraject bij GGZ Helmond en maakt flinke stappen vooruit. Ten onrechte heeft de GI de onderzoeksresultaten van deze therapie niet meegenomen in het perspectiefbesluit. De moeder heeft een woning in [woonplaats 1] waar zij ook staat ingeschreven, heeft een nieuwe aanvraag gedaan voor schuldhulpverlening en volgt een intensieve GGZ-behandeling. De GI gaat compleet voorbij aan deze positieve stappen die de moeder zet en grijpt alleen maar terug op het verleden. De samenwerking tussen de moeder en de GI is verre van optimaal. Door die stroeve samenwerking wordt de voortgang van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bemoeilijkt. De moeder kan ermee instemmen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd worden voor zes maanden maar enkel en alleen als er andere jeugdzorgwerkers op de zaak worden gezet.
2.3
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er na de vorige mondelinge behandeling een groot overleg is geweest tussen de vader, de moeder en de pleegouders welk gesprek de lucht heeft geklaard. Door toedoen van de hele entourage was er best nog wat frictie tussen bepaalde personen. De onderlinge verhoudingen zijn nu aanzien verbeterd. Zo hebben de ouders samen zelf het gezamenlijk gezag laten aantekenen in het gezagsregister. De vader heeft een constructieve verhouding met de pleegouders en er wordt ook informatie verstrekt. Hij is daar erg blij mee. Voor de vader staat niet ter discussie dat [minderjarige] voortaan bij de pleegouders zal gaan opgroeien. [minderjarige] is op zijn plek bij de pleegouders en krijgt daar alles wat hij nodig heeft. Het is nu echter nog te vroeg om te concluderen dat dit systeem zonder dwangkader verder kan. Maar er moet wel een eindpunt in zicht zijn. De ouders zijn goed op weg. Zij accepteren de hulpverlening en pakken adviezen goed op. Er moet worden toegewerkt naar overschakeling naar het vrijwillig kader. Het verslag van [naam] staat haaks op wat diegene die de omgang momenteel monitort, aangeeft. Een contact van twee uur tussen de vader en [minderjarige] is echt te weinig om te werken aan een hechtingsband met [minderjarige] . De omgang moet dan ook echt worden uitgebreid. De vader voert geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing maar verzoekt deze niet langer te verlengen dan zes maanden.
2.4
Door en namens de pleegouders wordt tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de pleegouders instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Er zijn goede gesprekken geweest tussen de pleegouders en de ouders en de pleegouders hebben er vertrouwen in dat zij de zorg voor [minderjarige] samen met de vader en de moeder en hun netwerk kunnen oppakken. De pleegouders hebben er vertrouwen in dat het moet gaan lukken in het vrijwillig kader. [gezinstherapie] is ingezet en er is ook een videohometraining geweest. Dat is goed verlopen. De GI dient dan ook toe te werken naar het vrijwillig kader. De pleegouders zien wat de spanningen van een eventuele nieuwe verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing kan doen met de ouders. De GI dient een goed plan op te gaan stellen voor de komende zes maanden waaruit duidelijk volgt wat er nodig is om af te kunnen vloeien naar het vrijwillig kader. Daar moet dan ook echt op worden ingezet.
2.5
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij verbaasd is dat de ouders samen het gezamenlijk gezag hebben laten aantekenen in het gezagsregister. Het lijkt dat er met het oog op een aanstaande zitting ineens meer mogelijk is tussen de ouders want tot voor kort was de situatie tussen de ouders en de pleegouders verre van goed te noemen. De vader dreigde te stoppen met de omgang, de moeder is tijdens een sessie van speltherapie boos de kamer uit gelopen en de pleegouders hadden bezwaar tegen het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] . Nu lijkt het weer beter te gaan tussen alle betrokkenen. De bezoekcontacten tussen [minderjarige] en de moeder verlopen zorgelijk, vooral in combinatie met de (half) zussen van [minderjarige] . Er ligt een verzoek voor om deze contactmomenten te verplaatsen. De bezoeken tussen [minderjarige] en zijn vader verlopen goed. De begeleiding van deze omgangsmomenten wordt doorgezet naar een andere zorgaanbieder omdat [gezinstherapie] langer betrokken blijft. Er wordt toegewerkt naar gedeeltelijk onbegeleide omgang. [gezinstherapie] heeft onderzoek gedaan bij de pleegouders. De voorziening voor pleegzorg heeft aangegeven niet achter dat onderzoek te kunnen staan en de verantwoordelijkheid voor de pleegzorgbegeleiding en -vergoeding niet te kunnen dragen. In januari wordt een groot overleg gepland tussen alle zorgaanbieders om te bespreken wat er de komende periode nodig is. [gezinstherapie] zien een warm contact tussen [minderjarige] en de pleegouders. De pleegouders ervaren ook meer rustig en tijd nu de (half)zusjes van [minderjarige] niet meer bij hen wonen. Op dit moment is wat de pleegouders [minderjarige] bieden, voldoende voor hem. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing is nodig omdat er toch nog wat stappen te zetten zijn. Pas recent zijn systeemgesprekken gestart om te kijken wat het beste aansluit in de situatie waar [minderjarige] zich in bevindt. De GI maakt zich toch nog wel zorgen over de opvoedingsstijl van de pleegouders. [minderjarige] is veilig gehecht aan hen en houdt heel veel van de pleegouders. De leeftijd van de pleegouders en hun gezondheid baren de GI nog wel zorgen. De GI kan zich vinden in het inbouwen van een toetsingsmoment over een half jaar, zoals aangegeven door de ouders.
2.6
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed is dat iedereen het erover eens is dat het perspectief van [minderjarige] bij de pleegouders ligt. Het is voor [minderjarige] fijn dat alle neuzen dezelfde kant opstaan. Het is goed om te horen dat de verhoudingen tussen de ouders en de pleegouders zijn verbeterd. Deze situatie is echter nog pril en dient door de GI gemonitord te worden. De Raad adviseert de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden, onder aanhouding van het restant. Zo kan er toch nog een vinger aan de pols worden gehouden.
2.7
De kinderrechter oordeelt als volgt. Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
2.8
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
2.9
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
2.11
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd omdat hij nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Gebleken is dat er tussen de ouders en de pleegouders een constructief gesprek heeft plaatsgevonden en de onderlinge verhoudingen sterk lijken te zijn verbeterd. Ook hebben de ouders met elkaar geregeld dat het gezamenlijk gezag is aangetekend in het gezagsregister. Het is goed om te zien dat er positieve ontwikkelingen zijn tussen de pleegouders en de ouders. Toch is de kinderrechter van oordeel dat het nodig is dat de GI de komende periode nog zicht houdt op de situatie nu de positieve stappen nog pril zijn. De pleegouders, de vader en de moeder stemmen in met een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden en de GI ziet de meerwaarde van een toetsmoment over zes maanden. De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het restant van de verzoeken. De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk op
7 mei 2024 PRO FORMAeen schriftelijk verslag bij de kinderrechter in te dienen waaruit de stand van zaken blijkt. Ook verzoekt de kinderrechter de GI zich in dit bericht uit te laten over de vraag of de GI het restant van de verzoeken handhaaft en over het verdere gewenste procesverloop.
2.12
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 1 december 2023 en tot 1 juni 2024;
3.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten de grootouders (mz), met ingang van 1 december 2023 en tot 1 juni 2024;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
houdt de behandeling van het restant van de verzoeken van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot 7 mei 2024 PRO FORMA, in afwachting van het bericht van de GI omtrent de stand van zaken en het verdere gewenste procesverloop.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier en op schrift gesteld op 29 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.