ECLI:NL:RBZWB:2023:9642

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/413097 / JE RK 23-1497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023 een nadere beschikking gegeven betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak is behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling betrokken is. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de hoofdverblijfplaats is bij de vader bepaald. De kinderrechter heeft eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 8 januari 2024 afloopt. De minderjarigen hebben aangegeven niet langer bij de vader en de stiefmoeder te willen wonen, wat heeft geleid tot deze nieuwe procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de minderjarigen trauma's hebben opgelopen in de thuissituatie van de vader. De gecertificeerde instelling heeft geadviseerd om de uithuisplaatsing bij de moeder voort te zetten, omdat dit in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen zou zijn. De moeder heeft zich actief ingezet voor de zorg en opvoeding van de kinderen en staat open voor hulpverlening. De vader heeft zijn bezorgdheid geuit over de beschuldigingen die door de minderjarigen zijn geuit, maar heeft ingestemd met de uithuisplaatsing bij de moeder in afwachting van verder onderzoek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen en dat de moeder momenteel de beste zorg kan bieden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 8 januari 2024 tot 19 april 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/413097 / JE RK 23-1497
datum uitspraak: 21 december 2023
nadere beschikking betreffende een machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedag 3] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna de Raad, de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 8 september 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het F9-formulier van de advocaat van de vader van 19 december 2023 met bijlagen;
- het door de GI ingebrachte (ongedateerde) verslag van het ambulant crisisteam Crossroads, binnengekomen bij de rechtbank op 19 december 2023.
1.2
Op 21 december 2023 heeft de kinderrechter de zaak, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer C/02/414115 / FA RK 23-4433, mondeling met gesloten deuren behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de advocaat van de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI,
- een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd over het (resterende) verzoek van de GI. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter op 19 december 2023. [minderjarige 3] heeft afgezien van een gesprek met de kinderrechter. Hij heeft de kinderrechter een kort briefje geschreven.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vader bepaald.
2.2
Bij beschikking van 17 maart 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 april 2023 tot 19 april 2024.
2.3
Bij beschikking van 8 september 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verleend bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, met ingang van
8 september 2023 tot 8 januari 2024. Het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden tot aan de onderhavige mondelinge behandeling.
2.4
De minderjarigen verblijven op grond van voormelde machtiging op dit moment bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1
Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, voor de periode van 8 januari 2024 tot 19 april 2024.

4.De standpunten

4.1
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het ingebrachte verslag van het ambulant crisisteam Crossroads, naar voren gebracht dat de minderjarigen begin augustus 2023 hebben aangegeven niet langer bij de vader en de stiefmoeder te willen wonen, maar bij de moeder. De minderjarigen hebben belastende uitspraken gedaan over de thuissituatie bij de vader en de wijze waarop zij zijn behandeld door de stiefmoeder. Zij willen echter niet dat dit wordt gedeeld. Geprobeerd is om hierover het gesprek aan te gaan met de vader en de stiefmoeder, maar zij ontkennen de uitspraken van de minderjarigen stellig en geven aan dat de minderjarigen niet de waarheid vertellen. Gebleken is dat bij alle drie de minderjarigen sprake is van trauma. Voor de GI staat vast dat dit trauma van de minderjarigen is ontstaan in de thuissituatie van de vader. Een terugplaatsing van de minderjarigen bij de vader acht de GI op dit moment dan ook schadelijk voor de ontwikkeling van de minderjarigen en niet in hun belang. Bovendien verloopt de omgang tussen de vader en de minderjarigen erg stroef. Tijdens de omgangsmomenten is sprake van een enorme afstand tussen de vader en de minderjarigen, waarbij de vader veel vragen stelt en de minderjarigen enkel knikken. Van een interactief onbelast gesprek tussen de vader en de minderjarigen is geen sprake. De minderjarigen geven ook aan niet echt behoefte te hebben aan contact met de vader. De GI acht het in het belang van de minderjarigen dat hun verblijf bij de moeder wordt voorgezet. Ondanks dat de minderjarigen zwaar beschadigd zijn en behoorlijke gedragsproblematiek laten zien, lukt het de moeder tot op heden om aan te sluiten bij de minderjarigen en doet zij haar best hen te ondersteunen. Zij staat open voor gesprekken met de betrokken hulpverlening en neemt tips en adviezen die haar door de hulpverlening worden gegeven aan. Gebleken is ook dat de moeder haar emoties en wantrouwen richting de hulpverlening beter kan uiten en hierin rustiger is geworden. De GI handhaaft haar resterende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder. Belangrijk is dat er vanuit een verblijf van de minderjarigen bij de moeder therapie voor de minderjarigen gaat komen zodat zij gaan leren praten. Alle drie de minderjarigen hebben zeer veel moeite om zich te uiten. Daarnaast lopen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] vast in hun schoolgang, waarbij [minderjarige 3] nauwelijks nog naar buiten durft te gaan. Hij zit veelal op zijn kamer. Het gezinssysteem is voor behandeling aangemeld bij [jeugdorganisatie], maar helaas is er sprake van een enorme wachtlijst. Belangrijk is echter dat de situatie voor met name [minderjarige 2] en [minderjarige 3] snel gaat verbeteren. Zij lopen vast in hun algehele functioneren. Om die reden zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] recent voor individuele hulpverlening aangemeld bij [hulpverlening]. Deze hulpverleningsorganisatie kan op korte termijn starten. Zij gaan kijken hoe het vertrouwen van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de buitenwereld kan worden vergroot, zodat zij gelukkiger in het leven komen te staan en weer ruimte gaan voelen om zich te ontwikkelen.
4.2
Door de advocaat van de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de vader een gebroken man is nu de minderjarigen niet langer bij hem wonen. Het ging goed met de minderjarigen toen zij nog bij de vader verbleven. De minderjarigen waren gezond en gingen met plezier naar school en hun sport. Tussen de moeder en de minderjarigen was sprake van een beperkt contact. De band tussen de moeder en de minderjarigen was weliswaar sterk, maar gezien werd ook dat de moeder enorm aan de minderjarigen trok. Ook richtte de moeder veel woede en boosheid naar de stiefmoeder. Door de minderjarigen worden nu stevige beschuldigingen geuit naar de vader en de stiefmoeder. De hulpverlening oefent veel druk op hen uit om deze beschuldigingen te erkennen, maar volgens de vader is er binnen zijn gezichtsveld niets gebeurd. Het is voor de vader dan ook niet mogelijk om zaken te erkennen die niet zijn gebeurd. Daarbij sluit de vader niet uit dat de minderjarigen belastende uitspraken naar hem en de stiefmoeder hebben gedaan vanuit loyaliteit richting de moeder. Bij de vorige beschikking van 8 september 2023 heeft de kinderrechter de GI opgedragen met spoed onderzoek te verrichten naar de uitlatingen van de minderjarigen, en dan met name de opvoedcapaciteiten van de stiefmoeder. Tot op heden is een dergelijk onderzoek echter nog niet verricht. De vader vindt het van groot belang dat dit onderzoek alsnog gaat plaatsvinden. Ook staat de vader achter individuele hulpverlening voor de minderjarigen, waarbij de vader hoopt dat hieruit meer informatie naar voren gaat komen. Voor de vader staat het geenszins vast dat het trauma waarmee de minderjarigen op dit moment kampen zijn oorzaak vindt in zijn thuissituatie. Belangrijk is echter dat hierover duidelijkheid komt. In afwachting van het te verrichten onderzoek, kan de vader instemmen met een toewijzing van het resterende verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder.
4.3
Door en namens de advocaat van de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de minderjarigen langdurig bij de vader en de stiefmoeder hebben verbleven. De moeder heeft zich hiertegen vanaf het begin verzet. Zij had grote zorgen over de veiligheid van de minderjarigen in de thuissituatie van de vader, maar werd hierin niet gehoord. Hetzelfde geldt voor de minderjarigen. De minderjarigen hebben meerdere keren aangegeven het niet fijn en prettig te hebben bij de vader vanwege het geweld dat naar hen werd gepleegd, maar hierop werd niet gereageerd. Dit heeft het vertrouwen van zowel de moeder als de minderjarigen in instanties een enorme knauw gegeven. Uiteindelijk zijn de minderjarigen begin augustus 2023 toch gehoord, waarna zij bij de moeder zijn geplaatst. Belangrijk is dat de minderjarigen gaan verwerken wat er met hen in de afgelopen jaren is gebeurd. Ook moeten zij weer vertrouwen krijgen in instanties en moet ingezet worden op een herstel van de schoolgang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Een terugplaatsing van de minderjarigen bij de vader zou zeer schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De moeder staat dan ook achter een toewijzing van het resterende verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij haar. De moeder biedt de minderjarigen een veilige en stabiele thuissituatie en werkt mee aan alle noodzakelijk geachte hulpverlening. Zij houdt het contact tussen de minderjarigen en de vader bovendien niet af. De moeder heeft niet de opzet om de vader uit het leven van de minderjarigen te weren. Wel acht de moeder het belangrijk dat het contact tussen de vader en de minderjarigen veilig plaatsvindt.
4.4
Door de Raad is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat bij alle drie de minderjarigen, maar met name bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , sprake is van heftige en extreme gedragsproblematiek. Het is heel knap van de moeder dat zij op dit gedrag weet in te spelen en in de behoeften van de minderjarigen kan voorzien. De moeder heeft in het verleden moeite gehad om haar emoties op een goede manier te uiten naar instanties, maar heeft hierin een omslag kunnen maken. De vader mist de minderjarigen en herkent zich niet in de beschuldigingen die de minderjarigen richting hem en de stiefmoeder hebben gedaan. De Raad acht het echter in het belang van de minderjarigen dat hun plaatsing bij de moeder op dit moment wordt voortgezet en adviseert de kinderrechter aldus het resterende verzoek van de GI toe te wijzen. De moeder weet, ondanks de gedragsproblematiek die bij alle drie de minderjarigen speelt, goed aan te sluiten bij de minderjarigen en werkt samen met de GI en alle andere instanties die zijn betrokken. Bovendien staat de moeder open voor hulpverlening voor zowel het gezin als de minderjarigen afzonderlijk. Dit maakt dat er voldoende zicht is op de situatie bij de moeder. De minderjarigen ervaren veel weerstand richting de vader en houden contact vooralsnog af.
4.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben, afzonderlijk van elkaar, in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met hen gaat bij hun moeder en dat zij graag bij haar willen blijven wonen. Zij zouden elke week contact met de vader kunnen hebben onder begeleiding van Sterk Huis, maar hebben hieraan geen behoefte. Zij zien hun vader vaker niet dan wel. [minderjarige 3] heeft in een kort briefje aan de kinderrechter kenbaar gemaakt bij zijn moeder te willen wonen.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter stelt op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht vast dat ten aanzien van de minderjarigen ernstige zorgen over hun ontwikkeling bestaan. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kampen alle drie met trauma en laten gedragsproblematiek zien. Daarnaast verloopt de schoolgang van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zeer moeizaam, waarbij [minderjarige 3] steeds meer moeite lijkt te hebben om zich buiten de woning van de moeder te begeven.
Gebleken is dat de moeder enorm haar best doet om de verzorging en opvoeding van de minderjarigen zo goed mogelijk vorm te geven. Zij weet, ondanks de problematiek die bij de minderjarigen speelt, aan te sluiten bij de minderjarigen en staat daarbij open voor tips en adviezen van de hulpverlening. Daarbij heeft de moeder laten zien haar emoties naar instanties beter te kunnen reguleren en het gesprek met instanties, waar nodig, aan te gaan in plaats van af te wijzen. Dit is een behoorlijke omslag ten aanzien van het verleden. Het contact tussen de minderjarigen en de vader verloopt sinds de uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder helaas zeer moeizaam. De minderjarigen houden het contact met de vader af en geven daarbij duidelijk aan niet bij de vader te willen verblijven.
Gelet op het voorgaande, en de omstandigheid dat alle betrokken partijen tijdens mondelinge behandeling hebben aangegeven in te kunnen stemmen met een voorzetting van het verblijf van de minderjarigen bij de moeder, ziet de kinderrechter aanleiding om het resterende verzoek van de GI toe te wijzen. Een voorzetting van het verblijf van de minderjarigen bij de moeder is op dit moment noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding.
5.2
In een aparte beschikking zal de rechtbank een beslissing nemen op het door de moeder in de zaak met zaaknummer C/02/414115 / FA RK 23-4433 ingediende verzoek om de hoofverblijfplaats van de minderjarigen bij haar in plaats van de vader te bepalen. De GI stelt zich op het standpunt dat het trauma van de minderjarigen is ontstaan in de thuissituatie van de vader. De vader spreekt dit tegen. Belangrijk is dat over de oorzaak van het trauma van de minderjarigen op korte termijn helderheid gaat ontstaan alsook welke hulpverlening voor de minderjarigen moet worden ingezet om het trauma bij de minderjarigen weg te nemen dan wel te verminderen. Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat de GI zich hiervoor inzet, maar te maken heeft met wachtlijsten waardoor hulpverlening voor de minderjarigen minder snel kan worden ingezet dan gewenst voor de minderjarigen. De kinderrechter acht dit schrijnend en niet in het belang van de minderjarigen.
5.3
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, met ingang van 8 januari 2023 tot 19 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. Jansen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 10 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch