[gedaagde] voert verweer.
Hij betwist dat voldoende onderbouwd is dat er sprake is van dringend en duurzaam eigen gebruik door [eiser] . Voor beëindiging van de pachtovereenkomst op grond van art. 7:370 lid 1 sub b BW is het ook niet zo, in tegenstelling tot hetgeen [eiser] stelt, dat het eigenaarsbelang van de verpachter per definitie boven het belang van de pachter gaat als de verpachter de pachtgrond voor zijn eigen agrarische onderneming wil gaan gebruiken en dat de beëindigingsvordering alleen al daarom moet worden gehonoreerd. Bij een beroep op art. 7:370 lid 1 sub b BW moet eerst worden getoetst of het beweerdelijke eigen gebruik daadwerkelijk door de verpachter wordt voorgenomen en of het daadwerkelijk duurzaam, dringend en realiseerbaar is. Het bedrijfsplan maakt onvoldoende aannemelijk dat de drie zonen van [eiser] thans daadwerkelijk werkzaam zijn voor de onderneming van [eiser] en voor hun broodwinning, nu en in de toekomst daarvan afhankelijk zijn.
Bovendien is het bedrijfsplan volgens [gedaagde] onvolledig en onjuist. [eiser] zijn bedrijf is met 135 ha in vrije eigendom toekomstbestendig. De 48 ha verpachte grond heeft hij niet nodig. ABAB, de deskundige van [gedaagde] , concludeert, ook de jaarcijfers van [eiser] van 2021 in aanmerking genomen, dat [eiser] met het eigen gebruik van de 48 ha een voordeel kan behalen van € 5.842,00 en niet het door de heer Maljaars berekende voordeel van € 26.662,00. Als daarbij in aanmerking wordt genomen dat het zelf telen veel grotere risico’s met zich meebrengt dan verpachting, dan wordt aan de eis van dringendheid niet voldaan.
Afgezien daarvan kan de pachtrechter de beëindigingsvordering, ook in die gevallen waarin een dringende noodzaak van eigen gebruik aan de zijde van de verpachter kan worden aangenomen, op basis van de redelijkheid en billijkheid afwijzen als de pachter door de beëindiging van de pacht ernstig in zijn bedrijfsvoering wordt getroffen. Dit brengt met zich mee dat, indien en voor zover door het verlies van het gepachte de grondslag van het maatschappelijk bestaan van de pachter ernstig wordt aangetast, terwijl het voorgenomen eigen gebruik voor de verpachter niet van overwegende betekenis is, de pachtrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de beëindigingsvordering van de verpachter zal moeten afwijzen. Door verlies van de van [eiser] gepachte 48 ha wordt de grondslag van het maatschappelijk bestaan van [gedaagde] ernstig aangetast. Dit betekent nagenoeg een halvering van het vaste areaal waarover hij kan beschikken. [gedaagde] kan, in tegenstelling tot hetgeen [eiser] stelt, niet over 300 ha landbouwgrond beschikken. Bovendien is het gepachte huiskavel. De rentabiliteit van de onderneming valt bij verlies van het gepachte volledig weg. Het voorgenomen eigen gebruik van de pachtgrond is voor [eiser] niet van overwegende betekenis. Het beroep van [eiser] op art. 7:370 lid 1 sub b BW is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en moet om die reden worden afgewezen. Op grond van dezelfde afweging moet ook de op artikel 7:370 lid 1 sub c gegronde beëindigingsvordering van [eiser] worden afgewezen. [eiser] heeft voorts geen, althans een geringer, belang bij het eigen gebruik van het gepachte dan [gedaagde] .