In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die betrekking hebben op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen forensenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020. De rechtbank heeft de beroepen op 9 december 2022 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Belanghebbende is sinds 2015 eigenaar van een woning in de gemeente Schouwen-Duiveland, maar heeft zijn hoofdverblijf buiten deze gemeente. Hij verhuurt de woning via een verhuurbemiddelingsovereenkomst met een B.V. en heeft in de jaren 2018 tot en met 2020 de woning minder dan 275 dagen verhuurd. De heffingsambtenaar heeft aanslagen forensenbelasting opgelegd, die belanghebbende heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd, omdat de woning meer dan 90 dagen per jaar beschikbaar was voor eigen gebruik, ondanks dat belanghebbende deze feitelijk minder dan 90 dagen per jaar heeft gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de forensenbelasting is bedoeld om bij te dragen aan gemeentelijke voorzieningen voor niet-ingezetenen die een woning in de gemeente gebruiken. De rechtbank concludeert dat de woning in de jaren 2018 en 2019 meer dan 90 dagen beschikbaar was voor belanghebbende en zijn gezin, en dat de aanslagen voor deze jaren in stand blijven. Voor het jaar 2020 geldt dat de woning tot 1 juni 2020 volledig beschikbaar was voor eigen gebruik, en dat de nieuwe overeenkomst geen terugwerkende kracht heeft. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de aanslagen forensenbelasting.