ECLI:NL:RBZWB:2024:1006

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/02/408237 / JE RK 23-594
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 januari 2024, en de kinderrechter heeft nu besloten deze te verlengen tot 29 april 2024. De zaak betreft de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], en de betrokken ouders, de moeder en de vader, die beiden juridische vertegenwoordiging hebben. De moeder heeft significante stappen gezet in haar rol als ouder en werkt goed samen met de hulpverlening. De vader heeft echter problemen met het nakomen van afspraken, wat leidt tot zorgen over de omgang met [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de onvoorspelbaarheid van de vader en de impact daarvan op [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie zorgvuldig moet worden gevolgd en dat er een borgingsplan moet worden opgesteld voor de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408237 / JE RK 23-594
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda.

Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 december 2023
en alle daarin genoemde stukken;
- het op 19 december 2023 ingekomen verslag van de GI, gedateerd 6 november 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
18 januari 2024.
Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • mevrouw [naam], vertegenwoordigende de GI.

Het resterende verzoek

Bij voormelde beschikking is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 29 december 2023 tot 26 januari 2024. De behandeling van het nog resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 29 april 2024 is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, waarvoor de GI, de moeder en haar advocaat en de vader en zijn advocaat zijn opgeroepen om nader op het resterende verzoek te worden gehoord.
De GI is verzocht schriftelijk verslag uit te brengen over het verloop van de maatregel, de hulpverlening en de voortgang van de begeleide contacten tussen [minderjarige] en de vader, alsmede haar standpunt ten aanzien van het resterende deel van het verzoek.

De standpunten

De GI heeft schriftelijk bericht en mondeling aanvullend toegelicht als hierna weergegeven.
De moeder heeft laten zien dat zij snel keuzes maakt die niet altijd in het belang van [minderjarige] zijn. Dit wordt vooral gezien in het aangaan van relaties en het snelle kennismaken met haar nieuwe partner(s). De moeder lijkt in die situaties haar eigen belang voor te laten gaan op de belangen van [minderjarige] . Daarom verblijft de moeder met [minderjarige] in een moeder- kindhuis op een geheime locatie. De moeder stond daar meteen voor open en zij is direct vol aan de slag gegaan met haar doelen. Vervolgens heeft zij een groei doorgemaakt en handelt zij steeds meer in het belang van [minderjarige] , waarbij ook wordt gezien dat de oma moederszijde meer op de achtergrond is geraakt ten gunste van de moeder. Vastgesteld wordt dat de moeder trouw meewerkt met de hulpverlening en dat zij de hulpverlening op zoekt wanneer zij vragen heeft of zij ergens mee zit.
De moeder blijft angst houden richting de vader, maar desondanks zet zij zich in om de bezoeken tussen hem en [minderjarige] door te laten gaan. Daarbij speelt een belangrijke rol dat zij in ziet dat deze bezoeken belangrijk zijn voor de identiteitsontwikkeling van haar dochter. Wel is er de laatste tijd erg veel onrust aan vaderszijde, waardoor de GI regelmatig zorgmeldingen ontvangt van het Veiligheidshuis en de politie.
De omgang tussen [minderjarige] en haar vader verloopt erg moeizaam. De vader heeft circa acht van de tien bezoeken afgezegd, vaak op het allerlaatste moment, terwijl [minderjarige] op haar vader aan het wachten was en zij op het contactmoment was voorbereid. Als een bezoek niet doorgaat is dit voor [minderjarige] erg moeilijk te begrijpen. Gezien haar ontwikkelingsachterstand en verwerkingsproces is voor haar nodig dat zij goed wordt voorbereid op schakelmomenten waaronder een bezoekmoment. Wanneer bezoekmomenten niet doorgaan merkt de moeder dit meteen aan [minderjarige] ’s gedrag. Zij heeft dan last van boze buien en zij zoekt veel nabijheid
van haar moeder.
De bezoekfrequentie is gewijzigd van één maal per twee weken naar één maal per maand. Dit om [minderjarige] meer rust te geven en de vader de mogelijkheid te bieden om trouw te worden in het nakomen van afspraken. Echter hebben van de drie bezoekmomenten er intussen twee wegens afmelding van de vader geen doorgang gevonden. Daarover heeft de vader aangegeven dat er momenteel veel speelt in zijn leven. Zijn jongste dochter die ook onder de jeugdbescherming valt, is uit huis geplaatst. Daarnaast heeft hij een zeer agressieve houding naar de moeder van dit meisje gehad. Hij is daardoor met justitie in aanraking gekomen en draagt momenteel een enkelband. Onduidelijk is of de vader alsnog een detentie wacht. Momenteel wordt nauwlettend gevolgd waar hij zich ophoudt; het is één maal voorgekomen dat de vader niet kon worden getraceerd. Dit is door de begeleiding met de moeder besproken, waarop zij extra ondersteuning heeft gekregen. Voor de moeder hebben de spanningen rondom de vader gezorgd voor een kleine terugval voor wat betreft haar veiligheid. Om die reden is ervoor gekozen dat [minderjarige] en de moeder nog steeds een geheime plaatsing hebben.
Voor zover de bezoeken tussen de vader en [minderjarige] begeleid door SDW doorgang vinden, wordt een positief verloop en een betrokken vader gezien. Echter heeft [minderjarige] het ook nodig dat er een betrouwbare vader is die zijn bezoeken niet zomaar afzegt. Op dit moment zijn er maar sporadisch bezoekmomenten, wat maakt dat er geen veiligheid ontstaat voor [minderjarige] en zij niet weet waar ze aan toe is. Gezien de situatie rondom de vader en zijn onvoorspelbaarheid wordt begeleiding bij de omgang nog steeds noodzakelijk geacht.
De GI concludeert dat met betrekking tot de moeder-kind situatie er geen sprake meer is van zorgen waarvoor een verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is. Dit ligt anders waar het de omgang tussen [minderjarige] en de vader betreft. Gezien het verloop daarvan kan nu niet worden vastgesteld of het mogelijk is om terug te gaan naar de oorspronkelijke contactfrequentie van één maal per twee weken en of de hulpverlening geleidelijk van een verplicht naar een vrijwillig kader zal kunnen worden afgeschaald. Dit hangt met name af van de mate waarin de vader in staat zal zijn toekomstige contactafspraken met [minderjarige] consequent na te komen. Er zal bovendien een borgingsplan dienen te worden opgesteld. De GI handhaaft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de nog resterende periode. In het geval dat de rechtbank aanleiding mocht zien de ondertoezichtstelling te verlengen voor een beperkte(re) periode en de beslissing op het dan nog resterende verzoek aan te houden om een tussentijds toetsmoment te creëren kan de GI daar achter staan.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de vader is - samengevat - aangevoerd dat er momenteel in het leven van de vader erg veel speelt. Naast het dragen van de enkelband is sprake van afzonderlijke contactregelingen met nog twee kinderen uit andere relaties en een EMDR traject, waarvoor hij op de wachtlijst staat. De vader krijgt momenteel begeleiding vanuit Amarant en de Reclassering wat positief verloopt. Voor het EMDR traject zal de begeleiding door Fivoor worden geboden. Er lijkt geleidelijk aan meer stabiliteit te komen, vooral sinds de oudercommunicatie over [minderjarige] rustiger verloopt. Gezien deze ontwikkeling zou de vader graag zien dat de frequentie van het contact tussen hem en [minderjarige] naar één maal per twee weken wordt hersteld. Het ontbreekt de vader momenteel aan perspectief nu hij gevoelsmatig wordt afgerekend op hetgeen hij niet goed heeft gedaan. De vader vraagt om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor twee maanden, met een toetsmoment. Van belang is dat intussen de omgang tussen de vader en [minderjarige] wordt geïntensiveerd en dat het verloop daarvan wordt gevolgd en wordt afgewacht of het dan al voldoende verantwoord wordt gevonden om de hulpverlening van een verplicht naar een vrijwillig kader over te laten gaan. Daarbij wordt betrokken dat er een afzonderlijke bodemprocedure inzake een zorg- en contactregeling loopt, waarin er nog geen definitieve duidelijkheid is. Er dient daarom een concreet plan te worden opgesteld, dat voor de komende tijd duidelijkheid en houvast biedt omtrent de frequentie van het contact tussen [minderjarige] en de vader en in hoeverre daarbij begeleiding (nog) noodzakelijk wordt geacht. Een mogelijk alternatief zou kunnen zijn de omgang te laten plaats vinden met een frequentie van één maal per drie weken. Voorkomen moet worden dat door het te vroeg loslaten van het verplichte kader de ouders onvoldoende hebben om op te kunnen terugvallen en zij aan de bureaucratie overgeleverd raken.
Door en namens de moeder is - samengevat - aangevoerd dat de moeder in de afgelopen tijd als ouder een goede groei heeft doorgemaakt. Verder vindt de moeder het in het belang van [minderjarige] dat zij structureel contact met haar vader kan hebben. Dat de tot dusver geplande contactmomenten deels niet door zijn gegaan vindt de moeder een teleurstelling. Ook heeft de moeder zorgen, omdat zij en [minderjarige] al veel hebben meegemaakt. De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige] nog nodig. De grondslag daarvoor wordt wel dunner. Maar de onduidelijkheid rondom het contact tussen [minderjarige] en de vader de vraag hoe dat in de toekomst zal gaan, maken dat het te vroeg is om de verplichte hulp van de ondertoezichtstelling los te laten. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een kortere periode, met aanhouding van de rest van het verzoek, lijkt niet de meest voor de hand liggende optie. Dit is voor de GI onwenselijk. Bovendien kan het contact tussen [minderjarige] en de vader in de afzonderlijke bodemprocedure gemonitord blijven worden.

De nadere beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
De afgelopen periode is er hard aan de doelen van de ondertoezichtstelling gewerkt. De moeder verdient een compliment voor de stappen die zij heeft gezet. Zij is volgens de GI en de hulpverlening echt gegroeid in haar rol als moeder. Verder staat zij goed open voor de hulpverlening en komt ze zelf met vragen, als ze die heeft. Ze pakt tips en adviezen goed op. Ook verdienen beide ouders een compliment over hoe zij bezig zijn om het contact tussen hun over [minderjarige] te verbeteren. Dat was eerst echt moeilijk, maar nu zijn de mails en berichten tussen de ouders rustig.
Helaas zijn er nog wel zorgen over de omgang tussen [minderjarige] en de vader. Als de vader en [minderjarige] elkaar zien, dan gaat dat heel goed. De vader kan heel goed bij [minderjarige] aansluiten, is liefdevol en kan open en veilig het contact vormgeven. Helaas is hij niet altijd open geweest naar de hulpverlening, zodat er grote zorgen ontstonden toen hij een terugval bleek te hebben in gewelddadig gedrag. Nu is de relatie van de vader verbroken en lijkt het ruster te worden. Ook staat de vader op de wachtlijst voor traumabehandeling, zodat hij hopelijk ook geen terugval meer krijgt in gewelddadig gedrag. Maar, door alles wat er speelt in het leven van de vader, lukt het hem lang niet altijd om de afspraken met [minderjarige] na te komen. Als hij afzegt, is dat vaak op het laatste moment. Dat is niet goed voor [minderjarige] , omdat zij dan al is voorbereid op het contact moment en achteraf met boze buien laat merken dat zij hier last van heeft. De GI heeft daarom de contacten verminderd van één keer per twee weken naar één keer per maand. De kinderrechter snapt dat de vader dit liever anders zou zien, maar hij zal nu toch moeten gaan laten zien dat hij deze afspraken betrouwbaar na kan komen.
Dat er nu minder contact is, is daarom heel begrijpelijk.
Namens de vader is gevraagd om een toetsmoment, omdat de angst is dat de ondertoezichtstelling anders wordt afgeraffeld en er te snel wordt overgestapt naar het vrijwillig kader. De kinderrechter heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat een afsluiting van de ondertoezichtstelling binnen de 3 maanden die nu nog resteren, niet mogelijk lijkt. De bezoeken tussen de vader en [minderjarige] zijn pas net teruggebracht naar één keer per maand, en er moet nog gekeken worden hoe dat verloopt. Daarna kan pas gekeken worden hoe het contact er zonder een ondertoezichtstelling uit zou moeten zien, welke hulpverlening daar eventueel bij nodig is en hoe dit verder vorm moet krijgen. Met al het werk dat ouders al gedaan hebben, moet dit zorgvuldig gebeuren. Een (korte) verlenging van de ondertoezichtstelling na de huidige periode, lijkt dan ook nog voor de hand te liggen. Een toetsmoment is nu een te grote belasting voor de ouders, [minderjarige] , hulpverlening en de GI, in de korte periode die er nog is.
Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling, als bedoeld in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:255. Daarom zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden verlengd voor de nog resterende periode, te weten tot 29 april 2024.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 26 januari 2024 tot 29 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.