ECLI:NL:RBZWB:2024:1037

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416838 / JE RK 23-2170
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van een contactregeling voor een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Brabant. Het verzoek betreft de vaststelling van een contactregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2021, die onder toezicht is gesteld. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben moeite om afspraken te maken over de zorg- en opvoedingstaken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI de regie moet voeren over de contactmomenten, gezien de onduidelijkheid en spanningen die tussen de ouders bestaan. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun bereidheid om samen te werken en heeft de GI de bevoegdheid gegeven om de contactregeling te wijzigen en uit te breiden, met inachtneming van de belangen van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn aangemoedigd om te blijven werken aan hun communicatie en samenwerking in het belang van hun kind.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416838 / JE RK 23-2170
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een contactregeling (artikel 1:265g BW)
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Tilburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 november 2023;
- de brief van de GI met bijlagen van 7 december 2023;
- de brief met bijlage van 8 februari 2024 van mr. Van Tol-Macharoblishvili.
1.2
Op 15 februari 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 19 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar.
2.4
De kinderrechter is er ambtshalve mee bekend dat er tussen de ouders verschillende procedures zijn gevoerd ten aanzien van het contact tussen de man en [minderjarige] .
Laatstelijk, voor zover hier van belang, heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 19 januari 2024, de vrouw bevolen haar medewerking te verlenen aan een voorlopige contactregeling tussen de man en [minderjarige] , waarbij deze contact met elkaar hebben wekelijks op woensdag van 11.15 uur tot 15.15 uur, waarbij de vrouw [minderjarige] op woensdag na zwemles (11.15 uur) naar de man brengt en de man [minderjarige] weer terugbrengt bij de vrouw, waarbij de man om 15.15 uur vanuit zijn woning vertrekt, alsmede iedere zaterdag van 11.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de man [minderjarige] bij de vrouw ophaalt en hem bij haar weer terugbrengt. De voorzieningenrechter heeft daarbij bepaald dat de vrouw een dwangsom van € 250,= per dag zal verbeuren, indien zij in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met de bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 7.500,= kan worden verbeurd.
2.5
Momenteel is er tussen partijen een bodemprocedure aanhangig, bekend onder het zaaknummer C/02/394320 / FA RK 22-481, waarbij centraal staan de verzoeken van de man om een informatieregeling alsmede een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt:
1. op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedtaken als volgt te wijzigen:
a. Op woensdag:
 Is de omgang tussen de vader en [minderjarige] van 11:00 uur tot 15:00 uur in de woning van de vader, dit is exclusief reistijd.
De moeder brengt [minderjarige] naar de vader en zorgt dat [minderjarige] om 11:00 uur bij de vader is. De vader brengt [minderjarige] terug naar de moeder en rijdt om 15:00 uur weg bij zijn huis en is rond 15:15 uur bij de moeder;
b. Op zaterdag:
 Is de omgang tussen de vader en [minderjarige] van 11:00 uur tot 15:00 uur in de woning van de vader, dit is exclusief reistijd.
De vader haalt [minderjarige] om 10:45 uur op bij de moeder en [minderjarige] staan dan klaar voor vertrek.
De vader brengt [minderjarige] terug naar de moeder en rijdt om 15;00 uur weg bij zijn huis en is rond 15:15 uur bij de moeder;
c. De GI heeft de regie over het uitbreiden van de omgang tussen de vader en [minderjarige]
d. De GI heeft de regie over de invulling van/het verplaatsen van de omgangsmomenten tijdens de vakanties;
waarbij geldt dat deze regietaak ten aanzien van de uitbreiding van de omgang en de invulling van vakanties voor de duur van zes maanden bij de GI wordt belegd;
2. de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling wijzigt de GI het verzoek, in die zin dat de onderdelen a. en b. worden ingetrokken en dat onderdeel c. komt te luiden als volgt: c. De GI heeft de regie over (het uitbreiden van) de omgang tussen de vader en [minderjarige] .

4.De standpunten

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek voert de GI schriftelijk, samengevat, het volgende aan.
De afgelopen periode is gebleken dat de ouders niet met elkaar tot afspraken kunnen komen in het belang van [minderjarige] . Het gaat dan over de invulling van het contact, over het verplaatsen van de contactmomenten, over het halen en brengen en over de tijdstippen. Dit zorgt voor veel onrust en spanningen waar [minderjarige] getuige van is. [minderjarige] laat bij de gastouder wisselend gedrag zien en onduidelijk is waar dit gedrag vandaan komt. De GI acht het van belang dat de afspraken over het contact duidelijk zijn en dat deze in een beschikking komen te staan zodat de hulpverlening met de ouders aan de slag kan wat betreft de communicatie en de opvoedsituatie, zonder dat hierin strijd is over de zorgregeling. De GezinsManager is inmiddels bij de ouders en [minderjarige] betrokken. Eerder heeft de GI een aankondiging schriftelijke aanwijzing gestuurd naar de ouders om duidelijkheid te scheppen over het halen en brengen van [minderjarige] en over de reistijd. De GI heeft daarna echter besloten dat het onderliggende verzoek meer passend is. Ook is het verzoek ingediend om de regie bij de GI te beleggen zodat zonder tussenkomst van de kinderrechter tot een uitbreiding van de zorgregeling kan worden overgegaan.
In aanvulling hierop wordt tijdens de mondelinge behandeling namens de GI, samengevat, nog het volgende aangevoerd. De GI is bekend met het vonnis van 19 januari 2024. Dit vonnis is gewezen nadat de GI het onderhavige verzoek had ingediend. De contactregeling zoals deze nu is, loopt goed. De GI ziet daarom reden onderdeel a. en b. van het verzoek in te trekken en de zorgregeling zoals deze nu is, te blijven volgen. Met name van belang is dat er voor de ouders een duidelijke contactregeling op papier komt te staan en dat de GI regie kan voeren als er sprake is van discussie over een wijziging van de zorgregeling. Een voorbeeld daarvan is de discussie over het contact tussen de man en [minderjarige] in het weekend van 17 februari 2024. De GI wil in de toekomst zelf kunnen afwegen wat de mogelijkheden in contact zijn en wat het meest in het belang van [minderjarige] is. Daarbij komt ook dat de GI de zorgregeling uit wil kunnen breiden. De GI hoopt dat hiermee voor de ouders rust ontstaat en dat deze zich kunnen richten op de hulpverlening vanuit De GezinsManager.
4.2
Door en namens de moeder wordt, samengevat, aangevoerd dat de zorgregeling uit het vonnis van 19 januari 2024 goed loopt. Het doet [minderjarige] zichtbaar goed dat hij zijn zwemles af kan maken en dat hij zich niet hoeft te haasten om naar zijn vader te gaan. Volgens de moeder heeft zij fijne gesprekken bij De GezinsManager. Zij erkent dat er tussen de ouders discussie blijft ontstaan over de wisselingen van de zorgregeling. Zo heeft de vrouw de man gevraagd of het contact op zaterdag 17 februari 2024 kan worden verplaatst. De vrouw deed de man verschillende voorstellen, waarna hij eerst toestemming gaf en hij deze later toch weer introk. De vrouw is het ermee eens dat de GI de regie moet krijgen over de zorgregeling, ook tijdens de vakanties. Ook is het fijn dat de GI knopen kan doorhakken over een eventuele uitbreiding van de zorgregeling. De vrouw beaamt dat partijen bij De GezinsManager moeten werken aan hun onderlinge communicatie.
4.3
Door en namens de vader wordt, samengevat, aangevoerd dat de zorgregeling zoals deze nu is, inderdaad goed verloopt. In de visie van de man kan en moet de regeling worden uitgebreid. Met name de regeling tijdens de vakanties, is een jaarlijks terugkerend discussiepunt tussen partijen. Omdat de ouders er samen niet aan uitkomen, ziet de vader het als noodzakelijk dat de GI hierin de regie kan voeren. De man erkent dat de vrouw hem verschillende voorstellen heeft gedaan ten aanzien van het contact op 17 februari 2024. De man kan er alsnog mee akkoord gaan als dit contactmoment niet doorgaat en dat die wordt ingehaald op woensdag 21 februari 2024. Evenals de vrouw ervaart de man de hulpverlening vanuit De GezinsManager als prettig. De man vindt het belangrijk dat partijen werken aan hun onderlinge communicatie en dat zij zich aan daarover gemaakte afspraken houden.
4.4
De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt.
De Raad kan zich achter het (gewijzigde) verzoek van de GI scharen. De Raad geeft de ouders een compliment dat deze dzelf ook achter het verzoek van de GI staan en dat zij tot een oplossing zijn gekomen ten aanzien van het contact op 17 februari 2024.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van zorg- en opvoedtaken of een regeling in zake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op basis van het tweede lid kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling acht de kinderrechter het van belang dat de GI de regie kan voeren over de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] . De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat tussen partijen in dat kader verschillende procedures hebben gespeeld en dat het hen niet lukt om er samen aan uit te komen. Dit leidt keer op keer tot discussies en daarmee tot spanningen, die ook [minderjarige] zal voelen. Exemplarisch daarvoor is de discussie die speelde rondom de zwemles van [minderjarige] , waarin het vonnis van 19 januari 2024 uiteindelijk uitkomst bood, alsook de discussie bij deze mondelinge behandeling over het contact tussen de man en [minderjarige] op 17 februari 2024.
5.3
Hoewel de kinderrechter ziet dat de ouders bereidwillig zijn om met elkaar tot oplossingen te komen, lijkt het hen samen niet te lukken. De kinderrechter gaat hierbij uit van onmacht en niet van onwil. Des te meer is het van belang dat de GI in de toekomst knopen kan doorhakken en dat deze de zorgregeling eventueel kan uitbreiden, wijzigen en, voor zover dit ziet op de vakanties, deze ook kan vaststellen.
5.4
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat partijen zich niet tegen het verzoek van de GI verzetten. Evenals de Raad, maakt de kinderrechters de ouders daarvoor een compliment. Immers, wanneer beide neuzen dezelfde kant op staat, ontstaat er een groter draagvlak en zal [minderjarige] dat ook merken. Ook ziet de kinderrechter dat de hulpverlening vanuit De GezinsManager de ouders helpt. Het is daarbij belangrijk dat De GezinsManager zich niet alleen zal concentreren op de zorgregeling, maar zeker ook op de onderlinge communicatie tussen de ouders.
5.5
Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI, ten aanzien van de onderdelen c. en d. toewijzen. Nu de onderdelen a. en b. van het verzoek door de GI zijn ingetrokken, zal de kinderrechter die onderdelen van het verzoek afwijzen. De kinderrechter gaat er daarmee van uit dat de
voorlopige zorgregeling, zoals die is bepaald in het vonnis van 19 januari 2024, voorlopig blijft gelden, totdat er in de bodemprocedure hierover anders is beslist óf totdat de GI een uitbereiding heeft bepaald óf totdat de GI een zorgregeling tijdens de vakanties heeft bepaald.
5.6
Daarnaast merkt de kinderrechter nog het volgende op.
Over het gedeelte van het verzoek van de GI, waarin wordt verzocht dat de regietaak voor de duur van zes maanden bij de GI wordt belegd, merkt de kinderrechter op dat de regietaak enkel geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling. Nu de ondertoezichtstelling vooralsnog loopt tot 19 juni 2024, gaat de bevoegdheid van de GI (vanzelfsprekend) niet verder dan die periode.
Overeenstemming
5.7
De kinderrechter heeft kennis genomen van het discussiepunt tussen de ouders over het contactmoment tussen de man en [minderjarige] op zaterdag 17 februari 2024. De vrouw wenst met [minderjarige] naar de turnwedstrijd van haar dochter [naam] te gaan kijken. De vrouw heeft de man voorstellen gedaan om tot een compensatie voor die zaterdag te komen. De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat de ouders bij de mondelinge behandeling– alsnog – met elkaar tot overeenstemming zijn gekomen.
Die overeenstemming houdt het volgende in:
Het contact tussen de man en [minderjarige] op zaterdag 17 februari 2024 vervalt en zal worden ingehaald op woensdag 21 februari 2024, waarbij de man en [minderjarige] contact met elkaar hebben van 11.15 uur tot 18.15 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op woensdag na de zwemles (om 11.15 uur) naar de vader brengt en waarbij de vader [minderjarige] weer terugbrengt bij de moeder. De kinderrechter zal deze overeenstemming niet opnemen in het dictum van de te wijzen beschikking nu daartoe namens de ouders geen verzoek is gedaan.
5.8
Tot slot geeft de kinderrechter de moeder nog het volgende mee.
Ondanks dat de kinderrechter begrip heeft voor de moeder, dat een wijziging van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] soms nodig is, dient zij zich ook te beseffen dat dit niet altijd haalbaar zal zijn. Het contact tussen de vader en [minderjarige] is een groot goed en het kan soms voorkomen dat andere afspraken (zoals het met [minderjarige] kijken naar een turnwedstrijd) daarvoor moeten wijken. Het is in het vervolg aan de GI om hierover de regie te voeren.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.1
Een en ander betekent dat de kinderrechter als volgt beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
bepaalt dat de GI:
- de regie voert over het (uitbreiden van het) contact tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats];
- de regie heeft over de invulling van/het verplaatsen van de contactmomenten tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] tijdens de vakanties;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.