ECLI:NL:RBZWB:2024:1040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
C/02/419307 / JE RK 24-292
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 19 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in 2009, in het kader van jeugdbescherming. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De minderjarige, die sinds augustus 2023 bij haar vader verblijft, vertoont ernstige gedragsproblemen, waaronder suïcidale gedachten en automutilatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige bestaat, waardoor een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht.

De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin en/of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Dit besluit is genomen na zorgwekkende signalen over de geestelijke gezondheid van de minderjarige, die onder toezicht is gesteld van de GI. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige heeft momenteel geen contact met de moeder. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft ook bepaald dat de ouders en hun advocaten de gelegenheid krijgen om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling. De minderjarige zal worden uitgenodigd voor een kindgesprek om haar mening kenbaar te maken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op 20 februari 2024 is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/ 419307 JERK 24-292 (spoed)
C/02/ 419308 JERK 24-293 (regulier)
Datum uitspraak: 19 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader.
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van 19 februari 2024;
- het verzoek met bijlagen van 20 februari 2024, ingekomen ter griffie op diezelfde datum.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 3 januari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, voor de duur van zes maanden.
2.3
[minderjarige] verblijft op grond van voorgaande machtiging bij de vader.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt met spoed een ‘brede’ machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van twee weken en om deze beschikking onverwijld af te geven, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen.
3.2
Daarnaast verzoekt de GI om [minderjarige] ‘met een brede machtiging’ aansluitend uit huis te mogen plaatsen voor de duur van zes maanden.
3.3
De GI verzoekt verder om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3
Op grond van het mondelinge verzoek, zoals ook is weergegeven in het schriftelijk verzoek, is gebleken dat [minderjarige] sinds augustus 2023 bij haar vader woont, in verband met suïcidale uitingen en automutilatie bij de moeder thuis. Eerder woonde [minderjarige] korte tijd in een netwerkpleeggezin, waar zij door de moeder op enig moment is weg gehaald. Bij [minderjarige] is sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Op 19 februari 2024 is de GI ingelicht over de huidige situatie van [minderjarige] . Zij heeft zichzelf in haar nek gesneden, welke snijwond ook op school is geconstateerd, en heeft aangegeven zichzelf eenzaam te voelen en het idee te hebben dat zij vooral voor zichzelf moet zorgen. [minderjarige] geeft bovendien aan dat zij suïcidale gedachten heeft alsook concrete plannen daarvoor. Aan twee schoolvriendinnen heeft [minderjarige] een afscheidsbericht gestuurd. [minderjarige] snijdt zichzelf dagelijks in haar armen en benen, waarmee zij twee weken geleden is begonnen. Voornoemde situatie baart de kinderrechter ernstige zorgen.
4.4
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst, anders dan bij de vader, en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft op dit moment geen contact met de moeder. Op maandag en op vrijdag gaat [minderjarige] reeds naar een netwerkpleeggezin, waar zij overdag al is. Omdat [minderjarige] rust ervaart in dit netwerkpleeggezin én zij er tegenop ziet om naar de vader te gaan, acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend in een voorziening voor pleegzorg, zijnde voormeld netwerkpleeggezin. In de komende periode dient de GI nog te bezien welke plek voor [minderjarige] het best passend en meest veilig is, reden waarom de GI om een brede (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht. De kinderrechter acht het van belang dat het in de komende twee weken óók mogelijk moet zijn om [minderjarige] elders dan in het netwerkpleeggezin te plaatsen. De kinderrechter zal het (spoed)verzoek van de GI om een brede machtiging in die zin toewijzen, dat óók wordt toegestaan om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, als dit door de GI noodzakelijk en in het belang van [minderjarige] wordt geacht. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI tijdens na te melden mondelinge behandeling nader kan toelichten welke plek de GI voor [minderjarige] uiteindelijk nodig wordt acht.
4.5
Op basis van de Tijdelijke beleidsregel pilot kosteloze rechtsbijstand en de omstandigheid dat het hoofdverblijf van [minderjarige] weliswaar bij de moeder is, maar dat zij reeds sinds augustus 2023 feitelijk bij de vader verblijft, zal voor ieder van de gezagdragende ouders een advocaat worden aangewezen. Op het moment van de schriftelijke uitwerking van de beslissing waren de namen van de advocaten nog niet bekend.
4.6
De GI, de ouders en hun advocaten worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna vermelde mondelinge behandeling. [minderjarige] krijgt de mogelijkheid om haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Zij krijgt hiervoor een aparte uitnodiging. De kinderrechter geeft [minderjarige] mee dat het haar ook vrijstaat om de kinderrechter een brief te schrijven.
4.7
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twee weken worden verleend, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek.
4.8
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) én een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 19 februari 2024 tot 4 maart 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek om een (aansluitende) machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Tempel), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de ouders, hun advocaten en de GI;
5.5
bepaalt dat [minderjarige] door de griffier bij separate brief wordt opgeroepen om, als zij dat wil, haar mening kenbaar te maken tijdens een kindgesprek;
5.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024 door mr. De Graaf, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 februari 2024 door mr. De Graaf, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.