ECLI:NL:RBZWB:2024:1076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
C/02/415746 / FA RK 23-5231
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voogdij en benoeming van een gecertificeerde instelling als voogdes over een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van de voogdij van de tante over de minderjarige [minderjarige] en de benoeming van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als nieuwe voogdes. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de voogdij van de tante beëindigd moest worden vanwege haar overbelasting en het gebrek aan vermogen om de zorg voor [minderjarige] adequaat te vervullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich positief ontwikkelt in het gezin van de pleegouders, maar dat het ontbreken van contact met zijn moeder, [de minderjarige moeder], negatieve gevolgen kan hebben voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de problematiek van [de minderjarige moeder], die gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis en andere gedragsproblemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is om de voogdij van de tante te beëindigen en de GI te benoemen als nieuwe voogdes, zodat er gewerkt kan worden aan het herstel van het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/415746 / FA RK 23-5231
Datum uitspraak: 19 februari 2024
beschikking over beëindiging voogdij en benoeming voogdes
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Middelburg,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag 1] 2022 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden gezien:
[de tante],
hierna te noemen: de tante,
wonende in [plaats 2] ,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders (van [minderjarige] ),
wonende in [plaats 3] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd in Middelburg.
Tevens is in deze zaak betrokken:
[de minderjarige moeder], de nu nog minderjarige moeder van [minderjarige] ,
hierna te noemen: [de minderjarige moeder] ,
advocaat: mr. M. Kalle in Middelburg.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het verzoek met bijlage van de Raad van 1 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 1 november 2023;
- het Corv-formulier met bijlagen van de Raad van 8 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 8 november 2023, waaronder de bereidverklaring van de GI van 1 november 2023;
- het e-mailbericht van mr. Kalle van 22 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 22 december 2023.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 3 januari 2024. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter gesproken met de [de minderjarige moeder] , in tegenwoordigheid van mr. Kalle. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig de heer [pleegvader] , de pleegvader van [minderjarige] , twee vertegenwoordigsters namens de GI, een vertegenwoordigster namens de Raad en mr. Kalle namens [de minderjarige moeder] .
1.3
De rechtbank stelt vast dat ondanks dat de tante behoorlijk is opgeroepen, zij (met bericht van afmelding) niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen.
1.4
Het onderhavige verzoek met betrekking tot [minderjarige] hangt nauw samen met het door de Raad ingediende verzoek met betrekking tot [de minderjarige moeder] in de zaak met zaaknummer C/02/415555 / FA RK 23-5135. Met instemming van [de minderjarige moeder] heeft de rechtbank beide zaken tegelijkertijd behandeld. In de zaak van de Raad met betrekking tot [de minderjarige moeder] met kenmerk FA RK 23-5135 is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
De moeder van [minderjarige] is [de minderjarige moeder] , geboren op [geboortedag 2] 2007 in [plaats 3] . De moeder is aldus minderjarig en niet bevoegd om het ouderlijk gezag uit te oefenen.
2.2
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 februari 2022 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] voor de duur van twee weken, te weten tot 1 maart 2022, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 februari 2022 is de voorlopige voogdij over [minderjarige] verlengd, met ingang van 1 maart 2022 en tot 15 mei 2022.
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2022 is de tante tot voogdes over [minderjarige] benoemd.
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 september 2023 is het verzoek van de Raad om zonder horen van de belanghebbenden te beslissen tot schorsing van de voogdij van de tante over [minderjarige] afgewezen, onder aanhouding van het restant-verzoek.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 september 2023 is de uitoefening van de voogdij door de tante geschorst met ingang van 19 september 2023. In de genoemde beschikking is de GI met de voorlopige voogdij belast over [minderjarige] , met ingang van 19 september 2023 en tot 19 december 2023. Ook is in die beschikking vastgesteld dat de voorlopige voogdij ook ná 18 december 2023 doorloopt, indien uiterlijk op die datum een definitieve voorziening in de voogdij over [minderjarige] is verzocht.
2.7
[minderjarige] verblijft in het gezin van [de pleegouders] .

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om de voogdij van mevrouw [de tante] , over [minderjarige] te beëindigen.
3.2
De Raad verzoekt, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, om gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland in Middelburg tot voogdes over [minderjarige] te benoemen.

4.De beoordeling

Mening van [de minderjarige moeder]
4.1
heeft verteld dat zij geen verweer voert tegen het verzoek van de Raad. Op dit moment verblijft [de minderjarige moeder] in het gezin van mevrouw [naam] , de moeder van een vriend van [de minderjarige moeder] . Daar gaat het goed. Bij mevrouw [naam] zijn er huisregels over onder andere dat [de minderjarige moeder] haar locatie op haar mobiele telefoon moet aanzetten als zij naar buiten gaat en over het gebruik van drugs. [de minderjarige moeder] gebruikt op dit moment nog drugs, maar is bezig om het gebruik daarvan te minderen en te beperken. Hiernaast heeft [de minderjarige moeder] gezegd dat zij een goede relatie met mevrouw [naam] heeft, dat zij haar vertrouwt en met haar dingen kan bespreken. [de minderjarige moeder] gaat nadenken of zij een vorm van therapie wil gaan volgen, maar dit blijft een moeilijk punt. Zij vindt het in ieder geval geen goed idee om een vorm van hulpverlening vanuit de [hulpverlener 1] te krijgen. Voorts is door [de minderjarige moeder] aangegeven dat zij is gestopt met de horecaopleiding, maar dat zij bekijkt of zij een visagie-opleiding kan gaan volgen. Bij het zoeken naar de juiste opleiding wordt zij gesteund door mevrouw [naam] . Ook is [de minderjarige moeder] gestopt met haar bijbaan, maar heeft gesolliciteerd of gaat solliciteren bij de [bedrijf] . Daarnaast heeft [de minderjarige moeder] naar voren gebracht dat zij gaat bekijken of zij opnieuw een vecht- en verdedigingssport kan gaan oppakken, omdat zij hier haar boosheid en frustraties kwijt kan. [de minderjarige moeder] heeft gezegd dat zij contact met [minderjarige] heeft gehad, maar dat dat niet goed verlopen is en dat zij haar best wil doen om dat contact weer goed op te pakken.
4.2
Namens [de minderjarige moeder] is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, gesteld dat [de minderjarige moeder] zowel met het verzoek voor [minderjarige] als voor zichzelf kan instemmen. [de minderjarige moeder] wil graag een rol in het leven van [minderjarige] vervullen. [de minderjarige moeder] heeft veel meegemaakt en dat maakt de situatie ingewikkeld. Weliswaar staat het belang van [minderjarige] voorop, maar rekening gehouden dient te worden dat er bepaalde dingen van [de minderjarige moeder] verlangd worden terwijl zij nog niet volwassen is. [de minderjarige moeder] dient begeleid te worden om verdere stappen te kunnen maken. Op dit moment verblijft [de minderjarige moeder] bij mevrouw [naam] en die laat zij toe. Als [de minderjarige moeder] aangeeft geen therapie bij de [hulpverlener 1] te willen volgen, dan probeert mevrouw [naam] bij [de minderjarige moeder] duidelijk te maken dat zij misschien ook therapie bij een andere zorgaanbieder kan volgen. Belangrijk is dat gekeken wordt of [de minderjarige moeder] een vorm van vecht- en verdedigingsport kan oppakken om haar boosheid te kunnen uiten. Dit neemt echter niet de oorzaak van die boosheid weg. Het zal een langlopend traject gaan worden om [de minderjarige moeder] een vorm van therapie te laten ondergaan. Zij moet eerst het vertrouwen krijgen om naar een vorm van hulpverlening toe te kunnen werken. Mevrouw [naam] kan hierbij wellicht een rol in vervullen. De komende periode is het ook belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] in positieve zin kan ontwikkelen. [de minderjarige moeder] wil het contact met [minderjarige] graag uitbreiden, maar dit moet stapsgewijs opgebouwd gaan worden. Wellicht dient voor [minderjarige] een vorm van hulpverlening ingezet te worden om zijn verlatingsangst of het gevoel van alleen zijn te laten verminderen.
Standpunt van de Raad
4.3
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst hiervoor naar het rapport van 30 oktober 2023 waarin, kort samengevat, het volgende is opgenomen. [minderjarige] ontwikkelt zich positief en heeft goed contact met zijn pleegouders en hun gezinsleden. Ook [de minderjarige moeder] is voor [minderjarige] vertrouwd. In augustus 2023 zijn er wel grote zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van [de minderjarige moeder] gemeld. [de minderjarige moeder] is of was vaak onder invloed van drugs (wiet) en er zijn zorgen over de sociale contacten die zij heeft (gehad). Hier komt bij dat [de minderjarige moeder] in 2023 bij de [hulpverlener 1] is gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), borderline en ODD. Bovenop komt het zelfbepalende gedrag van [de minderjarige moeder] , het verbaal agressieve gedrag dat zij heeft laten zien en de vermoedens van alcoholgebruik. De Raad vindt het zorgelijk dat [minderjarige] sinds augustus 2023 geen contact met [de minderjarige moeder] heeft gehad. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Er ligt een voorstel om het contact tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] op te starten, maar dit komt niet van de grond. In de toekomst wil [de minderjarige moeder] zelf voor [minderjarige] zorgen, maar onduidelijk is wat daarvoor nodig is, welke stappen hiervoor doorlopen moeten worden en wat van [de minderjarige moeder] wordt verwacht. Hier komt bij dat de relatie tussen de tante van [de minderjarige moeder] en [de minderjarige moeder] dusdanig ernstig verstoord is geraakt, dat het de tante, als gevolg van forse overbelasting, niet meer lukt om beslissingen over [minderjarige] te nemen die gerelateerd zijn aan [de minderjarige moeder] .
4.4
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat het verzoek dient te worden toegewezen. De tante van [minderjarige] is vanwege forse overbelasting niet in staat om de voogdij over hem uit te oefenen. Het feit dat de tante ook niet tijdens deze mondelinge behandeling is verschenen, maakt dat een duidelijk signaal wordt afgegeven. Gekeken is of andere familieleden van [minderjarige] de voogdij over kunnen nemen, maar het is beter als de voogdij bij de GI komt te liggen. De Raad heeft een meerderjarigverklaring overwogen, maar dat lukt op dit moment niet nu [de minderjarige moeder] niet de verantwoordelijkheid draagt voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hier komt bij dat de situatie dusdanig complex is, dat het de vraag is of zo’n verklaring op dit moment passend en haalbaar zou zijn. Belangrijk is dat de GI, als zij de voogdes van [minderjarige] wordt, het contact tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] gaat oppakken.
Standpunt van de GI
4.5
Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat de GI de voogdij over [minderjarige] op zich kan nemen. Het contact tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] is sinds 2 november 2023 opgestart en vindt iedere week plaats. Hierbij zijn de GI, de pleegvader of -moeder van [minderjarige] en mevrouw [naam] betrokken. Gezien wordt dat de contactmomenten tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] lastig verlopen, omdat [de minderjarige moeder] veel spanning ervaart door de aanwezigheid van de pleegvader of -moeder van [minderjarige] . Hierdoor sluit [de minderjarige moeder] tijdens het contact met [minderjarige] op dit moment onvoldoende aan bij de behoeften van [minderjarige] . De situatie is op 15 december 2023 geëvalueerd. Uit deze evaluatie is gekomen dat de pleegvader of
-moeder van [minderjarige] niet tijdens het contact tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] in de speelkamer van de GI aanwezig moeten zijn. Het contact moet alleen tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] plaatsvinden. Dat contact zal vanaf 10 januari 2024 door [hulpverlener 2] begeleid worden. [hulpverlener 2] zal [de minderjarige moeder] tijdens de contactmomenten begeleiden en zal bezien hoe de interactie met [minderjarige] verloopt. Bij [minderjarige] wordt gezien dat hij moeite heeft met het nemen van afstand van de pleegvader of
-moeder. Tijdens het contactmoment dat niet goed verlopen is, is [de minderjarige moeder] met spanning de speelkamer ingestapt en heeft zij op een vrij directe manier gereageerd op de vraag of zij even een moment voor zichzelf nodig heeft. [de minderjarige moeder] is toen geagiteerd weggegaan. Gezien wordt dat [de minderjarige moeder] het vanwege haar problematiek lastig vindt om feedback te krijgen.
Standpunt van de pleegvader van [minderjarige]
4.4
Door de pleegvader van [minderjarige] is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat de pleegouders hebben geprobeerd om [de minderjarige moeder] te helpen omgaan met [minderjarige] . Hetgeen gelukt is, is dat [de minderjarige moeder] maximaal vijf minuten met [minderjarige] bezig kan zijn. De pleegvader denkt daarom dat wellicht op dit moment te veel van [de minderjarige moeder] gevraagd wordt. Gezien wordt dat [minderjarige] angstig is en hij aan zijn pleegouders hangt en niks loslaat. Hierbij noemt de pleegvader als voorbeeld dat als er visite komt, dan gaan bij [minderjarige] alle alarmbellen af, dan komt hij naar de pleegouders en dan laat hij hen niet meer los. [minderjarige] heeft misschien last van verlatingsangst. De pleegouders weten dat het belangrijk is dat [minderjarige] contact heeft met [de minderjarige moeder] . Daar zullen zij dan ook alle medewerking aan verlenen. Er moet wel gekeken worden hoe [minderjarige] op het contact reageert en wat voor hem haalbaar is. Hiernaast heeft de pleegvader aangegeven dat de pleegouders niet zien dat [minderjarige] [de minderjarige moeder] herkent. [minderjarige] beschouwt [de minderjarige moeder] als één van de mensen in het gezin en weet niet dat [de minderjarige moeder] zijn moeder is. De pleegouders proberen aan [minderjarige] mee te geven dat [de minderjarige moeder] zijn moeder is door over haar en haar spullen te vertellen. [de minderjarige moeder] moet in beeld blijven en succeservaringen zijn belangrijk voor het contact tussen [de minderjarige moeder] en [minderjarige] . Als het contact geen succes is of wordt, dan kan dat negatief zijn voor zowel [minderjarige] als [de minderjarige moeder] . Ten slotte heeft de pleegvader aangegeven dat de pleegouders zich van geen kwaad bewust zijn om welke reden de verhouding met [de minderjarige moeder] is veranderd en dat [de minderjarige moeder] niet wil benoemen wat er aan de hand is.
4.5
De rechtbank overweegt als volgt.
Wettelijk kader
4.5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:327 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank de voogdij van een natuurlijk persoon beëindigen indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de voogd niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn; of
de voogd het gezag misbruikt; of
niet beschikt over de ingevolge artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie vereiste beginseltoestemming.
4.5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:334 lid 1 BW voorziet de rechtbank, indien zij de beëindiging van de voogdij uitspreekt, tevens in het gezag, behoudens het bepaalde in het derde lid.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.3
De rechtbank vindt dat in deze zaak getoetst moet worden aan artikel 1:327 sub a BW en moet daarom in eerste instantie de vraag beantwoorden of [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Die vraag moet de rechtbank bevestigend beantwoorden. Uit het onderzoek van de Raad blijkt dat [minderjarige] een lieve jongen is die zich positief ontwikkelt in het gezin van de pleegouders. [minderjarige] is gezond, slaapt en eet goed en heeft goed contact met de andere gezinsleden van de pleegouders. Gezien wordt dat [minderjarige] gehecht is aan de pleegouders. Hoewel [minderjarige] zich in het algemeen goed lijkt te ontwikkelen, wordt hij toch ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] ziet met name op het gegeven dat [de minderjarige moeder] in augustus 2023 bij de pleegouders is weggegaan en [minderjarige] tot 2 november 2023 geen contact met [de minderjarige moeder] heeft gehad, zoals door de GI ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is aangegeven. Het ontbreken van contact kan negatieve gevolgen hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hier komt bij dat een contactmoment dat vorige week heeft plaatsgevonden en waarbij [minderjarige] en [de minderjarige moeder] voor de duur van één uur contact met elkaar hebben zouden hebben, voortijdig is beëindigd. Dit verloopt derhalve niet goed. Hier komt bij dat [de minderjarige moeder] in 2023 bij de [hulpverlener 1] is gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), borderline en een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en er zorgen zijn (geweest) over het gebruik van drugs (wiet) en de sociale contacten die zij heeft (gehad).
4.5.4
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de voogd niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. Ook deze vraag moet de rechtbank bevestigend beantwoorden. Bij beschikking van deze rechtbank van 19 september 2023 is de voogdij van de tante over [minderjarige] geschorst. In die beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat de tante niet meer in staat is de voogdij over [minderjarige] in te vullen zoals dat zou moeten. Zij neemt geen enkele beslissing meer over [minderjarige] . Uit het al genoemde onderzoeksrapport van de Raad is gebleken dat de relatie tussen de tante en [de minderjarige moeder] dusdanig verstoord is geraakt, dat zij, als gevolg van forse overbelasting, geen beslissingen over [minderjarige] meer kan nemen die gerelateerd kunnen worden aan [de minderjarige moeder] . De tante is ook van mening dat het contact tussen [de minderjarige moeder] en [minderjarige] zo snel als mogelijk moet worden hersteld, maar kan hier, gelet op de verstoorde relatie die zij met [de minderjarige moeder] heeft, geen ondersteunende of sturende rol in vervullen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om het – onweersproken – verzoek van de Raad toe te wijzen en de voogdij van de tante over [minderjarige] te beëindigen.
4.5.5
Omdat de beëindiging van de voogdij ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, zal de rechtbank op grond van artikel 1:334 lid 1 BW een voogd over hem benoemen. De rechtbank is van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij over [minderjarige] . De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen. De eerder bij [de minderjarige moeder] en [minderjarige] betrokken jeugdbeschermers zullen ook betrokken zijn in het kader van de voogdijmaatregel. Mede gelet op de instemming van [de minderjarige moeder] zal daarom de GI tot voogdes worden benoemd.
4.5.6
De rechtbank overweegt, wellicht ten overvloede, als volgt. In deze zaak is het belangrijk dat met alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het opdoen van succeservaringen in het contact(herstel) tussen [minderjarige] en [de minderjarige moeder] . De rechtbank verwacht van de GI dat zij hierop zal gaan inzetten.
4.6
De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat die beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt de voogdij van mevrouw [de tante] , geboren op [geboortedag 3] 1969 in [plaats 3] , over [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2022 in [plaats 1] ;
5.2
benoemt tot voogdes over [minderjarige] , voornoemd, de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, gevestigd in Middelburg;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024 in aanwezigheid van mr. Hol, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.