Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de benoeming van een vervangend executeur in de nalatenschap van een overleden mevrouw. De verzoeker, mr. Bart Leenders, notaris te Breda, heeft verzocht om de benoeming van mr. Ingrid Henrica Catharina Maria van Kasteren als vervangend executeur, omdat het notariskantoor dat in het testament was benoemd, niet meer bestaat. De erflaatster, geboren in 1949 en overleden in 2023, had in haar testament een executeur benoemd, maar de redactie van het testament voorzag niet in de situatie dat het notariskantoor niet meer zou bestaan. Hierdoor was Van Kasteren niet automatisch als opvolgend executeur benoemd.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 januari 2024 werd ingediend, gevolgd door aanvullende stukken van de verzoeker. De belanghebbenden, de erfgenamen, hebben afgezien van een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op basis van artikel 4:142 lid 1 BW, de bevoegdheid bestaat om een vervangend executeur te benoemen wanneer de erflater deze bevoegdheid in zijn testament heeft opgenomen. De belanghebbenden hebben volmacht gegeven aan de verzoeker om het verzoek in te dienen, en er was een schriftelijke bereidverklaring van Van Kasteren.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden rechtvaardigen dat Van Kasteren als vervangend executeur wordt benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier tijdens de openbare zitting.