ECLI:NL:RBZWB:2024:1093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10760720 AZ VERZ 23-58
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vorderingen van werkgever tegen werknemer

In deze zaak heeft [verzoeker] B.V. op 23 augustus 2023 [verweerder] op staande voet ontslagen en verzoekt de kantonrechter om te verklaren dat dit ontslag terecht is. Daarnaast vordert [verzoeker] B.V. betaling van vergoedingen, verbeurde boetes en openstaande facturen. [verweerder] betwist de dringende reden voor het ontslag en de verschuldigdheid van de verzochte bedragen. De kantonrechter heeft in zijn beschikking geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en heeft de vorderingen van [verzoeker] B.V. gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter heeft de gefixeerde schadevergoeding toegewezen, maar het verzoek om schadevergoeding voor onrechtmatig handelen is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De boete voor het te laat inleveren van bedrijfseigendommen is gematigd tot € 250,-, omdat deze buitenproportioneel werd geacht. Ook de openstaande huurfacturen voor de Seat Ibiza zijn toegewezen, omdat [verweerder] niet voldoende heeft aangetoond dat deze zijn betaald. De kantonrechter heeft [verweerder] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
zaak/rolnr.: 10760720 AZ VERZ 23-58
beschikking d.d. 19 februari 2024
inzake
[verzoeker] B.V.,
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] B.V.,
gemachtigde: mr. N. Duine,
tegen
[verweerder],
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
procedeert met een toevoeging, onder [nummer] ,
gemachtigde: mr. J.W. van de Wege.

1.De zaak in het kort

[verzoeker] B.V. heeft [verweerder] op staande voet ontslagen en wil graag een verklaring van de kantonrechter dat zij dit terecht heeft gedaan. Ook wil [verzoeker] B.V. dat [verweerder] een aantal vergoedingen, verbeurde boetes en een aantal openstaande facturen aan haar betaalt. [verweerder] betwist dat er sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. [verweerder] vindt niet dat hij de verzochte vergoedingen, boetes en facturen is verschuldigd.

2.De beslissing in het kort

2.1.
De kantonrechter verwijst voor wat betreft het ontslag op staande voet naar de beschikking op het verzoekschrift van [verweerder] [1] , waarin zij heeft geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven. [verweerder] heeft de hoogte van de gevraagde gefixeerde schadevergoeding niet weersproken en deze vergoeding wordt in dit geval toegewezen. [verzoeker] B.V. heeft het bedrag dat zij aan schade zou hebben geleden door het handelen van [verweerder] onvoldoende onderbouwd concreet gemaakt, waardoor dit verzoek wordt afgewezen. [verweerder] heeft onvoldoende weersproken dat de laatste facturen, die [verzoeker] B.V. na eisvermindering verzoekt, nog niet zijn betaald. Dit verzoek wordt dus ook toegewezen. De boete die [verzoeker] B.V. vraagt, wordt tot slot gematigd. De hoogte van deze boete is niet in verhouding met de situatie.
2.2.
De kantonrechter zal hieronder ingaan op (het verloop van) de procedure, de feiten, wat partijen willen, de (juridische) beoordeling en de beslissing in deze zaak

3.De procedure

3.1.
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] B.V.;
  • het verweerschrift van [verweerder] ;
  • de loonstroken die [verweerder] als productie 2 heeft ingediend;
  • de spreekaantekeningen van mr. N. Duine, die op de mondelinge behandeling zijn overlegd;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 22 januari 2024;
de mededeling van beide partijen op de zitting dat alle stukken die in de zaak van [verweerder] tegen [verzoeker] B.V. (zaaknummer 10761166 AZ VERZ 23-59) zijn overgelegd, ook voor deze procedure gelden. In deze zaak geldt dus ook de informatie uit het verzoekschrift van [verweerder] met het (voorwaardelijke) tegenverzoek van [verzoeker] B.V., het verweerschrift van [verzoeker] B.V. en de aanvullende producties 15 tot en met 17 van [verzoeker] B.V.
3.2.
Hierna is de uitspraak van de beschikking op vandaag bepaald.

4.Feiten

4.1.
[verweerder] , geboren [geboortedag] 1986, is sinds 1 mei 2022 in dienst bij [verzoeker] B.V. Kort na aanvang is [verweerder] doorgestroomd naar de functie Chef Bandenhotel. Met ingang van 1 juli 2023 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot en met 30 juni 2024. Het salaris bedraagt € 3.081,25 bruto per maand op basis van een arbeidsduur van 42,5 uur per week, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. De laatste functie van [verweerder] is Chef Bandenhotel.
4.2.
Op 23 augustus 2023 is [verweerder] op staande voet ontslagen.
4.3.
In de brief van 24 augustus 2023 van [verzoeker] aan [verweerder] staat onder andere het volgende:
“In vervolg op de gesprekken van 16 augustus 2023 en 23 augustus 2023 (…) bevestig ik jou hierbij (nogmaals) dat [verzoeker] B.V. (hierna: ' [verzoeker] ') jouw arbeidsovereenkomst op 23 augustus 2023 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd op grond van een dringende reden. Jij bent dus op staande voet ontslagen.
(…)
In het gesprek Van 23 augustus 2023 is met u afgesproken dat u uw bedrijfseigendommen op 23 augustus 2023 om 16.00 uur zou inleveren bij [verzoeker] . Nu uw arbeidsovereenkomst op 23 augustus 2023 is geëindigd, moet u op grond van artikel 9 van uw getekende arbeidsovereenkomst de bedrijfseigendommen per direct inleveren. U heeft de bedrijfseigendommen niet ingeleverd. Daarmee heeft u in strijd gehandeld met artikel 9 van uw arbeidsovereenkomst. U bent daardoor boetes verschuldigd van € 5.000 per overtreding en € 1.000 voor iedere dag dat u de eigendommen niet inlevert. Inmiddels zijn twee dagen verstreken en bent u reeds een boete van € 7.000 aan ons verschuldigd. Deze zal tezamen met de schadevergoeding op u verhaald worden.
4.4.
[verzoeker] B.V. heeft het loon tot 24 augustus 2023 betaald.

5.Wat partijen willen

5.1.
[verzoeker] B.V. verzoekt na eiswijziging(en) aan de kantonrechter om:
I. voor recht te verklaren dat [verweerder] terecht op 23 augustus 2023 op staande
voet is ontslagen;
II. voor recht te verklaren dat [verzoeker] B.V. terecht de gefixeerde
schadevergoeding bij eindafrekening al (gedeeltelijk) heeft verrekend;
III. [verweerder] bij beschikking te veroordelen tot betaling van het restant van de gefixeerde
schadevergoeding, zijnde een bedrag van € 3.781,08 bruto inclusief vakantiegeld;
IV. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 35.945,39 aan [verzoeker]
B.V. ter vergoeding van de door [verzoeker] B.V. geleden schade als gevolg van het (onrechtmatig) handelen van [verweerder] , dan wel een bedrag ad € 19.259,64, althans een door de kantonrechter te bepalen redelijk bedrag;
V. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.000,- aan [verzoeker]
B.V. in verband met de verbeurde boetes voor het te laat inleveren van de bedrijfseigendommen;
VI. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.632,02 aan [verzoeker]
B.V. vanwege de openstaande facturen voor de huur van de Seat Ibiza;
VII. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] B.V. van de wettelijke
rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. [verweerder] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris
van de gemachtigde daaronder begrepen.
5.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek.
5.3.
De kantonrechter zal de stellingen van partijen voor zover van belang hieronder per onderwerp verder bespreken.

6.De (juridische) beoordeling

6.1.
Verklaring voor recht ontslag op staande voet
Wat stelt [verzoeker] B.V.?
6.1.1.
Zoals het verzoek al aangeeft voert zij – kort gezegd – aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Wat stelt [verweerder] ?
6.1.2.
[verweerder] betwist op dit punt – kort gezegd – de dringende reden die door [verzoeker] B.V. wordt aangevoerd.
Het oordeel van de kantonrechter
6.1.3.
Gelet op de beschikking op het verzoekschrift van [verweerder] , die tegelijk met deze beschikking wordt uitgesproken, wijst de kantonrechter dit verzoek toe. In de beschikking op het verzoekschrift van [verweerder] , is al geoordeeld dat er sprake is van een dringende reden en dat het ontslag op staande voet (rechts)geldig aan [verweerder] is gegeven. De kantonrechter verwijst voor verdere uitleg op dit punt naar die beschikking [2] .
6.2.
Verklaring voor recht verrekening gefixeerde schadevergoeding & verzoek restant
Wat stelt [verzoeker] B.V.?
6.2.1.
[verweerder] is gelet op de hiervoor genoemde dringende reden schadeplichtig naar haar. Zij maakt aanspraak op een vergoeding van € 4.195,85 bruto inclusief vakantiegeld. Zij voert daarbij aan dat in de ontslagbrief aanspraak is gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding en een verrekeningsverklaring is opgenomen, zodat [verzoeker] rechtsgeldig de gefixeerde schadevergoeding voor een deel heeft verrekend met de eindafrekening en betaling van de rest vraagt.
Wat stelt [verweerder] ?
6.2.2.
[verweerder] voert ook op dit punt het verweer dat er geen sprake is van een dringende reden.
Het oordeel van de kantonrechter
6.2.3.
De kantonrechter heeft eerder geoordeeld dat er kort gezegd sprake is van een dringende reden. Volgens de wet is een partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst direct op te zeggen schadeplichtig [3] . [verweerder] is daarom in dit geval de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Aangezien er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is de vergoeding volgens de wet gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren [4] . [verweerder] heeft niet weersproken dat een opzegtermijn van één maand geldt, waarbij geldt dat tegen het einde van de kalendermaand moest worden opgezegd. [verzoeker] heeft in dit geval dan ook terecht aanspraak gemaakt op het loon over de periode van 24 augustus 2023 tot en met 1 oktober 2023.
6.2.4.
[verweerder] heeft de hierbij door [verzoeker] B.V. berekende hoogte van € 4.195,85 (bruto, inclusief vakantiegeld) niet weersproken. Ook heeft [verweerder] niet, dan wel onvoldoende weersproken dat deze vergoeding verrekend mocht worden bij de eindafrekening. Dit leidt tot de conclusie dat de kantonrechter de op dit punt verzocht verklaring voor recht toewijst.
6.2.5.
[verweerder] heeft ook de hoogte van het na verrekening openstaande restantbedrag ad € 3.781,08 (bruto, inclusief vakantiegeld) niet, dan wel onvoldoende weersproken. Ook het verzoek tot betaling van dit restantbedrag wordt daarom toegewezen.
6.3.
Schade als gevolg van onrechtmatig handelen
Wat stel [verzoeker] B.V.?
6.3.1.
Zij heeft schade geleden door het door [verweerder] onrechtmatig laten verdwijnen van de in het verzoekschrift genoemde producten. De waarde van deze producten is begroot op een bedrag van € 35.945,39. Zij verwijst hierbij naar twee lijsten met alle verdwenen producten, waarvan de advertentie door het account van [verweerder] is verwijderd en waarvoor geen order en/of factuur is aangemaakt [5] . Voor wat betreft de onderbouwing van de waarde van de 32 sets velgen en/of 28 banden verwijst [verzoeker] B.V. naar de gemiddelde prijzen per banden-/velgen set.
Wat stelt [verweerder] ?
6.3.2.
[verweerder] heeft op de zitting zijn bevoegdheidsverweer over dit verzoek laten vallen. [verweerder] betwist nu nog (onder andere) dat hij [verzoeker] B.V. schade heeft toegebracht voor een bedrag van € 35.945,39, dan wel € 19.259,64.
Het oordeel van de kantonrechter
6.3.3.
Op de twee lijsten, waar [verzoeker] B.V. naar verwijst, staan weliswaar aantallen en namen van producten, maar nergens blijkt de waarde van deze producten uit. [verzoeker] B.V. heeft de waarde van de producten verder ook op geen enkele andere manier onderbouwd, behalve door te verwijzen naar gemiddelde prijzen van een set banden of velgen. Dit is in dit geval niet voldoende en had wel op weg gelegen van [verzoeker] B.V. om haar verzoek op dit punt beter te onderbouwen. Om alleen deze reden al wordt dit verzoek niet toegewezen. De overige stellingen van partijen hoeven hierdoor niet verder besproken te worden.
6.4.
Verbeurde boetes
Wat stelt [verzoeker] B.V.?
6.4.1.
[verweerder] heeft bedrijfseigendommen te laat heeft ingeleverd, waardoor hij een boete van € 7.000,- is verschuldigd aan haar. Volgens de arbeidsovereenkomst [6] moest [verweerder] bij het einde van zijn dienstverband de bedrijfseigendommen in te leveren en dat heeft hij niet direct gedaan. Het gaat hier om € 5.000,- voor de overtreding en € 1.000,- voor iedere dag dat deze overtreding nog bestond [7] .
Wat stelt [verweerder] ?
6.4.2.
Ten eerste (primair) is hij deze boete niet verschuldigd, omdat het beding op grond waarvan deze verzocht wordt, nietig is. Deze is namelijk in strijd met wat bepaald is in artikel 7:650 BW. Ten tweede (subsidiair) is er gelet op de omstandigheden reden om de boetes te matigen volgens artikel 7:650 lid 6 BW. [verweerder] wil daarbij aansluiten bij de bepaling in artikel 7:650 BW dat een boete niet meer kan bedragen dan het loon voor een halve dag per week, hetgeen een bedrag oplevert van € 70,83. [verweerder] is niet in gebreke gesteld of er op gewezen dat aanspraak zou worden gemaakt op de boetes bij niet inlevering van de auto binnen een bepaalde termijn. [verzoeker] B.V. heeft ook geen bijzonder nadeel geleden door het enkele dagen later inleveren van de bedrijfsauto. Zeker aangezien er een weekend tussen zat, kan niet worden aangenomen dat zij de bedrijfsauto eerder had kunnen inzetten als deze op 25 augustus was ingeleverd en als dit al het geval was dan gaat het om zo'n klein nadeel dat dit niet in verhouding staat tot de boete van € 7.000,- die van [verweerder] wordt gevraagd. Verder is van belang dat [verzoeker] daarnaast ook al aanzienlijke schadevergoedingen vraagt van [verweerder] die gepaard gaan met het ontslag. Dit moet allemaal worden meegewogen bij de matiging.
Het oordeel van de kantonrechter
6.4.3.
Het primaire verweer van [verweerder] dat het boetebeding in de arbeidsovereenkomst nietig is, kan niet slagen. Daarbij wordt overwogen dat lid 6 van artikel 7:650 BW aangeeft dat – kort gezegd – de leden van het artikel waar het verweer van [verweerder] op ziet [8] , niet gelden voor personen die meer dan het minimumloon verdienden. [verweerder] verdiende meer dan het minimumloon, waardoor dit verweer, inclusief de vraag om matiging tot € 70,83, in dit geval niet opgaat.
6.4.4.
De kantonrechter is wel bevoegd is om de boete op een kleiner bedrag te bepalen als de boete haar bovenmatig voorkomt. Daar gaat de kantonrechter in dit geval in mee en vindt het volgende van belang. [verweerder] is er de eerste keer, in de brief van 23 augustus 2023 niet expliciet op gewezen dat er een boete zou komen als hij de auto niet zou inleveren [9] . Hier stond alleen geschreven dat hij de auto moest inleveren. Gelet op de korte duur dat [verweerder] de auto nog heeft gehad, in het weekend en de hoogte van zijn salaris is de boete te hoog. De kantonrechter matigt in dit geval de boete tot een bedrag van € 250,-.
6.5.
Openstaande (huur) facturen Seat Ibiza
Wat stelt [verzoeker] B.V.?
6.5.1.
[verweerder] heeft nog een aantal openstaande facturen openstaan voor de huur van de auto Seat Ibiza [10] . De oorspronkelijke eis wordt verminderd omdat [verweerder] al een deel had betaald. Hierdoor blijft het verzoek over om € 1.632,02 te betalen aan [verzoeker] B.V.
Wat stelt [verweerder] ?
6.5.2.
[verzoeker] B.V. heeft geen aanspraak op dit verzoek omdat er sprake is van een andere partij bij de huurovereenkomst dan [verzoeker] B.V. Ook is er geen relatie tussen de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst, waardoor het verzoek niet toewijsbaar is. [verweerder] heeft op de zitting daarnaast aangegeven dat hij bij [verzoeker] B.V. had aangegeven dat de openstaande facturen niet klopten, omdat de huur van de auto niet op zijn loonstrook er af was gehaald. [verzoeker] B.V. gaf daarna aan dat ze het gecorrigeerd hadden en toen bleef er niets meer over. Ook zaten er nog privé-eigendommen in/aan de auto, namelijk zijn navigatie en zijn eigen wielen. Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij het geld hiervan terug wil krijgen. Het zal gaan om zo’n € 2.000,-.
Het oordeel van de kantonrechter
6.5.3.
Het verweer van [verweerder] dat er sprake zou zijn van een andere partij, met wie de huurrelatie zou zijn, slaagt niet. Uit het uittreksel van de KvK dat [verzoeker] B.V. heeft overgelegd [11] , blijkt namelijk dat het gaat om dezelfde partij. Ook staat tussen partijen vast dat maandelijks een bedrag op het loon van [verweerder] werd ingehouden, gelet op de huur die [verweerder] voor de auto verschuldigd was. Het verweer dat er geen relatie is tussen de huurbedragen die [verweerder] verschuldigd is aan [verzoeker] B.V. en de arbeidsrelatie tussen partijen, slaagt dan ook niet.
6.5.4.
De kantonrechter heeft verder ter zitting aan [verweerder] uitgelegd dat het aan [verweerder] is om te bewijzen dat hij de openstaande facturen volledig heeft betaald. Ook als [verzoeker] B.V. in eerste instantie vergeten is om deze bedragen af te schrijven, betekent dit niet dat deze bedragen worden kwijtgescholden. Op vraag van de kantonrechter of [verweerder] kon aantonen of alle facturen zijn betaald, is aangegeven dat hij dit niet duidelijk heeft kunnen maken. [verweerder] heeft dan ook onvoldoende weersproken dat de openstaande facturen nog niet allemaal zijn betaald. Het verminderde verzoek is dan ook toewijsbaar. De kantonrechter merkt over de banden en de navigatie van [verweerder] nog op dat [verzoeker] B.V. ter zitting heeft aangegeven dat deze banden en navigatie er nog zouden moeten zijn. De kantonrechter begrijpt uit deze mededeling dat [verzoeker] B.V. hiermee aangeeft dat [verweerder] deze spullen terug kan krijgen. De kantonrechter kan niet meer doen dan deze opmerking maken, aangezien [verweerder] geen tegenverzoek heeft ingesteld in zijn verweerschrift en het te laat is om dit op de zitting nog te doen.
6.6.
Nevenverzoeken
6.6.1.
[verzoeker] B.V. verzoekt om [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] B.V. van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening. Deze verzoeken zijn volgens de wet toewijsbaar als volgt.
6.6.2.
De wettelijke rente zal over het restant van de gefixeerde schadevergoeding van € 3.781,08 (bruto, inclusief vakantiegeld) worden toegewezen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 23 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald.
6.6.3.
De wettelijke rente zal over het bedrag van € 250,- aan verbeurde boetes worden toegewezen vanaf de dag van het verzoekschrift van [verzoeker] B.V. tot de dag dat volledig is betaald.
6.6.4.
De wettelijke rente over de nog openstaande huurfacturen zal in dit geval vanaf de dag van het verzoekschrift van [verzoeker] B.V. worden toegewezen tot de dag dat volledig is betaald.
6.7.
Eindconclusie
[verweerder] is degene die ongelijk krijgt. Hij zal daarom ook worden veroordeeld om de proceskosten van [verzoeker] B.V. te betalen. Deze worden gelet op het toewijsbare bedrag aan de kant van [verzoeker] B.V. begroot zoals hierna weergegeven in de beslissing.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
verklaart voor recht dat [verweerder] terecht op 23 augustus 2023 op staande voet is ontslagen;
7.2.
verklaart voor recht dat [verzoeker] B.V. terecht de gefixeerde schadevergoeding bij de eindafrekening al (gedeeltelijk) heeft verrekend;
7.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] B.V. van het restant van de gefixeerde schadevergoeding, zijnde een bedrag van € 3.781,08 (bruto, inclusief vakantiegeld), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
7.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 250,- aan [verzoeker]
B.V. in verband met verbeurde boetes voor het te laat inleveren van de bedrijfseigendommen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het verzoekschrift van [verzoeker] B.V. tot de dag dat volledig is betaald;
7.5.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 1.632,02 aan [verzoeker]
B.V. vanwege de openstaande facturen voor de huur van de Seat Ibiza, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van het verzoekschrift van [verzoeker] B.V. tot de dag dat volledig is betaald;
7.6.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] B.V. tot en met vandaag vaststelt op € 1.057,- te weten:
griffierecht € 514,-;
salaris gemachtigde € 543,-;
7.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [12] .
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.

Voetnoten

1.Zie de beschikking van 19 februari 2024, met zaaknummer 10761166 AZ VERZ 23-59 (dezelfde kantonrechter).
2.Zie beschikking van 19 februari 2024, met zaaknummer 10761166 AZ VERZ 23-59 (dezelfde kantonrechter).
3.Zie artikel 7:677 lid 2 BW.
4.Zie artikel 7:677 lid 2 BW en artikel 7:677 lid 3 sub a BW.
5.Zie productie 14 van het verzoekschrift en productie 7 van het verweerschrift.
6.Zie artikel 9 van de arbeidsovereenkomst.
7.Zie artikel 12 van de arbeidsovereenkomst.
8.Artikel 7:650 lid 3, 4 en 5 BW.
9.Zie de brief van 23 augustus 2023, productie 10 verzoekschrift [verzoeker] B.V.
10.Zie productie 16 bij verzoekschrift van [verzoeker] B.V.
11.Zie productie 17 van [verzoeker] B.V.
12.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [verzoeker] B.V. de beschikking tegen [verweerder] , direct kan (laten) uitvoeren, als [verweerder] hier niet aan voldoet. [verweerder] kan dus niet wachten met voldoen aan deze veroordelingen in de periode dat tegen de beschikking nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.