ECLI:NL:RBZWB:2024:110

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10653548 CV EXPL 23-1994 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Woonfonds Nederland 5B B.V. en een gedaagde huurder. De eisende partij, Woonfonds, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De gedaagde huurder had een huurachterstand opgebouwd van € 4.467,13 ten tijde van de dagvaarding, die verder was opgelopen tot € 7.020,91 tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ernstig tekort was geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen, waardoor ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de gedaagde een termijn van veertien dagen gegeven om de woning te ontruimen, en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de machtiging voor Woonfonds om zelf de ontruiming uit te voeren werd afgewezen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook gewezen op de mogelijkheid van een betalingsregeling om een ontruiming te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10653548 \ CV EXPL 23-1994
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
WOONFONDS NEDERLAND 5B B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonfonds,
gemachtigde: mr. M.C. Blok en mr. F.A.J.M. van Wijngaard,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: voorheen mr. J.S.W. van Vossen, nu procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 met de daarin genoemde processtukken,
- de e-mail van 1 december 2023 van mr. Vossen waarin hij zich onttrekt als gemachtigde,
- de mondelinge behandeling van 7 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] huurt van Woonfonds de woning inclusief berging aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2
Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] verplicht de huur bij vooruitbetaling aan Woonfonds te voldoen. De huur bedraagt op dit moment € 930,43 per maand.

3.Het geschil

3.1
Woonfonds vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden,
2. [gedaagde] te veroordelen de woning, een zelfstandige woonruimte alsmede de berging genummerd [huisnummer] , aan de [adres] te [plaats] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking van Woonfonds te stellen, met machtiging van Woonfonds om de ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie, wanneer [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.167,55 en voorts voor elke ingegane maand vanaf 1 augustus 2023 tot de ontruiming een bedrag van € 930,43 (nog te verhogen met eventuele indexeringen),
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
5. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Woonfonds legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering erkend. Ter zitting heeft hij een toelichting gegeven op de omstandigheden die hebben geleid tot de huurachterstand. Voorts heeft [gedaagde] aangegeven dat hij is aangemeld bij [maatschappelijk werk] en dat zij bezig is met het maken van een plan om de problemen op te lossen.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een achterstand heeft laten ontstaan in de betaling van de huur. Deze achterstand bedroeg ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding (berekend tot en met de maand juli 2023) een bedrag van € 4.467,13. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2
Ook nadat [gedaagde] de dagvaarding heeft gekregen, heeft hij de huur niet betaald. De huurachterstand is ten tijde van de mondelinge behandeling verder opgelopen tot een bedrag van € 7.020,91 (berekend tot en met de maand november 2023).
4.3
Ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, overweegt de kantonrechter nog het volgende. Ingevolge het eerste lid van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij (en in geval van huur de kantonrechter) de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] per datum dagvaarding een huurachterstand heeft laten ontstaan van ruim vier maanden en dat deze huurachterstand ten tijde van de mondelinge behandeling is opgelopen tot ruim zeven maanden. Hij is daardoor zodanig ernstig tekort geschoten in de nakoming van zijn (betalings-)verplichting op grond van de huurovereenkomst, dat niet langer van Woonfonds kan worden gevergd de huurovereenkomst voort te zetten en dat de ontbinding daarvan gerechtvaardigd is. Dat die huurachterstand, zoals [gedaagde] stelt, is ontstaan door persoonlijke omstandigheden maakt dat oordeel in de gegeven omstandigheden niet anders aangezien die privé situatie Woonfonds in beginsel niet aangaat. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden toegewezen. Aan [gedaagde] zal een ontruimingstermijn worden gegeven van veertien dagen, ingaande de dag na betekening van dit vonnis.
4.4
De kantonrechter ziet geen grond om de gevorderde machtiging van Woonfonds om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren, desnoods met inroeping van de sterke arm, toe te wijzen. Deze wijze van ontruiming berust immers niet op de wet. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de kantonrechter Woonfonds niettemin zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.5
De kantonrechter wijst erop dat Woonfonds niet verplicht is van het vonnis tot ontruiming gebruik te maken. Een goede betalingsregeling, die stipt wordt nagekomen, leidt er vaak toe dat het niet tot een ontruiming komt. De kantonrechter raadt [gedaagde] dan ook aan [maatschappelijk werk] contact op te laten nemen met (de gemachtigde van) Woonfonds om (opnieuw) te spreken over zo'n betalingsregeling. Woonfonds heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat als er een concreet voorstel komt, zij wil meewerken aan een oplossing.
4.6
Woonfonds maakt ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is toewijsbaar, aangezien aan de in artikel 6:96 BW gestelde vereisten is voldaan en het gevorderde bedrag overeen komt met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
4.7
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonfonds als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2 punten x € € 330,00)
- nakosten
€ 132,00Totaal € 1.436,49

5.De beslissing

De kantonrechter
ontbindt met ingang van morgen de huurovereenkomst tussen partijen betreffende het gehuurde aan de [adres] in [plaats] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking van Woonfonds te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonfonds te betalen een bedrag van € 5.167,55 aan huur tot
1 augustus 2023, rente en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.467,13 vanaf 31 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van huur, dan wel schadevergoeding, aan Woonfonds te voldoen een bedrag van € 930,43, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde na 1 augustus 2023 onder zich houdt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.436,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.