ECLI:NL:RBZWB:2024:1103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/02/411618 / FA RK 23-3241
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
  • mr. Dijkman
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek tot herstel in het gezag van de moeder in afwachting van hulpverleningstraject

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het verzoek van de moeder om herstel in het gezag over haar minderjarige kinderen. De moeder, die sinds 2015 onder toezicht staat, heeft verzocht om haar gezag te herstellen en het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot september 2024, in afwachting van de resultaten van een hulpverleningstraject (MST-CAN) dat de moeder en de kinderen momenteel volgen. De rechtbank oordeelt dat het nog te vroeg is om het gezag te herstellen, gezien de complexe problematiek van de kinderen en de noodzaak voor verdere begeleiding en ondersteuning van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het belang van toezicht benadrukt, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) verweer heeft gevoerd tegen het herstel van het gezag, stellende dat er nog te veel onduidelijkheid is over de opvoedvaardigheden van de moeder. De rechtbank heeft ook de rol van de voormalige pleegmoeder in de procedure besproken, maar deze niet als belanghebbende aangemerkt. De rechtbank verzoekt de GI om voor de volgende zitting rapportages in te dienen over de voortgang van de hulpverlening en het contact tussen de moeder en de kinderen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummers: C/02/411618 / FA RK 23-3241 (
herstel gezag)
C/02/416817 / JE RK 23-2168 (
voorwaardelijk verzoek ondertoezichtstelling)
beschikking van de meervoudige kamer betreffende herstel gezag/voorwaardelijk verzoek ondertoezichtstelling d.d. 1 februari 2024
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
verzoekster inzake C/02/411618 / FA RK 23-3241;
belanghebbende inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168;
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. drs. L. Verheuvel te Middelburg, tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. drs. N. Wouters,
tegen
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI), gevestigd te Eindhoven;
belanghebbende in de zaken C/02/411618 / FA RK 23-3241 en C/02/416817 / JE RK 23- 2168
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
verzoeker inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168.
Als informant is in de procedure C/02/411618 / FA RK 23-3241 betrokken:
[naam]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [naam] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael,
thans onttrokken.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure met C/02/411618 / FA RK 23-3241 gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
Inzake C/02/411618/ FA RK 23-3241
- het op 10 juli 2023 ontvangen verzoek tot herstel in het gezag, wijziging van een omgangsregeling en het treffen van een voorlopige voorziening, met bijlagen;
- de brief van de GI van 16 november 2023, met bijlagen;
- het F5-formulier van mr. Sijnesael van 21 november 2023;
- de brief van mr. Verheuvel van 22 november 2023;
- het F2-formulier van mr. Sijnesael van 23 november 2023;
- de e-mail van mr. Wouters van 24 november 2023;
- de brief per e-mail van de GI van 29 november 2023;
- de door mr. Wouters tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities.
Inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168
- het tijdens de mondelinge behandeling van 30 november 2023 ingediende en op 7 december 2023 op schrift gestelde voorwaardelijk verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen, ingekomen bij de griffie op 8 december 2023;
1.2
Op 30 november 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid is verschenen de moeder, bijgestaan door mr. drs. Wouters, een kantoorgenoot van mr. Verheuvel. Tevens waren aanwezig twee vertegenwoordigsters van de GI en een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.
1.3
Alhoewel correct opgeroepen is [naam] niet verschenen.
1.4
De hierna te noemen [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door middel van het sturen van een brief.

2.De feiten

2.1
Uit de moeder zijn de navolgende, thans nog minderjarige, kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2012, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
2.2
Bij beschikking van 10 december 2015 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 10 december 2021. Bij beschikking van 10 december 2015 is een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 10 december 2021.
2.3.
Bij beschikking van 27 juli 2021 is het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarigen beëindigd en is de GI tot voogdes over de minderjarigen benoemd.
2.4.
Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 januari 2022 is de beschikking van de rechtbank van 27 juli 2021 bekrachtigd.
2.5.
Bij beschikking van 21 oktober 2022 is een definitieve omgangsregeling tussen de vrouw en de minderjarigen bepaald, in die zin dat zij gerechtigd zijn tot omgang met elkaar gedurende één weekend per vier weken.
2.6.
Bij beschikking van 4 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank toestemming aan de GI verleend tot wijziging van het verblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar een crisisplaatsing met uitstroom naar een residentiële behandelgroep . Deze beschikking is bij beschikking van 14 juli 2023 na het horen van belanghebbenden bekrachtigd.
2.7
Bij beschikking van 24 augustus 2023 heeft de rechtbank bij wege van provisionele voorziening, totdat in de hoofdzaak definitief is beslist, bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met de moeder, elke maandag tot en met zondag (gedurende dag en nacht), dusdanig dat de minderjarigen volledig bij de moeder verblijven.

3.De verzoeken

Inzake C/02/411618/ FA RK 23-3241
3.1
De moeder verzoekt:
primair:haar te herstellen in het gezag over de minderjarige kinderen [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 en zodoende het hoofdverblijf van deze minderjarigen bij haar te bepalen;
subsidiair: onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 21 oktober 2022 een omgangsregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2
De GI voert verweer tegen het primaire verzoek van de moeder en verzoekt de beslissing op dit verzoek aan te houden voor de duur van negen maanden.
Inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168
3.3
De Raad verzoekt voorwaardelijk, in het geval de rechtbank de moeder in het gezag over de minderjarigen herstelt, de minderjarigen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland voor een periode van acht maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de moeder wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Sinds 2013 hebben de kinderen bij [naam] verbleven, met uitzondering van de periode van augustus 2016 tot maart 2017 toen zij in een ander pleeggezin verbleven. Op 4 juli 2023 is het verblijf van de kinderen bij [naam] abrupt door haarzelf beëindigd. Zij gaf aan dat zij de zorg over de kinderen per direct niet meer aankon. Sinds augustus 2023 verblijven de kinderen, met instemming van de GI, bij de moeder. De rechtbank heeft bij beschikking van 24 augustus 2023 bepaald dat de kinderen voorlopig ook bij de moeder mogen blijven wonen. Door deze beschikking is aan de moeder het vertrouwen gegeven om voorlopig de hoofdopvoeding van de kinderen te dragen. De moeder stelt vast dat zij dit vertrouwen niet heeft beschaamd. Zij is op bewonderenswaardige wijze omgegaan met de nieuwe situatie. Zij heeft zich constructief opgesteld richting de GI en haar best gedaan om de samwerking aan te gaan. De moeder meent dat zij een kans verdient en ook de meest stabiele perspectiefbiedende optie is voor de kinderen op de langere termijn. Daarbij past een herstel in het gezag over de kinderen. De moeder is van mening dat zij duurzaam in staat is om de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder begrijpt dat het belangrijk is dat zij ook met de GI blijft samenwerken. De kinderen kampen nog steeds met kindeigen problematiek. [naam] is weliswaar niet meer de pleegouder van de kinderen, maar in de praktijk speelt zij nog steeds een rol in hun leven, met name voor [minderjarige 2] . [minderjarige 2] besluit af en toe om een rondje te gaan fietsen en dan kan het zijn dat hij een aantal uren doorbrengt bij [naam] . [naam] heeft zich volledig afgesloten voor de moeder, maar ook voor de GI. In eerste instantie ging dat zelfs zo ver dat de politie [minderjarige 2] bij [naam] moest ophalen. Inmiddels lijkt het zo te zijn dat [naam] [minderjarige 2] op verzoek van de moeder terug naar huis stuurt. De moeder hoopt dat [naam] in staat is om hierin met haar samen te werken. Het is voor de kinderen en dan met name voor [minderjarige 2] van belang dat er afspraken gemaakt kunnen worden over het contact tussen haar en de kinderen. Inmiddels volgt de moeder op advies van de GI een traject van MST-CAN bij De Viersprong. Dit traject valt haar heel zwaar. De moeder ziet in dat de kinderen traumabehandeling nodig hebben maar het is momenteel teveel om dit traject te volgen naast het traject van MST-CAN. De kinderen hebben ook voldoende rust nodig. Dit is ook de reden geweest dat de moeder na de herfstvakantie het traject van MST-CAN even op pauze heeft gezet. Het werd haar en de kinderen allemaal een beetje te veel. Inmiddels is MST-CAN weer opgestart. Uit de door de moeder overgelegde weekverslagen blijkt hoe zij in staat is om de kinderen een goed en stabiel thuis te bieden. De bezwaren die de GI aanvoert op basis waarvan volgens de GI de moeder nu nog niet in haar gezag over de kinderen kan worden hersteld, kunnen worden ondervangen door een ondertoezichtstelling. Daarmee kan de GI zicht blijven houden op de kinderen. De moeder zou graag hulp voor zichzelf willen accepteren, maar die hulpverlening moet zij zelf betalen en daarvoor heeft ze geen geld. Ook is het volgen van een traject voor de verwerking van haar eigen trauma’s naast het traject van MST-CAN te belastend. Deze trajecten kunnen dan ook niet tegelijkertijd gevolgd worden. De moeder heeft hulp gezocht voor de kinderen en werkt actief mee aan dit traject. Het is voor de moeder niet duidelijk waarom zij als onmachtige ouder zonder gezag moet blijven, terwijl zij in de praktijk wel alle verantwoordelijkheid als ouder voor de kinderen draagt. In de jurisprudentie wordt benadrukt dat het belangrijk is dat de zeggenschap ligt bij de ouder waar de kinderen wonen. Er is veel gebeurd in het leven van de kinderen. Niettemin wonen de kinderen nu bij haar als perspectief-biedende verzorgende. Het is dan ook in het belang van de kinderen dat de moeder in het gezag over hen wordt hersteld.
4.2
In de brief van 16 november 2023 en tijdens de mondelinge behandeling voert de GI het volgende aan. De samenwerking tussen de GI en de moeder is aanzienlijk verbeterd. Te zien is dat de moeder de samenwerking met de GI ook opzoekt. De samenwerking met [naam] is echter nog steeds erg lastig. Zij staat niet open voor gesprekken met de GI. Het is nodig dat voor de kinderen traumabehandeling wordt ingezet, maar daarvoor is er momenteel nog te veel onrust bij de kinderen. De moeder en de kinderen volgen momenteel een intensief traject van MST-CAN bij De Viersprong en dat zijn drie sessies per week. Wat betreft het onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder is ook [jeugdzorginstelling] betrokken. Voor de kinderen is een buddy van Open Doors ingezet. De Raad heeft tijdens de vorige mondelinge behandeling aangegeven dat een gezinsopname van de moeder en de kinderen zinvol zou zijn. Adviseurs van Match Care Zeeland hebben echter aangegeven dat zo’n opname gelet op de heftige gebeurtenissen in de zomer niet in het belang van de kinderen te achten. De GI vindt herstel van de moeder in haar gezag te vroeg omdat er op een heel aantal punten nog onduidelijkheid is. Er is nog geen helder plan voor de langere termijn, het is nog onduidelijk in welke mate het gedrag van de kinderen zich verder zal ontwikkelen en ook is onduidelijk in hoeverre de moeder medewerking verleent wanneer zij niet achter een besluit of advies van school of hulpverlening staat. Zorgelijk is het feit dat iedere samenwerking tussen de moeder en [naam] ontbreekt, waardoor de kinderen zich in een loyaliteitsconflict bevinden en er ook niet gewerkt kan worden aan een omgangsregeling tussen de kinderen en [naam] . Daarnaast zijn er signalen dat de moeder de kinderen belast met volwassenzaken en moet eerst duidelijk zijn of de moeder zelf een behandeling aan zal gaan voor de verwerking van haar eigen trauma’s. Het is de bedoeling dat het MST-CAN traject binnen 9 maanden zal zijn afgerond. Binnen deze maanden zal duidelijk worden of de moeder in staat is om de samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening bestendig te laten zijn en moet duidelijk kunnen zijn wat nodig is voor haar en de kinderen als zij bij de moeder blijven wonen. In het geval de rechtbank de moeder in het gezag herstelt en de kinderen onder toezicht stelt is de GI niet bereid deze ondertoezichtstelling uit te voeren. In het verleden is er veel strijd geweest tussen de GI en de moeder en de GI verwacht dat een ondertoezichtstelling deze strijd opnieuw gaat aanwakkeren. De GI heeft er nu nog onvoldoende vertrouwen in dat de moeder de voor de kinderen noodzakelijke stappen zal zetten en wanneer de moeder het gezag heeft en er enkel een ondertoezichtstelling is, zal dat leiden tot meer discussies tussen de moeder en de GI. Dat acht de GI niet in het belang van de kinderen, net nu er een samenwerking tot stand aan het komen is tussen de GI en de moeder. De GI acht aanhouding van het verzoek van de GI nodig zodat het traject van MST-CAN kan worden afgerond en daarna de zaak mogelijk naar het vrijwillig kader kan worden overgedragen.
4.3
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij respect heeft voor de moeder en haar opstelling gedurende de afgelopen periode. Er is de afgelopen jaren heel veel gebeurd en toch blijft de moeder heel hard werken. De situatie is niet gemakkelijk maar er blijft wel steeds sprake van transparantie en gesprek tussen de GI en de moeder en daarvoor verdienen zij beide complimenten. De moeder pakt wellicht niet alles goed aan, maar zij kan wel verwoorden hoe ze over bepaalde dingen denkt en waarom ze bepaalde stappen zet. De moeder heeft de afgelopen periode heel hard gewerkt en flinke stappen vooruit gezet. Het is voor zowel de kinderen als de moeder belangrijk dat er duidelijkheid komt. De Raad acht herstel van de moeder in het gezag het meest passend, waarbij het passend is dat de kinderen onder toezicht worden gesteld om de situatie en de benodigde hulpverlening te borgen. Herstel in het gezag past ook bij de inspanning die de moeder heeft geleverd. Het is jammer dat de GI niet bereid is de ondertoezichtstelling uit te voeren, want dat betekent weer een wisseling van hulpverleners. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling verzoekt de Raad (voorwaardelijk) de minderjarigen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming west Zeeland als gecertificeerde instelling voor de duur van acht maanden. Binnen deze acht maanden kan de ontwikkeling van de minderjarigen gevolgd worden en kan het traject bij MST-CAN afgerond worden.
Inzake C/02/411618/ FA RK 23-3241
Belanghebbende
4.4
Allereerst ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of [naam] als
voormalig pleegmoeder in deze procedure als belanghebbende moet worden aangemerkt. Mr. Verheuvel heeft bij e-mail van 24 november 2023 het standpunt ingenomen dat zij niet als belanghebbende moet worden aangemerkt. De GI heeft bij brief van 29 november 2023 eveneens dit standpunt ingenomen. Ingevolge artikel 798 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die betrokkene in die zaak belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1, eerste volzin Rv. De rechtbank is van oordeel dat [naam] geen direct belang heeft bij het verzoek van de moeder om in het gezag over de minderjarigen te worden hersteld. Een eventueel herstel van de moeder in het gezag over de minderjarigen raakt niet aan de rechten of verplichtingen van [naam] . Daarnaast kan op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 30 maart 2018 (ECLI:NL:GR:2018:488) een pleegouder die de minderjarige in het verleden gedurende ten minste een jaar als behoren tot zijn gezin heeft verzorgd en opgevoed maar deze verzorging en opvoeding inmiddels heeft beëindigd, niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv in zaken omtrent de betreffende minderjarige. Het pleegouderschap van [naam] over de minderjargen is sinds de zomer van 2023 beëindigd en zij is buiten beeld geraakt nu de GI en de moeder geen contact met haar kunnen krijgen. De rechtbank merkt [naam] dan ook niet aan als belanghebbende in deze procedure, maar als informant.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
De rechtbank oordeelt als volgt. Het verzoek van de moeder dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 1:277 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de rechtbank de ouder wiens gezag is beeïndigd, op zijn of haar verzoek in het gezag kan herstellen indien:
a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is en;
b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen.
4.6
Op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment nog te prematuur is om de moeder in het gezag over de minderjarigen te herstellen. Zij overweegt daartoe als volgt. Uit het door de moeder als productie 5 bij het verzoekschrift overgelegde rapport van het NIFP blijkt dat de minderjarigen gelet op hun complexe multiproblematiek behoefte hebben aan een opvoeder met extra opvoedvaardigheden. In voornoemd rapport heeft de deskundige aangegeven dat terugplaatsing van de minderjarigen bij de moeder toen nog niet kon worden geadviseerd, omdat er eerst behandeling voor de moeder en de minderjarigen moest plaatsvinden en vervolgens intensieve begeleiding en toezicht zou moeten worden ingezet, voordat de minderjarigen bij de moeder terug geplaatst zouden kunnen worden. Volgens de deskundige had de moeder voor het ontwikkelen van een goede band met haar kinderen hulp nodig in het leren sensitief en reflectief te reageren op het gedrag en gevoelsleven van de kinderen. De NIKA-methodiek of Theraplay-behandeling werd hiervoor geschikt geacht. De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde voorwaarden nu niet is voldaan, maar dat de kinderen door de onverwachte ontwikkelingen van afgelopen zomer inmiddels wel feitelijk bij de moeder verblijven. De moeder heeft zich de afgelopen periode enorm ingespannen om de rol van opvoeder op zich te nemen. Zij heeft grote stappen gezet om deze nieuwe situatie tot een succes te maken. Ze zoekt de samenwerking en het overleg met de GI en werkt mee aan de ingezette hulpverlening. De vraag naar wat er nodig is om ervoor te zorgen dat de moeder dit ook op de lange termijn voldhoudt en om te borgen dat minderjarigen bij de moeder ook de zorg, opvoedvaardigheden en hulpverlening ontvangen die zij, gelet op hun complexe multiproblematiek, nodig hebben, is echter nog steeds actueel.Gebleken is dat de GI een traject van MST-CAN heeft ingezet welk traject nu door de moeder en de minderjarigen wordt gevolgd. Voor het onderzoeken van de opvoedvaardigheden van de moeder is [jeugdzorginstelling] betrokken. Het door de moeder als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde behandelplan van [jeugdzorginstelling] ziet op de periode voordat de minderjarigen door de GI bij de moeder zijn geplaatst. Er is nog geen goed zicht verkregen op de opvoedvaardigheden van de moeder sinds de minderjarigen bij haar verblijven. Ook is nog niet duidelijk of de moeder over voldoende en over de juiste opvoedvaardigheden beschikt om de minderjarigen langdurig op te kunnen voeden. De opvoedvaardigheden van de moeder moeten nog nader in kaart worden gebracht, indien mogelijk binnen het traject van MST-CAN, dan wel via [jeugdzorginstelling] of een door de GI in te schakelen derde deskundige. Het is dan ook belangrijk dat het traject van MST-CAN wordt voortgezet. Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de GI onderzoekt of het mogelijk is om voor de moeder psychologische hulpverlening in te zetten. Ook dit was één van de aanbevelingen uit het NIFP-rapport en moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hier ook behoefte aan heeft, maar de GI heeft hier nog niet op ingezet.
4.7
Naast het hierboven genoemde vormt ook het feit dat er momenteel geen contact is tussen de minderjarigen en de (voormalig) pleegmoeder voor de rechtbank reden om het verzoek van de moeder tot herstel in het gezag nog niet toe te wijzen. De rechtbank vindt het zorgelijk dat [naam] geen rol meer heeft in het leven van de minderjarigen. Zij is jarenlang de hoofdopvoeder van de minderjarigen geweest en de minderjarigen zijn aan haar gehecht. Met name [minderjarige 2] heeft behoefte aan contact met haar. Indien de moeder in haar gezag over de minderjarigen wordt hersteld dient zij het contact tussen de minderjarigen en [naam] vorm te gaan geven en daartoe acht de rechtbank haar op dit moment, gelet op de onderlinge verstandhouding, niet in staat. Op dit punt is het belangrijk dat de GI betrokken blijft. De GI dient in te zetten op het herstel van contact tussen [naam] en de minderjarigen. De rechtbank begrijpt dat het feit dat [naam] ieder contact met de GI en de moeder afhoudt, de totstandkoming van een omgangsregeling bemoeilijkt. Toch acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de GI blijft inzetten op herstel van contact. De rechtbank geeft de GI ter overweging mee een derde instantie in te schakelen om zicht te krijgen op de wijze waarop de omgang tussen [naam] en de minderjarigen vorm kan en moet worden gegeven.
4.8
De rechtbank ziet dat de moeder flinke stappen vooruit heeft gezet. De rechtbank gunt het de minderjarigen ende moeder, dat er rust en stabiliteit komt en dat de minderjarigen bij de moeder kunnen opgroeien. Op dit moment acht de rechtbank het echter nog te vroeg om vast te kunnen stellen dat de minderjarigen bij de moeder kunnen opgroeien. De rechtbank heeft bewondering voor de wijze waarop de moeder de zorg van de minderjarigen van de ene op de andere dag volledig zelfstandig vorm heeft gegeven. De huidige situatie is echter nog pril en de rechtbank wil dat er voor een langere periode zicht wordt gehouden op de vraag of de moeder de zorg voor de minderjarigen vol kan houden. De rechtbank zal de beslissing op de verzoeken van de moeder daarom aanhouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank in september 2024. De komende maanden zal meer zicht moeten komen op de vraag of de moeder over voldoende opvoedvaardigheden beschikt en of en zo ja, welke hulpverlening en begeleiding hierbij nodig is. Het is aan de GI om de moeder de ruimte te geven de opvoeding van de minderjarigen vorm te geven en tegelijkertijd vinger aan de pols te houden en de moeder te begeleiden en ondersteunen in het groeien in haar rol als opvoeder. De GI moet zicht houden op het verloop van de ingezette en nog in te zetten hulpverleningstrajecten. De rechtbank verzoekt de GI, dan wel de (advocaat van de) moeder, indien er de komende maanden ontwikkelingen zijn die maken dat de nader te plannen mondelinge behandeling in september 2024 niet kan worden afgewacht, de rechtbank tussentijds te informeren. De rechtbank verzoekt de GI in ieder geval om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nader te plannen mondelinge behandeling in september 2024 de navolgende stukken bij de rechtbank in te dienen:
- de (eind)rapportage van het traject van MST-CAN;
- een verslag van (het verloop van) de hulpverleningstrajecten van de minderjarigen;
- een verslag van (het verloop van) het hulpverleningstraject van de moeder;
- een verslag met daarin de stand van zaken over hoe het contact tussen de moeder en [naam] en daaropvolgend het contactherstel tussen de minderjarigen en [naam] is vormgegeven.
De rechtbank verwacht van de GI een actieve houding ten aanzien van het herstellen van het contact tussen de minderjarigen en [naam] .
Inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168
4.9
Nu de beslissing op het verzoek van de moeder om haar in het gezag over de minderjarigen te herstellen zal worden aangehouden, zal de rechtbank ook het voorwaardelijk verzoek van de Raad om de minderjarigen onder toezicht te stellen aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
Inzake C/02/411618/ FA RK 23-3241
5.1
houdt de behandeling van de zaak aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank in september 2024;
5.2
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling de hierboven in r.o. 4.8 genoemde stukken in te dienen, onder gelijktijdige verstrekking aan de Raad en aan (de advocaat van) de moeder;
Inzake C/02/416817 / JE RK 23-2168
5.3
houdt de behandeling van de zaak aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van deze rechtbank in september 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, voorzitter, mr. Dijkman en mr. Van Noort, allen kinderrechters en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.