ECLI:NL:RBZWB:2024:1105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/02/387224/ FA RK 21-3121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over minderjarigen en vaststelling hoofdverblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2014. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.M. Baas, verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, zich verzette tegen deze wijziging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige communicatieproblemen bestaan tussen de ouders, wat leidt tot een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat de man alleen met het gezag wordt belast, omdat gezamenlijke uitoefening van het gezag niet mogelijk is gezien de huidige situatie. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man tot vaststelling van het hoofdverblijf en vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool in [woonplaats 1] afgewezen, omdat deze verzoeken niet meer relevant zijn na de toewijzing van het eenhoofdig gezag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/387224/ FA RK 21-3121
beschikking 30 januari 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.G.M. Baas, kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, kantoorhoudende te Bergen op Zoom.
Ouders van de thans nog minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2022 met de daarin genoemde
stukken;
- het rapport van de Raad van 14 april 2022;
- het F9-formulier van mr. Kranenburg van 31 mei 2022;
- het F4-formulier van mr. Baas van 18 oktober 2022;
- het F4-formulier van mr. Kranenburg van 18 oktober 2022;
- het F4-formulier van mr. Baas van 17 januari 2023;
- de brief van mr. Kranenburg van 17 januari 2023;
- het aanvullend verzoekschrift strekkende tot wijziging van het gezag alsmede vervangende toestemming, ingediend door mr. Baas op 19 juli 2023;
- het op 19 september 2023 door mr. Kranenburg ingediende verweerschrift op het aanvullend verzoek, met bijlagen.
1.2.
De zaak is nader behandeld op de mondelinge behandeling van 25 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad. Alhoewel correct opgeroepen is de GI niet verschenen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is een proces-verbaal van de mondelinge behandeling opgemaakt dat naar (de advocaten van) partijen en de GI is verstuurd. Na de mondelinge behandeling zijn, met instemming van de rechtbank, de volgende stukken ontvangen:
- de brief van de GI van 1 november 2023;
- het F9-formulier van 9 november 2023 van mr. Baas;
- de brief van mr. Kranenburg van 21 november 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 11 januari 2022. Bij die beschikking heeft de rechtbank de beschikking van rechtbank Breda van 28 juli 2016 gewijzigd en heeft zij een
voorlopigezorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarigen om de week bij de man verblijven van maandag 9.00 uur tot de week erop maandag 9.00 uur. Iedere verdere beslissing op de verzoeken is aangehouden.
2.2
In dit stadium van de procedure moet de rechtbank nog een definitieve beslissing nemen op het verzoek van de man het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen, subsidiair tot vaststelling van een zorgregeling die inhoudt dat de minderjarigen de ene week van maandag 09:00 uur tot en met de andere week maandag 09:00 uur alsmede de helft van de vakanties bij de man verblijven. Ook moet de rechtbank nog beslissen op het voorwaardelijk zelfstandig verzoek van de vrouw inhoudende dat mocht de rechtbank het verzoek van de man tot wijziging van het hoofdverblijf toewijzen, te bepalen dat de minderjarigen de ene week van maandag 09:00 uur tot de week erop maandag 09:00 uur alsmede de helft van de vakanties en feestdagen bij de vrouw verblijven.
2.3
Bij aanvullend verzoekschrift d.d. 19 juli 2023 verzoekt de man primair te bepalen dat de man voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen zal zijn belast en subsidiair vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de minderjarigen op de [basisschool] te [woonplaats 1] . In haar verweerschrift van 19 september 2023 voert de vrouw verweer tegen dit verzoek en verzoekt zij dit verzoek af te wijzen.
2.4
Door en namens de man is tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het navolgende aangevoerd. Op het oorspronkelijke verzoek van de man om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen moet nog worden beslist. Dit verzoek kan ook worden toegewezen nu de minderjarigen feitelijk ook bij hem verblijven. De kinderen verblijven doordeweeks bij de man. De ene week is er op de woensdag contact tussen de kinderen en opa en oma en in de andere week op woensdag tussen de kinderen en de vrouw. Het is in het belang van de minderjarigen dat hun hoofdverblijf bij de man wordt bepaald. De man verzoekt aanvullend het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen in die zin dat de man voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen is belast. Wijziging van het gezag is in het belang van de kinderen. Er is geen enkele communicatie tussen partijen. De vrouw had voor het begin van het nieuwe schooljaar een kennismakingsgesprek op school ingepland zonder dat de man daarvan af wist. De man wist niets van dit gesprek en heeft hier niet bij kunnen zijn. De man heeft voor beslissingen rondom de kinderen de toestemming van de vrouw nodig maar zij weigert die stelselmatig. De vrouw weigerde toestemming te verlenen om de kinderen bij de huisarts van de man in te laten schrijven. De vrouw is het ook niet eens met het feit dat de kinderen bij de man wonen. De kinderen raken klem of verloren als partijen gezamenlijk met het gezag over hen belast blijven. Mocht de rechtbank het verzoek van de man tot wijziging van het gezag niet toewijzen dan verzoekt de man subsidiair hem vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op de basisschool in [woonplaats 1] . Momenteel moeten de kinderen erg vroeg hun bed uit willen ze op tijd op hun basisschool in [woonplaats 2] aankomen. De kinderen hebben hier last van. Als ze in [woonplaats 1] op school zitten dan kunnen ze later opstaan en ook rustiger ontbijten. De kinderen hebben ook vriendjes en vriendinnetjes in de buurt die ook op de basisschool in [woonplaats 1] zitten. Het schoolsysteem van deze school is hetzelfde als de huidige school van de kinderen in [woonplaats 2] . Wat dat betreft verandert dat dus niet. Maar de vrouw geeft ook geen toestemming voor inschrijving van de kinderen op de basisschool in [woonplaats 1] , reden waarom aan de man vervangende toestemming voor deze inschrijving moet worden verleend.
2.5
Door en namens de vrouw is in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de vrouw erkent dat tussen partijen sprake is van een slechte communicatie. De vrouw is echter wel bereid om aan deze communicatie te werken. De GI heeft in de afgelopen jaren niet ingezet op verbetering van de oudercommunicatie. Er is bij de vrouw sprake van veel wantrouwen richting de GI omdat er een hoop is misgegaan. De GI baseert zich keer op keer op verouderde, onjuiste en achterhaalde informatie en slaat geen acht op de positieve veranderingen die de vrouw ondergaat. Zo is zij begonnen aan een GGZ-behandeling en neemt zij binnenkort haar intrek in een eigen (huur)woning. Zowel bij de man als bij de GI krijgt de vrouw niet de informatie waar zij recht op heeft. De vrouw ervaart dat zij keer op keer opzij wordt gezet. Er is sprake van weinig contact tussen de kinderen en hun broertje, hun opa en oma en de vrouw. Nu er voor de kinderen zoveel is veranderd is het voor de vrouw van wezenlijk belang dat de school voor de kinderen in ieder geval hetzelfde blijft. Daarnaast is bij één van de meiden sprake van hypermobiliteit en de school in [woonplaats 1] die de man op het oog heeft, heeft veel trappen dus is voor haar veel moeilijker begaanbaar. De vrouw geeft dan ook geen toestemming voor inschrijving van de kinderen op de school in [woonplaats 1] . De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man tot wijziging van het gezag. Er is niet voldaan aan het klemcriterium. Er is niet ingezet op oudercommunicatie terwijl die optie nog open ligt. Ook het enkel wijzen naar problemen die zich in de toekomst voor kunnen doen is onvoldoende om het gezag te kunnen wijzigen. Wat betreft het verzoek van de man tot wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen refereert de vrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.6
Omdat de GI niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen en zowel partijen als de rechtbank het standpunt van de GI wel noodzakelijk vinden voor de beslissing op de voorliggende verzoeken is de GI bij proces-verbaal van 25 september 2023 in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard. Dit is op zitting afgesproken waarbij ieder nog de gelegenheid heeft schriftelijk te reageren. Een nieuwe zitting zou dan niet nodig zijn. Bij brief van 1 november 2023 heeft de GI aangevoerd dat het perspectief van de kinderen sinds eind mei 2023 bij de man ligt en dat de GI van mening is dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de man moet worden vastgesteld. Ten aanzien van het verzoek van de man tot wijziging van het gezag voert de GI aan dat de ouders niet in staat zijn tot het gezamenlijk nemen van beslissingen ten aanzien van de kinderen. De GI is van mening dat gelet op het verleden van de ouders maar ook de houding en het gedrag dat de vrouw vandaag de dag nog steeds vertoont ten aanzien van de man maakt dat inzet van oudercommunicatie niet realistisch is. Zonder de geadviseerde intensieve individuele behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met het gegeven dat de vrouw zich zelfs binnen de ondertoezichtstelling niet laat sturen door familie, jeugdbeschermers en hulpverlening acht de GI het inzetten van een traject van oudercommunicatie niet van meerwaarde. De vrouw heeft vanaf de start van de ondertoezichtstelling in mei 2022 tot op heden op een heel aantal punten haar toestemming geweigerd. De GI is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij voortaan in [woonplaats 1] naar school gaan. Het toekomstperspectief van de kinderen ligt bij de man. Los van het praktische punt van het feit dat de tijd van het halen en brengen naar en van school korter wordt acht de GI het in het belang van de kinderen dat zij in [woonplaats 1] naar school gaan zodat zij daar hun vriendschappen gaan sluiten. Het wijzigen van school vergroot het sociale leven en het welzijn en welbevinden van de kinderen. Als de kinderen op de basischool in [woonplaats 2] blijven dan blijft het risico zich voordoen dat zij worden geconfronteerd met hun oma moederszijde en hun [halfbroertje] . Dit is binnen het complexe systemische geheel niet in hun belang.
2.7
Bij F9-formulier van 9 november 2023 heeft de man bericht bericht dat hij instemt met het advies van de GI uit diens brief van 1 november 2023.
2.8
Bij brief van 21 november 2023 heeft de vrouw bericht dat het standpunt van de GI uit de brief van 1 november 2023 ten aanzien van de beëindiging van het gezag veel te kort door de bocht is. Het niet inzetten op oudercommunicatie en het feit dat partijen het niet eens zijn over de wijziging van de school voor de kinderen is onvoldoende om het verzoek van de man tot wijziging van het gezag toe te wijzen. Het standpunt van de GI omtrent het perspectief van de kinderen is ongefundeerd en ongegrond. De vrouw wordt door de GI en de man te snel afgeschreven. Het toewijzen van de verzoeken van de man zal ertoe leiden dat de vrouw en de kinderen alle hoop op een evenwichtigere toekomst wordt ontnomen.
Wijziging gezag
2.9
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst een beslissing nemen op het verzoek van de man tot wijziging van het gezamenlijk gezag tussen partijen.
2.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over de minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
2.11
Het verzoek van de man om hem alleen met het gezag te belasten zal worden toegewezen. Gebleken is van feiten en omstandigheden die in het belang van de minderjarigen nopen tot afwijking van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders ook na hun uiteengaan gezamenlijk het gezag uitoefenen. Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de tussen de man en de vrouw bestaande communicatieproblemen zo ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders indien zij het gezag gezamenlijk zullen blijven uitoefenen en niet is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de minderjarigen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de minderjarigen en hun veiligheid niet in gevaar brengt. De rechtbank acht partijen hiertoe niet in staat nu er geen enkele communicatie is tussen partijen en het ook niet in de lijn der verwachting ligt dat de communicatie tussen partijen zal verbeteren. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de stelling van de vrouw dat er nog niet is ingezet op het verbeteren van de oudercommunicatie. Uit de brief van de GI van 1 november 2023 blijkt dat de GI van mening is dat het inzetten op verbetering van de oudercommunicatie niet realistisch is. De redenen die de GI daarvoor aanvoert acht de rechtbank plausibel. Daarnaast heeft de vrouw stelselmatig haar toestemming voor beslissingen ten aanzien van de minderjarigen geweigerd, zo blijkt uit de brief van de GI van 1 november 2023. De vrouw betwist dit niet maar voert alleen redenen hiervoor aan. De rechtbank acht die echter niet in het belang van de kinderen. De rechtbank is van oordeel dat het risico bestaat dat bij instandhouding van het gezamenlijk gezag de minderjarigen verder klem of verloren zullen raken tussen partijen en zal het verzoek van de man tot wijziging van het gezag dan ook toewijzen.
Vaststelling hoofdverblijf en vervangende toestemming inschrijving school
2.12
Nu de rechtbank zal bepalen dat de man voortaan met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen zal zijn belast heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek tot vaststelling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hen en tot het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarigen op de [basisschool] in [woonplaats 1] . De rechtbank zal deze verzoeken van de man dan ook afwijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.13
De rechtbank zal de beslissing omtrent de wijziging van het gezag uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014 voortaan aan de man alleen toekomt;
3.2
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.