ECLI:NL:RBZWB:2024:1114

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
9603887 / CV EXPL 21-4127 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na ondeugdelijk bestratingswerk bij woning

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over schadevergoeding na ondeugdelijk uitgevoerde bestratingswerkzaamheden. De eisers, vertegenwoordigd door mr. Y.H.P.M.J. Willems, hebben de gedaagde, een bestratingsbedrijf vertegenwoordigd door mr. N. Rensen, aangeklaagd wegens gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden aan de bestrating rondom hun woning. De deskundige die door de rechtbank was benoemd, heeft vastgesteld dat de bestrating niet aan de vereiste normen voldeed, met name dat de voegen niet goed waren gevuld en dat de bestrating niet vlak en duurzaam was gelegd. De deskundige heeft de herstelkosten geraamd op € 8.632,14 inclusief btw, maar na aftrek van kosten voor meerwerk, is een bedrag van € 8.474,06 aan schadevergoeding toegewezen aan de eisers. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf 18 december 2020, de datum van verzuim, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aannemer bij het uitvoeren van werkzaamheden en de verwachtingen die consumenten mogen hebben van vakbekwame bedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9603887 / CV EXPL 21-4127
vonnis d.d. 21 februari 2024
inzake

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
verder samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. Y.H.P.M.J. Willems,
tegen
[gedaagde], tevens h.o.d.n.
[bedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. N. Rensen.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis
van 11 januari 2023 waarin een deskundige is benoemd. Na het uitbrengen van het deskundigenrapport hebben partijen daarna de volgende stukken nog overgelegd:
  • de conclusie na deskundigenrapport van de zijde van [eisers] ,
  • de conclusie na deskundigenonderzoek van de zijde van [gedaagde] ,
  • de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
De procedure is vervolgens verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2.De verdere beoordeling van de zaak

2.1.
In het tussenvonnis van 11 januari 2023 is [deskundige] tot deskundige
benoemd. Op 27 juni 2023 heeft de deskundige zijn rapport bij de rechtbank ingediend. Partijen hebben zich daarna over de inhoud van het rapport uitgelaten. De stellingen van partijen komen hierna, voor zover van belang, aan de orde.
2.2.
De kantonrechter stelt voorop dat voor de overtuiging van de rechter bij de waardering van deskundigenbewijs de maatstaf is of er sprake is van een redelijke mate van zekerheid.
De door de deskundige gehanteerde richtlijn bij zijn onderzoek
2.3.
De deskundige heeft het werk (aan de oprit, voor en naast de schuur, aan de achter en zijkant van de woning, aan het pad langs de woning, rondom het zwembad en aan het plateau) beoordeeld aan de hand van de KOMO-beoordelingsrichtlijn BRL 9334 Straatwerk, de voorschriften uit Standaard RAW Bepalingen, de verwerkingsvoorschriften van de verwerkte materialen en de te verwachten kwaliteit vanuit de offerte met een professioneel bestratingsbedrijf.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij geen KOMO-Keurmerk heeft en dat dit keurmerk is gericht op openbare wegen die zwaar worden belast met wegverkeer. De door de deskundige gehanteerde standaard is daardoor te hoog.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de maatstaven die in KOMO-beoordelingsrichtlijn zijn vastgelegd kunnen doorgaan voor die van een vakbekwaam bestrater. Het maakt daarbij niet uit dat [gedaagde] geen enkel keurmerk heeft. Wanneer een aannemer een dergelijk keurmerk of logo wél gebruikt, geeft dat de klant enige garantie omtrent het te verwachten eindresultaat. Maar ook als een aannemer een dergelijk keurmerk of logo niet hanteert, moet hij/zij toch aan de gebruikelijke eisen van vakbekwaamheid kunnen voldoen. Het niet voeren van bepaalde certificaten of keurmerken kan niet aan een consument worden tegengeworpen.
[eisers] mocht er als consument vanuit gaan dat de werkzaamheden zouden voldoen aan dat wat je van een vakbekwaam bestrater mag verwachten. Van een professioneel bedrijf zoals [gedaagde] mag worden verwacht dat bestrating strak, vlak en duurzaam is aangelegd.
Het (grotendeels) ontbreken van voegvulling
2.4.
Waar de deskundige heeft geconstateerd dat de voegvulling (grotendeels) niet aanwezig is, doet [gedaagde] een beroep op artikel 6:101 BW vanwege eigen schuld aan de zijde van [eisers] . [eisers] heeft volgens [gedaagde] nagelaten om na oplevering van het werk de voegen in te vegen en het straatwerk te onderhouden.
De deskundige heeft in zijn rapport geconcludeerd dat van het bestratingswerk mag worden verwacht dat de voegen deugdelijk en duurzaam worden opgeleverd, omdat dit een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Het komt volgens de deskundige voor dat de opdrachtgever na oplevering nog dient in te vegen. Dit mag echter niet leiden tot het compleet uitspoelen of ontbreken van een voegvulling. De kantonrechter gaat gelet hierop aan het verweer van [gedaagde] voorbij. Daarnaast heeft de kantonrechter reeds in het vonnis van 30 november 2022 in r.o. 3.6. overwogen dat het werk niet is opgeleverd door [gedaagde] , waardoor het werk nog niet voor risico van [eisers] is gekomen.
De bestrating van de oprit
2.5.1.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de voegbreedte tussen de stenen meer is dan de voorgeschreven/geadviseerde 3 tot 5 mm, waardoor de stenen los zijn gaan liggen. Verder is van een groot gedeelte van de bestrating de voegvulling niet aanwezig. Aan de linkerzijde van de oprit ontbreekt een opsluitband, wat mede de oorzaak is van het losliggen en het niet stabiel liggen van de bestrating. Er is duidelijk sprake van spoorvorming doordat de voorgeschreven dikte van de funderingslaag (puingranulaat 20 tot 30 cm) niet is aangehouden. Tussen de opsluitbanden zijn te brede voegen waargenomen, meer dan 5 mm, waardoor de stabiliteit van de opsluitbanden niet duurzaam is. Op meerdere plaatsen zijn de opsluitbanden verschoven. De bestrating wordt als ondeugdelijk en niet duurzaam beschouwd. De kosten van het herstel worden geraamd op € 2.653,00 exclusief btw.
2.5.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de gemeente bij de oprit ook bestratingswerkzaamheden heeft uitgevoerd. Deze werkzaamheden kunnen van invloed zijn geweest op de kwaliteit van het straatwerk bij de oprit. Verder heeft [gedaagde] [eisers] geadviseerd om opsluitbanden aan de linkerzijde van de oprit te plaatsen. [eisers] wilde dat echter niet omdat hij dat niet mooi vond. Daarnaast zijn in de tekening van de tuinarchitect ook geen opsluitbanden opgenomen en [gedaagde] mocht er van uitgaan dat de tekening juist was. [gedaagde] betwist voorts dat er volgens een algemeen voorschrift een funderingslaag van 20 tot 30 cm had moeten worden aangebracht. Ook betwist [gedaagde] dat er schade is ontstaan door het plaatsen van te kleine passtukken. Daarnaast zijn vanwege het beperkte budget van [eisers] minder passtukken gebruikt. Indien er schade is waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is, dienen in ieder geval de kosten voor het plaatsen en leveren van extra opsluitbanden in mindering te worden gebracht op het bedrag aan schade.
2.5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat de werkzaamheden door de gemeente aan een gedeelte van de oprit, van invloed zijn geweest op het werk. Deze enkele stelling, waarvan een nadere onderbouwing ontbreekt, vindt ook geen steun in het rapport van de deskundige. Voorts blijkt niet uit de stukken dat [gedaagde] [eisers] heeft geadviseerd dan wel heeft gewaarschuwd voor het wel/niet plaatsen van opsluitbanden aan de linkerzijde van de oprit. Dit geldt eveneens voor de stelling van [gedaagde] dat [eisers] een beperkt budget beschikbaar had. Maar ook in dat geval dient het werk deugdelijk en duurzaam uitgevoerd te worden.
[gedaagde] betwist dat er een algemeen voorschrift bestaat voor de dikte van de funderingslaag. Wat hier ook van zij, de deskundige heeft geconstateerd dat er sprake is van spoorvorming, omdat de fundering onvoldoende draagkracht heeft. Een andere oorzaak voor de spoorvorming is niet gevonden. Het geleverde werk van [gedaagde] is dan ook onvoldoende.
In de offerte zijn voor de linkerzijde van de oprit geen opsluitbanden opgenomen. Dit betekent dat er sprake is van meerwerk bij herstel. Nu partijen geen opgave hebben gedaan van deze kosten, zal de kantonrechter de kosten inschatten op € 100,00 inclusief btw voor 20 opsluitbanden (8/20/100) à € 5 per stuk en € 58,08 inclusief btw wegens een uur arbeid.
[eisers] heeft in zijn akte gesteld dat er sprake is van minderwerk, doordat de gemeente een stuk van de oprit heeft bestraat. Aangezien [eisers] daar verder geen rechtsgevolg aan verbindt, heeft dit geen verdere beoordeling nodig.
De bestrating voor en naast de schuur
2.6.1.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de voegbreedte tussen de stenen meer is dan de voorgeschreven/geadviseerde 3 tot 5 mm. Verder is over een groot deel de voegvulling niet aanwezig. Aan de linkerzijde van de schuur is het straatwerk verzakt vanwege een te lichte en niet goed aangelegde opsluitband en vermoedelijk vanwege een niet goed aangetrilde straatlaag. De opsluitbanden sluiten op enkele plaatsen niet goed aan en het zandbed onder deze stenen is onvoldoende stabiel aangebracht. Voorts dienen de opsluitbanden vervangen te worden met een maatvoering van 8/20/100 cm in plaats van 5/15/100 cm. Een groot deel van de bestrating wordt als ondeugdelijk en niet duurzaam beschouwd. De kosten van het herstel worden geraamd op € 634,00 exclusief btw.
2.6.2.
[gedaagde] betwist dat de geringe afwijking in de voegbreedtes onacceptabel is gelet op het tijdsverloop. Ook betwist [gedaagde] dat een te kleine opsluitband is geplaatst. [gedaagde] heeft hierover navraag gedaan en zijn stelling wordt bevestigd door een bestratingsdeskundige van Straatwerk Nederland.
2.6.3.
De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en geeft een duidelijk antwoord op de vraag. De kantonrechter acht de conclusie van de deskundige overtuigend en maakt die tot de zijne.
De bestrating aan de achter- en zijkant van de woning
2.7.1.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de voegbreedte tussen de stenen meer is dan de voorgeschreven/geadviseerde 3 tot 5 mm. De opsluitbanden van het grindvak en langs het tuinvak hebben een te brede voeg en enkele liggen scheef. Daardoor is de bestrating niet stabiel opgesloten en is de bestrating bij de halve passtukken deels wegzakt. Verder is over een groot deel van de bestrating de voegvulling niet aanwezig. De bestrating is met negatief afschot gelegd (naar de woning toe), waardoor onderspoeling plaatsvindt bij de gevelaansluiting. Daardoor is de bestrating bij de pui aan de achterzijde verzakt. De bestrating wordt als ondeugdelijk en niet duurzaam beschouwd. De kosten van het herstel worden geraamd op € 992,00 exclusief btw.
2.7.2.
[gedaagde] betwist dat de geringe afwijking in de voegbreedtes onacceptabel is gelet op het tijdsverloop. De kantonrechter gaat ook aan dit verweer voorbij. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en geeft een duidelijk antwoord op de vraag. De kantonrechter acht de conclusie van de deskundige overtuigend en maakt die tot de zijne.
De bestrating van het pad langs de woning
2.8.1.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de stenen los liggen en dat deze ondeugdelijk tegen de grindmatten zijn gelegd. De oorzaak is gelegen in een ondeugdelijk ontwerp. De stenen hadden dieper tegen de grindmatten aangelegd moeten worden of (tegen meerwerk) worden opgesloten met bijvoorbeeld cortenstaalbanden. De stenen liggen nu onvoldoende zijdelings stabiel. Aan de tuinzijde is het straatwerk niet opgesloten met opsluitbanden. Het talud is enigszins uitgezakt en hier hadden maatregelen getroffen moeten worden tegen het verschuiven van de grondlagen. Dergelijke werkzaamheden zijn echter niet in de offerte opgenomen. De kosten van het herstel worden geraamd op € 343,00 ex btw.
2.8.2.
[eisers] heeft aangevoerd dat het gelet op de ontwerptekening, waarin een duidelijke rechte lijn is opgenomen, voor de hand ligt om aan de oost- en westzijde keerwanden toe te passen. Voorts had [gedaagde] de plicht [eisers] hierop te wijzen. Uit een opgevraagde offerte bij De Krom B.V. (hierna: De Krom) volgt dat met het herstel een bedrag van € 3.000,80 inclusief btw is gemoeid.
2.8.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het grind door [eisers] is gekocht en door [eisers] ter plaatse is gestort. Indien de stenen dieper in het grind hadden moeten worden gelegd, had [eisers] meer grind moeten storten. Ondanks advies van [gedaagde] wilde [eisers] geen opsluitbanden langs de stenen, omdat [eisers] dit niet mooi vond.
2.8.4.
Gelet op het deskundigenrapport had [gedaagde] de stenen dieper tegen de grindmatten moeten leggen. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan waardoor de stenen los zijn komen te liggen. Uit de stukken blijkt niet dat [gedaagde] [eisers] heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet plaatsen van opsluitbanden bij de stenen. De kantonrechter ziet gelet hierop geen aanleiding om van de conclusie van de deskundige af te wijken. Aangezien er geen werkzaamheden met betrekking tot het talud in de offerte zijn opgenomen, kunnen de kosten die gemoeid zijn met herstel niet voor rekening van [gedaagde] worden gebracht.
De bestrating rondom het zwembad
2.9.1.
De deskundige heeft geconcludeerd dat de voegbreedte tussen de stenen te klein is. Dit dient minimaal 3 mm te zijn volgens de fabrikant. Ook zijn de tegels niet in een stabilisé of mortelbed gelegd. De tegels langs het zwembad zijn ernstig verzakt door onderspoeling. Vermoedelijk is de aangevulde grond langs het prefab zwembad niet goed waterdoorlatend opgebouwd. Verder is de voegvulling niet meer aanwezig. Het aanbrengen van nieuwe grond langs de zwembadbak behoorde echter niet tot de overeenkomst tussen partijen. De kosten van het herstel worden geraamd op € 1.786,00 exclusief btw.
2.9.2.
[gedaagde] betwist dat een te kleine voegbreedte tussen de stenen is gehanteerd. Uit de voorschriften van de fabrikant blijkt dit niet. De niet goed gestabiliseerde en niet goed waterdoorlatende grondlaag is [gedaagde] niet aan te rekenen. Het aanbrengen van de grond behoorde namelijk niet tot de opdracht en is door [eisers] zelf uitgevoerd.
2.9.3.
De kantonrechter overweegt dat het aanvullen van de grond langs het zwembad geen onderdeel uitmaakte van de overeenkomst. [gedaagde] had als opdrachtnemer echter moeten nagaan of de ondergrond geschikt was voor het plaatsen van de tegels. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat de tegels ernstig zijn verzakt. Dit is [gedaagde] aan te rekenen, want het werk is daardoor niet duurzaam uitgevoerd.
De bestrating van het plateau
2.10.1
De deskundige heeft geconcludeerd dat het afschot onvoldoende is richting de tuinvakken. Dit veroorzaakt plasvorming waardoor er onwenselijke groenaanslag plaatsvindt. Ook liggen enkele tegels los als gevolg van verzakking, wat duidt op een onvoldoende stabiele ondergrond. De kosten van het herstel worden geraamd op € 726,00 ex btw.
2.10.2.
[gedaagde] betwist dat het afschot onvoldoende richting tuinvakken is uitgevoerd. Dit is onvoldoende toegelicht door de deskundige.
2.10.3.
De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en geeft een duidelijk antwoord op de vraag. De kantonrechter acht de conclusie van de deskundige overtuigend en maakt die tot de zijne.
Conclusie
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] gedeeltelijk is geslaagd in het bewijs van zijn stellingen. De deskundige heeft de kosten van herstel begroot op € 8.632,14 inclusief btw. Hiervan dient nog afgetrokken te worden € 100,00 materiaalkosten en € 58,08 arbeid – beiden inclusief btw – vanwege meerwerk met betrekking tot de oprit. Dit betekent dat een bedrag van € 8.474,06 wegens vervangende schadevergoeding toewijsbaar is.
[eisers] heeft een offerte overgelegd van De Krom waarin de herstelkosten worden begroot op € 22.972,75. [eisers] heeft gesteld dat gelet hierop de vordering inmiddels € 22.972,75 bedraagt. De kantonrechter gaat hieraan voorbij omdat de schadebegroting van de deskundige als uitgangspunt dient te worden genomen. Daarnaast heeft [eisers] ter onderbouwing van zijn stelling dat de herstelkosten veel hoger zijn slechts één offerte overgelegd. Dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de deskundige de kosten gemoeid met het herstel te laag heeft ingeschat.
2.12.
De wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf 18 december 2020, de dag van verzuim.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.13.
[eisers] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. Nu een lager bedrag aan hoofdsom wordt toegewezen dan is gevorderd, wordt de vergoeding over € 8.474,06 berekend en zal de kantonrechter een bedrag van € 798,70 toewijzen.
Proceskosten
2.14.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van [eisers] tot vandaag vast op:
- griffierecht € 507,00
- kosten exploot van dagvaarding € 106,96
- salaris gemachtigde (2,5 punten à 339,-) € 847,50
- kosten deskundigenrapport
€ 2.874,96
Totaal € 4.336,42
De nakosten, waarvan [eisers] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 8.474,06 wegens vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 december 2020 tot de dag dat volledig is betaald;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 798,70 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de zijde van [eisers] tot vandaag worden vastgesteld op € 4.336,42, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag dat volledig is betaald;
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eisers] volledig aan deze uitspraak voldoet, in de na deze uitspraak ontstane kosten, begroot op € 135,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eisers] , en te vermeerderen, indien betekening van de uitspraak vanwege het uitblijven van betaling heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.