Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J. Wolf, een vordering tot ontruiming van een woning heeft ingediend wegens huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde partij is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De gedaagde huurt sinds 15 februari 2019 de woning en heeft sinds juli 2023 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 7.102,46. De eiser heeft de gedaagde meerdere keren aangemaand tot betaling, maar zonder resultaat. De bodemprocedure is inmiddels aanhangig, maar de gedaagde is ook daar niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen voor de zitting en dat aan alle wettelijke formaliteiten is voldaan. De rechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis moet ontruimen. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 766,67, en heeft de wettelijke rente over deze kosten toegewezen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van huurovereenkomsten.