ECLI:NL:RBZWB:2024:1115

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10889401 \ VV EXPL 24-4 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming woning wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J. Wolf, een vordering tot ontruiming van een woning heeft ingediend wegens huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde partij is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De gedaagde huurt sinds 15 februari 2019 de woning en heeft sinds juli 2023 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 7.102,46. De eiser heeft de gedaagde meerdere keren aangemaand tot betaling, maar zonder resultaat. De bodemprocedure is inmiddels aanhangig, maar de gedaagde is ook daar niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen voor de zitting en dat aan alle wettelijke formaliteiten is voldaan. De rechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis moet ontruimen. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 766,67, en heeft de wettelijke rente over deze kosten toegewezen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van huurovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10889401 \ VV EXPL 24-4
Vonnis in kort geding van 20 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. drs. M.J. Wolf,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 januari 2024,
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 15 februari 2019 voor onbepaalde tijd de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 2] .
2.2.
Op 15 november 2023 heeft [eiser] met betrekking tot [gedaagde] een vroegsignalering van schulden gemeld bij de gemeente Vlissingen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – ontruiming van de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 2] .
3.2.
[eiser] legt aan de vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst werd de huur door [gedaagde] regelmatig niet op tijd betaald. In 2022 heeft [gedaagde] geklaagd over gebreken aan de woning. In 2023 zijn de gebreken in de woning verholpen. [gedaagde] betaalt sinds juli 2023 geen huur meer en gerekend tot 25 januari 2024 is er een huurachterstand van € 7.102,46. [gedaagde] is aangemaand tot betaling van de huurachterstand, maar hij heeft niets betaald. [gedaagde] is door zijn handelen meerdere malen tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De bodemprocedure is inmiddels aanhangig en in die procedure is [gedaagde] niet verschenen. Die zaak staat op de rol voor het wijzen van vonnis. De vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning is gelet op het voorgaande gerechtvaardigd.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook aan de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten is voldaan, zodat verstek wordt verleend tegen [gedaagde] .
4.2.
Het toewijzen van een vordering tot ontruiming in kort geding is alleen mogelijk indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen. Ook dient daarbij een spoedeisend belang te zijn bij de eisende partij.
4.3.
Het spoedeisend belang is door [gedaagde] niet betwist en volgt daarnaast uit de aard van de vordering. De kantonrechter kan om die reden de vordering van
[eiser] in behandeling nemen.
4.4.
Inmiddels is de huurachterstand meer dan drie maanden aangezien de huur € 1.170,48 per maand bedraagt. Een dergelijke achterstand rechtvaardigt vooruitlopend op de uitkomst in de bodemprocedure de gevorderde ontruiming. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen met uitzondering van het volgende. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op twee weken na betekening van dit vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren dan wel met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
proceskosten
4.5.
[gedaagde] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
136,67
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
Totaal
766,67
De nakosten die door [eiser] worden gevorderd, worden hierna in de beslissing begroot.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser] ;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 766,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis begroot op € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening indien de nakosten niet binnen deze termijn worden betaald;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.