Uitspraak
[bedrijf],
[bedrijf],
1.Het verloop van het geding
2. Het geschil
3.De beoordeling
€ 132,00+
€ 99,50+
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, uitgesproken op 10 januari 2024 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een vordering van CWT Commodity Logistics Rotterdam B.V. tegen een transportbedrijf, aangeduid als [gedaagde in de hoofdzaak], en een vrijwaringszaak tegen M.P.L. B.V. De hoofdzaak betreft een vervoersovereenkomst waarbij de ondervervoerder te veel containers heeft uitgehaald op hetzelfde boekingsnummer, wat heeft geleid tot het zoekraken van deze containers en het in rekening brengen van detentiekosten bij CWT. CWT vordert een schadevergoeding van € 17.356,30, maar de rechtbank oordeelt dat niet is vastgesteld dat de vervoerder onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering wordt afgewezen.
In de vrijwaringszaak vordert [eiser in de vrijwaringszaak] dat M.P.L. B.V. wordt veroordeeld tot betaling van de kosten die voortvloeien uit de hoofdzaak, alsook een bedrag van € 2.450,00 aan opslagkosten. M.P.L. is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De rechtbank wijst de vordering van [eiser in de vrijwaringszaak] tot vergoeding van de kosten in de hoofdzaak af, maar kent wel de opslagkosten toe, omdat deze zijn voldaan. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De rechtbank concludeert dat de vordering van CWT wordt afgewezen en dat MPL wordt veroordeeld tot betaling van de opslagkosten en de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.