ECLI:NL:RBZWB:2024:1170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/02/404923 / HA ZA 23-2 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van vluchtweg en gebruik voor horecavoorziening

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee partijen over het recht van erfdienstbaarheid van vluchtweg. De eisers in conventie, eigenaren van een perceel, stellen dat de gedaagden in conventie, die een horecagelegenheid willen realiseren op de eerste verdieping van hun pand, de vluchtweg niet mogen gebruiken voor hun horecafunctie. De rechtbank oordeelt dat de erfdienstbaarheid van vluchtweg ook bedoeld is voor de horecavoorziening op de eerste verdieping, en dat de bestaande wenteltrap vervangen mag worden door een rechte trap, omdat de wenteltrap niet voldoet aan de veiligheidsnormen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers in conventie af, omdat er geen sprake is van een wijziging van de erfdienstbaarheid en de nieuwe trap geen onredelijke beperking oplevert voor het dienende erf. De rechtbank oordeelt verder dat de eisers in conventie de proceskosten moeten betalen, terwijl de kosten in reconventie op nihil worden vastgesteld. Het vonnis is gewezen op 21 februari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/404923 / HA ZA 23-2
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser in conventie 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiser in conventie 2],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. B.F.J. Bollen te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde in conventie 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[gedaagde in conventie 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. F. Voermans te Tilburg.
Partijen zullen hierna gezamenlijk [eisers in conventie] en [gedaagden in conventie] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagden in conventie] mogen op grond van een recht van erfdienstbaarheid in geval van nood vluchten via het dak van het pand van [eisers in conventie] Partijen hebben een geschil over dit recht van erfdienstbaarheid. Dit geschil is ontstaan naar aanleiding van verbouwingsplannen van [gedaagden in conventie] In de kern gaat de zaak om de vraag of de vluchtweg ook gebruikt mag worden voor een op de eerste verdieping van het pand van [gedaagden in conventie] te realiseren horecagelegenheid, en of de bestaande wenteltrap vervangen mag worden door een rechte trap.
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat beide vragen bevestigend beantwoord moeten worden. Dit oordeel wordt hierna bij rechtsoverweging 6, onder De Beoordeling, uitgelegd. Eerst worden het verloop van de procedure, de relevante feiten en de vorderingen van partijen geschetst.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 22 maart 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte tot wijziging eis van [eisers in conventie] met producties 13 tot en met 19;
  • de akte overlegging producties, tevens uitlating na wijziging van eis van [gedaagden in conventie] , met producties 12 tot en met 20;
  • het proces-verbaal van de descente (gerechtelijke plaatsopneming) en mondelinge behandeling van 28 juni 2023.
2.2.
Partijen hebben de rechtbank aan het slot van de mondelinge behandeling verzocht de zaak aan te houden, zodat partijen een minnelijke regeling konden onderzoeken. Partijen hebben de rechtbank laten weten dat hun pogingen geen resultaat hebben gehad. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat dit vonnis zou worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
[eisers in conventie] zijn eigenaar van de percelen aan het [adres 1] in [plaats] (kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , [nummer 1] ). [gedaagden in conventie] zijn eigenaar van het perceel aan het [adres 2] te [plaats] (kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , [nummer 2] ). De panden aan het [adres 2] en [adres 1] liggen naast elkaar.
[Afbeelding geanonimiseerd]
3.2.
Op 18 april 1989 is ten behoeve van het perceel [adres 2] (het heersende erf) ten laste van het perceel [adres 1] (het dienende erf) een erfdienstbaarheid van vluchtweg gevestigd. Samengevat houdt de erfdienstbaarheid in dat het de gebruikers van het heersende erf toegestaan is om via het platte dak en de wenteltrap van het dienende erf te vluchten in geval van nood. De erfdienstbaarheid is als volgt omschreven in de notariële akte van 18 april 1989:
“1. Bavaria is eigenaresse van het horeca pand [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] [sectie] nummer [nummer 2] .
2. [naam 1] en [naam 2] zijn eigenaar van het pand [adres 3] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] [sectie] [nummer 3] .
3. de comparanten ter tweede zijde, in verband met het hiernavolgende, hierna te noemen [naam 3] en [naam 4] , zijn voornemens het bij deze door hen gekochte te verbouwen, in verband waarmede Bavaria bereid is, voorzover nodig, haar medewerking te verlenen aan het verkrijgen door de comparanten ter tweede zijde van de benodigde bouwvergunning, mits de comparanten ter tweede zijde bereid zijn de door de bebouwing vervallende bestaande vluchtweg ten behoeve van meergemeld pand [adres 2] , te vervangen door een nieuwe vluchtweg ten behoeve van laatstgemeld pand.
4. [naam 1] en [naam 2] zijn eveneens bereid mede te werken tot het vestigen van een erfdienstbaarheid van vluchtweg ten behoeve van meergemeld pand, [adres 2] en ten laste van het bij hen in eigendom zijnde pand, [adres 3] .
5. In verband met het vorenstaande worden bij deze gevestigd de navolgende erfdienstbaarheden:
ten behoeve van het perceel kadastraal bekend [gemeente] [sectie] nummer [nummer 2] , eigendom van Bavaria en ten laste van het perceel [gemeente] [sectie] [nummer 4] , bij deze akte in eigendom overgedragen aan [naam 3] en [naam 4] , de erfdienstbaarheid van vluchtweg over het dak van het pand [adres 1] op de wijze als met een groene lijn aangeduid op een aan deze akte gehechte tekening;
ten behoeve van meergemeld perceel [sectie] nummer [nummer 2] en ten laste van het perceel [gemeente] [sectie] [nummer 3] , eigendom van [naam 1] en [naam 2] , de erfdienstbaarheid van vluchtweg langs en achter het pand [adres 3] op de wijze als met een rode lijn aangegeven op meergemelde aan deze akte gehechte tekening.
6. De vestiging van de onder 5.a. en b. omschreven erfdienstbaarheden is geschied onder de navolgende bedingen:
  • van de erfdienstbaarheden zal slechts gebruik gemaakt mogen worden ingeval een calamiteit waarvoor deze is gevestigd en waarvoor de [gemeente] deze heeft voorgeschreven;
  • de eigenaren van de leidende erven waarborgen Bavaria te allen tijde vrije doorgang, ingeval en ten tijde van een calamiteit waarvoor de vluchtweg is bestemd;
  • kosten van het verkrijgen van deze erfdienstbaarheden komen voor rekening van Bavaria;
  • ingeval van uitbreiding van de op het perceel [nummer 3] , eigendom van [naam 1] en [naam 2] , staande bebouwing zal de bij deze gevestigde erfdienstbaarheid lopen langs en achter de meer te plaatsen bebouwing;
  • de erfdienstbaarheid luchtig bij deze gevestigd ten laste van het perceel [nummer 4] , houdt tevens de bevoegdheid in voor het heersend erf om aan of op het lijdend erf zodanige voorzieningen te doen aanbrengen en te houden dat een deugdelijke vluchtweg kan worden gecreëerd.”
3.3.
Voorafgaand aan de vestiging van het recht van erfdienstbaarheid is op 12 augustus 1988 een vooradvies voor het bevoegd gezag opgesteld door de toenmalige eigenaren en (horeca) uitbaters van de betreffende panden aan het [park] :
“Door een verbouwing van “ [naam 5] ” komt de nooduitgang van “ [naam 6] ” te vervallen. Diverse oplossingen besproken met bovengenoemde heren. Er is gekozen voor een noodtrap aan de achterzijde van “ [naam 6] ” naar ‘t dak van “ [naam 5] ” en via dit dak en een 2e noodtrap (beweegbaar) naar beg. grond. T. z. t. worden tekeningen ter goedkeuring overgelegd.”
3.4.
Ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid op 18 april 1989 was het perceel van het heersende erf in gebruik als horeca (begane grond) met bovenwoningen (twee verdiepingen). [gedaagden in conventie] hebben het pand in november 2020 gekocht. [gedaagden in conventie] hebben op 13 juni 2022 van de gemeente een vergunning gekregen om te verbouwen. De eerste verdieping wordt verbouwd tot horecavoorziening. De tweede verdieping wordt nog steeds bewoond en de begane grond wordt nog steeds gebruikt voor horeca.
3.5.
De oorspronkelijke op de begane grond van het pand van [gedaagden in conventie] gevestigde horecavoorziening mocht 150 personen binnen hebben. Uit de omgevingsvergunning die aan [gedaagden in conventie] is verleend door de gemeente blijkt dat de op de eerste verdieping te realiseren horecavoorziening van [gedaagden in conventie] een maximale capaciteit van 60 personen heeft. De vluchtroute over het dak van [adres 1] mag volgens de vergunning door maximaal 45 personen worden gebruikt.
3.6.
Aan de achterkant van het pand aan het [adres 1] was een wenteltrap bevestigd. [gedaagden in conventie] hebben deze oorspronkelijke wenteltrap op 18 oktober 2022 verwijderd en vervangen door een rechte trap. Deze rechte trap is vervolgens weer verwijderd door de huurders van het pand van [eisers in conventie] De rechtbank heeft [eisers in conventie] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in incident van 22 maart 2023 veroordeeld om de wenteltrap aan te brengen en aangebracht te houden, totdat de rechtbank in hoofdzaak vonnis heeft gewezen, op straffe van een dwangsom. [eisers in conventie] hebben aan deze veroordeling voldaan.
3.7.
In een interne memo van de [gemeente] van 11 augustus 2022 is voor zover van belang opgenomen:
betreft: vluchtroute achterzijde over het dak van [adres 1] (…)
Wel is van belang dat als de huidige trap niet gewijzigd kan worden er een beperking in het gebruik van de 1e verdieping noodzakelijk is omdat dan niet voldaan wordt aan vereiste breedtes en doorstroomcapaciteit. (…)”
3.8.
Op 3 november 2022 heeft [bouwkundig adviesburo] (“ [bouwkundig adviesburo] ”) op verzoek van [eisers in conventie] een rapport uitgebracht met betrekking tot de draagkracht van de dakconstructie. In het rapport is voor zover van belang opgenomen:
PROBLEEMSTELLING & CONCLUSIE
Het bestaande platte dak dient dienst te gaan doen als vluchtweg voor een naastgelegen horeca pand. Dit houd in dat de vluchtweg een belasting van 400 kg/m² (= 4 kN/m²) moet kunnen weerstaan.
In dit rapport word de bestaande dakconstructie hierop gecontroleerd.
Aangetoond word dat alleen de houten balken 80 × 180 met een overspanning van circa 2800 mm hieraan voldoen. Alle overige houten en stalen balken voldoen hierNIETaan.
De eindconclusie is daarom dat de bestaande platte dakconstructieNIETgeschikt is om als vluchtweg voor een horeca pand te dienen.”
3.9.
[gedaagden in conventie] hebben opdracht gegeven voor een contra expertise. De door [gedaagden in conventie] ingeschakelde (niet met naam genoemde) constructeur concludeert in het rapport van 13 juni 2023 dat de stalen balken en de houten balklagen voldoen in geval van het benutten van de op het dak liggende vluchtweg.

4.De vorderingen van [eisers in conventie] (conventie)

4.1.
[eisers in conventie] vorderen na wijziging van eis – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagden in conventie] verbiedt om de vluchtweg anders aan te leggen en te gebruiken dan via de bestaande wenteltrap;
II. [gedaagden in conventie] gebiedt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de aangebrachte rechte trap te verwijderen, en [gedaagden in conventie] verbiedt om de vluchtweg ten behoeve van de horecafunctie te gebruiken, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding c.q. per dag dat niet aan het verbod c.q. gebod wordt voldaan, met een maximum van € 100.000,00;
III. [gedaagden in conventie] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.512,50 inclusief btw;
IV. [gedaagden in conventie] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.100,00 ter zake de nieuw geplaatste wenteltrap, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de akte tot wijziging eis;
V. [gedaagden in conventie] verbiedt om camera’s te houden die rechtstreeks zicht geven op het pand/perceel van [eisers in conventie] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00.
4.2.
[gedaagden in conventie] voeren verweer. [gedaagden in conventie] verzoeken de rechtbank [gedaagden in conventie] niet ontvankelijk te verklaren dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eisers in conventie] in de proceskosten.

5.De vorderingen van [eisers in reconventie] (reconventie)

5.1.
[eisers in reconventie] vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in reconventie:
I. [gedaagden in reconventie] veroordeelt om de rechte, blauwe trap binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan te brengen en aangebracht te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
in (voorwaardelijke) reconventie:
II. [gedaagden in reconventie] veroordeelt om de wenteltrap binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan te brengen en aangebracht te houden op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag;
III. [gedaagden in reconventie] veroordeelt in de kosten van de procedure.
5.2.
[gedaagden in reconventie] voeren verweer. [gedaagden in reconventie] verzoeken de rechtbank [eisers in reconventie] niet ontvankelijk te verklaren in de reconventionele vorderingen, met veroordeling van [eisers in reconventie] in de proceskosten plus rente.
5.3.
De rechtbank gaat hierna in op de relevante stellingen die partijen ter onderbouwing van hun vorderingen en verweer naar voren hebben gebracht.

6.De beoordeling

in de zaak van de vorderingen van [eisers in conventie] (conventie)
De erfdienstbaarheid van vluchtweg
Samenvatting van het geschil
6.1.
Partijen zijn het erover eens dat bij akte van 18 april 1989 een erfdienstbaarheid van vluchtweg is gevestigd ten gunste van het pand dat nu in eigendom is van [gedaagden in conventie] De vluchtweg loopt over het platte dak van het pand van [eisers in conventie] en komt uit op een wenteltrap, waarlangs de straat kan worden bereikt. Het geschil tussen partijen gaat over het gebruik van de vluchtweg na uitvoering van de verbouwingsplannen van [gedaagden in conventie] , en of dit gebruik past binnen de gevestigde erfdienstbaarheid. Een uitvloeisel daarvan is een geschil over de trap waarop de vluchtweg uitkomt.
6.2.
De vordering onder II gaat over een gebod aan [gedaagden in conventie] om de aangebrachte rechte trap te verwijderen. Omdat deze rechte trap na het uitbrengen van de dagvaarding al is verwijderd, bestaat er geen belang meer bij dit deel van de vordering. Daar zal dan ook niet op worden beslist door de rechtbank.
Wat vinden partijen?
6.3.
Volgens [eisers in conventie] wijzigen [gedaagden in conventie] de erfdienstbaarheid in de eerste plaats door de vluchtroute te gaan gebruiken voor het horeca zalencentrum op de eerste verdieping. Omdat op de eerste verdieping eerder sprake was van een bovenwoning, en dus alleen van gebruik van de vluchtweg door bewoners, is dit een wijziging (verzwaring) van de erfdienstbaarheid. Bovendien is het platte dak waarover de vluchtroute loopt ongeschikt voor gebruik door de horeca gasten, omdat de draagkracht daarvoor onvoldoende is. De vluchtweg is nooit bedoeld voor bezoekers van de horecagelegenheid op de begane grond. [eisers in conventie] hebben op de zitting aangegeven te vermoeden dat de trap die van de begane grond naar (het dak op) de eerste verdieping leidt, een nieuwe trap is. Om die reden kan de betreffende trap volgens [eisers in conventie] niet betrokken worden in de beoordeling van de erfdienstbaarheid.
In de tweede plaats wijzigen [gedaagden in conventie] de erfdienstbaarheid door in plaats van de wenteltrap een rechte trap te willen aanbrengen, wat niet alleen een wijziging van de erfdienstbaarheid betekent, maar ook een extra belemmering voor het dienende erf oplevert. De bevoorrading van het pand van [eisers in conventie] kan door een rechte trap niet meer via de zijkant plaatsvinden en bovendien wordt de vetput onbereikbaar voor voertuigen. Ook de toegang tot de op de begane grond gevestigde zaal wordt smaller. [eisers in conventie] vorderen samengevat daarom dat [gedaagden in conventie] (1) de vluchtweg niet mogen gebruiken ten behoeve van de horeca in het pand, en (2) dat zij de wenteltrap niet mogen vervangen voor een andere trap.
6.4.
Volgens [gedaagden in conventie] is er geen sprake van een wijziging van de erfdienstbaarheid van vluchtweg. De vluchtweg was bij vestiging van de erfdienstbaarheid bedoeld voor de horecagasten van de begane grond, de bewoners van de eerste verdieping en de bewoners van de tweede verdieping. De trap die van de begane grond naar (het dak op) de eerste verdieping leidt, is niet nieuw, maar al in 1989 geplaatst. Na uitvoering van de verbouwingsplannen hebben zowel de begane grond als de eerste verdieping een horecafunctie. [gedaagden in conventie] willen slechts de horecagasten op de eerste verdieping – en niet langer de horecagasten van de begane grond – in geval van nood gebruik laten maken van de erfdienstbaarheid van vluchtweg. Voor de gasten op de begane grond is een nieuwe vluchtweg aangebracht. Er is dus volgens [gedaagden in conventie] geen sprake van een wijziging van de erfdienstbaarheid, maar alleen van een verplaatsing van de horecagasten die in geval van nood gebruik zouden moeten maken van de vluchtweg. Het dak heeft voldoende draagkracht om te dienen als vluchtroute.
Wat betreft de trap geldt dat [gedaagden in conventie] slechts de voorziening wijzigen waarmee de erfdienstbaarheid wordt uitgeoefend. De wenteltrap voldoet niet aan de huidige regelgeving. Een rechte trap in plaats van de wenteltrap belemmert het dienende erf niet extra. Een rechte trap heeft volgens [gedaagden in conventie] geen invloed op de bevoorrading van het pand en de bereikbaarheid van de vetput.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
(1)
De bedoeling en het gebruik van de erfdienstbaarheid
Gevestigd ten behoeve van horecavoorziening
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de akte van 18 april 1989 (rechtsoverweging 3.2) en het daaraan voorafgaande vooradvies (rechtsoverweging 3.3) blijkt dat het recht van erfdienstbaarheid (ook) is gevestigd ten behoeve van de horeca op de begane grond van het pand dat inmiddels in eigendom is van [gedaagden in conventie] In het vooradvies wordt verwezen naar een verbouwing, die maakt dat er een nieuwe vluchtweg gerealiseerd moet worden voor de (op de begane grond gevestigde) horecavoorziening. Ook in de akte zelf wordt het recht van erfdienstbaarheid niet beperkt tot slechts een gedeelte van het pand, en wordt gerefereerd aan deze zelfde verbouwing.
6.6.
De rechtbank gaat er eveneens van uit dat de trap die gebruikt is tijdens de gerechtelijke plaatsopneming (die van de begane grond naar het dak op de eerste verdieping leidt) in de tijd van de vestiging van het recht van erfdienstbaarheid is geplaatst en aanwezig was. . Dit uitgangspunt is ook in lijn met de bedoeling van de vestiging van de erfdienstbaarheid. Er zijn geen aanwijzingen dat het inderdaad een nieuwe trap betreft. Met een enkel vermoeden van [eisers in conventie] dat het een nieuwe trap betreft hebben [eisers in conventie] hier onvoldoende tegenin gebracht. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het ook praktisch mogelijk was voor de personen op de begane grond om de vluchtweg op het dak te bereiken.
6.7.
Dit betekent dat het enkele feit dat [gedaagden in conventie] de eerste verdieping willen gaan gebruiken voor een horecavoorziening in plaats van bewoning, geen verzwaring of wijziging van de erfdienstbaarheid oplevert. De erfdienstbaarheid was immers al (mede) gevestigd ten behoeve van een horecavoorziening.
Aantal personen dat gebruik moet maken van de vluchtweg
6.8.
Ook wat betreft het aantal personen dat in geval van nood gebruik moet maken van de vluchtweg, geldt dat dit niet tot een verzwaring van de erfdienstbaarheid leidt. [gedaagden in conventie] hebben onweersproken gesteld dat voor de op de begane grond aanwezige gasten een nieuwe vluchtweg is gecreëerd, zodat zij niet langer gebruik hoeven te maken van de vluchtweg op het dak. De op de eerste verdieping aanwezige gasten moeten in geval van nood wel vluchten over het dak, maar dat zijn er in aantal minder dan het oorspronkelijk aan de horeca op de begane grond vergunde aantal gasten dat eerder in geval van nood zou moeten vluchten over het dak.
Belastbaarheid van het dak
6.9.
Ten aanzien van de belastbaarheid van het dak overweegt de rechtbank als volgt. [eisers in conventie] hebben aangevoerd dat het dak niet geschikt is om te dienen als vluchtweg voor een horecavoorziening. Ter onderbouwing van dat standpunt hebben zij een rapport van [bouwkundig adviesburo] in het geding gebracht. [gedaagden in conventie] hebben een andere constructeur geraadpleegd, die tot de conclusie komt dat het dak wel draagkrachtig genoeg is om als vluchtweg voor een horecavoorziening te dienen. Beide constructeurs zijn van dezelfde uitgangspunten uitgegaan en komen op dezelfde wijze tot berekening van de draagkracht van het dak. Het verschil tussen de conclusies van beide constructeurs komt voort uit het feit dat [bouwkundig adviesburo] uitgaat van de draagkracht bij gebruik van het gehele dak, en de door [gedaagden in conventie] geraadpleegde constructeur uitgaat van gebruik van een vluchtpad over het dak (en dus niet van het gehele dakoppervlak). Tijdens de gerechtelijke plaatsopneming hebben [gedaagden in conventie] de rechtbank gewezen op dit vluchtpad, bestaande uit een smal pad van stoeptegels over het dak. [eisers in conventie] hebben niet weersproken dat de draagkracht van het dak voldoende is indien enkel het vluchtpad wordt gebruikt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit het geval is.
6.10.
[gedaagden in conventie] hebben aangegeven het vluchtpad te willen afbakenen. Hoe zij dat precies willen doen, en of het vluchtpad dan zodanig zal zijn afgeschermd dat het niet mogelijk zal zijn alsnog het gehele dak op te vluchten in geval van een noodsituatie (rekening houdend met de paniek waarin mensen dan mogelijk verkeren), is niet duidelijk gemaakt door [gedaagden in conventie] De rechtbank overweegt dat het aan [gedaagden in conventie] is om te zorgen dat de vluchtweg zodanig gebruikt wordt, dat er geen schade aan de dakconstructie van het pand van [eisers in conventie] wordt toegebracht. Zij moeten immers op grond van artikel 5:74 Burgerlijk Wetboek (BW) op de minst bezwarende wijze gebruik maken van het recht van erfdienstbaarheid, wat inhoudt dat zij rekening moeten houden met de draagkracht van het dak.
6.11.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eisers in conventie] om [gedaagden in conventie] te verbieden om de vluchtweg ten behoeve van de horecafunctie te gebruiken (vordering onder II) wordt afgewezen.
(2)
De trap
6.12.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of het [gedaagden in conventie] verboden moet worden om de vluchtweg anders aan te leggen en te gebruiken dan via de bestaande wenteltrap.
6.13.
In de akte (rechtsoverweging 3.2) is bepaald dat [gedaagden in conventie] als eigenaren van het heersende erf bevoegd zijn om op het erf van [eisers in conventie] zodanige voorzieningen aan te brengen dat een deugdelijke vluchtweg kan worden gecreëerd. Volgens [gedaagden in conventie] is de wenteltrap in dit verband ondeugdelijk. De huidige regelgeving vereist dat de leuning van de trap te allen tijde vastgehouden moet kunnen worden, wat bij de wenteltrap niet het geval is. Ook is de doorgang te smal en zijn de treden van de wenteltrap te smal doordat je niet op de gehele trede kunt staan, aldus [gedaagden in conventie] Zij hebben in dat kader verwezen naar de interne memo van de [gemeente] (zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.7). [eisers in conventie] hebben op de zitting aangegeven niet te weten of de wenteltrap voldoet aan de huidige regelgeving. Hoewel het standpunt van [gedaagden in conventie] wat summier is onderbouwd met de genoemde memo, vormt deze enkele opmerking van [eisers in conventie] een onvoldoende gemotiveerde betwisting hiervan. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de wenteltrap naar de huidige maatstaven niet voldoet om als vluchtweg te dienen.
6.14.
Als uitgangspunt geldt dan ook dat het [gedaagden in conventie] is toegestaan om de wenteltrap te vervangen voor een trap die wel deugdelijk is voor het doel (een vluchtroute). Ook daarbij geldt dat [gedaagden in conventie] op grond van artikel 5:74 BW de minst bezwarende optie moet kiezen. [eisers in conventie] hebben in de processtukken aangevoerd dat een rechte trap het gebruik van het lijdende erf te zeer beperkt, maar op de zitting is gebleken dat [eisers in conventie] deze stelling onvoldoende kunnen onderbouwen. [eisers in conventie] hebben namelijk op de zitting aangegeven niet te weten hoe de vetput geleegd wordt, waar in de dagvaarding en de conclusie van antwoord in reconventie nog de stelling is ingenomen dat de vetput moeilijk bereikt kan worden in geval van aanwezigheid van een rechte trap. Wat betreft de bevoorrading van het pand hebben [eisers in conventie] op de zitting aangegeven niet te weten welke problemen daarbij ontstaan, terwijl zij eerder hebben gesteld dat de bevoorrading niet meer via de zijkant van het pand kan plaatsvinden. Wat betreft de stelling dat de toegang tot het pand door bezoekers wordt gehinderd door de rechte trap, geldt dat [eisers in conventie] op de zitting hebben aangegeven niet te hebben gecontroleerd of de toegang nog zou voldoen in geval van plaatsing van de rechte trap. [gedaagden in conventie] hebben bovendien gemotiveerd weersproken dat de rechte trap een belemmering voor het erf van [eisers in conventie] oplevert. Bij deze stand van zaken betekent dat naar het oordeel van de rechtbank dat niet gebleken is dat een rechte trap (onredelijk) bezwarend is voor het lijdende erf.
6.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het gevorderde verbod om de vluchtweg anders aan te leggen en te gebruiken dan via de bestaande wenteltrap (vordering onder I) wordt afgewezen.
De kosten voor het plaatsen van de nieuwe wenteltrap
Uitbreiding van het geschil
6.16.
Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft het geschil tussen partijen zich verder uitgebreid. De eerste uitbreiding ziet op de kosten die [eisers in conventie] hebben gemaakt voor het plaatsen van een nieuwe wenteltrap.
6.17.
De oude (oorspronkelijke) wenteltrap was verwijderd door [gedaagden in conventie] en vervangen door een rechte trap. Deze rechte trap is verwijderd door huurders van het pand van [eisers in conventie] Het gevolg daarvan was dat de vluchtweg over het platte dak niet langer uitkwam op een trap. Deze rechtbank heeft op vordering van [gedaagden in conventie] tijdens deze procedure (in een zogenaamd incident) bepaald dat [eisers in conventie] een wenteltrap moest terugplaatsen.
Wat vinden partijen?
6.18.
[eisers in conventie] vinden dat [gedaagden in conventie] de kosten voor de trap en het plaatsen daarvan moeten vergoeden. De oude wenteltrap is verwijderd door [gedaagden in conventie] en vervolgens in stukken gezaagd. Deze trap was daarom niet meer bruikbaar. [eisers in conventie] voeren onderbouwd met een verklaring van [bouwkundig adviesburo] aan dat het in strijd met de regels is om een gedemonteerde en kapot gezaagde noodtrap te hergebruiken door deze weer aan elkaar te lassen. Door het verwijderen en in stukken zagen van de oorspronkelijke wenteltrap hebben [gedaagden in conventie] onnodig kosten veroorzaakt voor [eisers in conventie] om te kunnen voldoen aan het vonnis in incident.
6.19.
Volgens [gedaagden in conventie] bestaat er geen rechtsgrond voor de ingestelde vordering tot betaling van de kosten van de wenteltrap. [gedaagden in conventie] hebben de gedemonteerde oorspronkelijke wenteltrap meerdere malen ter beschikking gesteld aan [eisers in conventie] , maar [eisers in conventie] hebben ervoor gekozen een nieuwe wenteltrap te laten installeren. [gedaagden in conventie] betwisten dat de originele wenteltrap onbruikbaar was. De factuur voor de trap lijkt te zijn gericht aan [b.v.] en niet aan [eisers in conventie] Ook is de factuur niet rechtsgeldig omdat deze niet voldoet aan de wettelijke eisen die de belastingdienst daar aan stelt. Tot slot hebben [eisers in conventie] niet aangetoond dat de factuur is betaald.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.20.
Eerder in dit vonnis is de rechtbank al tot de conclusie gekomen dat het [gedaagden in conventie] is toegestaan om de wenteltrap te vervangen door een trap die wel deugdelijk is voor het doel (de vluchtweg). En niet is gebleken dat een rechte trap een belemmering voor het erf van [eisers in conventie] oplevert. Het weghalen van de oorspronkelijke wenteltrap was dan ook niet onrechtmatig. De rechtbank ziet daarom geen grondslag voor deze vordering van [eisers in conventie] hebben zelf ook niet aangegeven op welke juridische grondslag de vordering gebaseerd is. Dat [eisers in conventie] de wenteltrap naar aanleiding van het incidentele vonnis, na een belangenafweging, hebben moeten terugplaatsen maakt dat niet anders. Deze vordering dient dan ook te worden afgewezen.
Een verbod op cameratoezicht
6.21.
Een tweede uitbreiding van het geschil na het uitbrengen van de dagvaarding ziet op camera’s die [gedaagden in conventie] hebben opgehangen aan het pand van [adres 4] , een ander pand dat zij huren. [eisers in conventie] vorderen een verbod voor [gedaagden in conventie] om camera’s te houden die rechtstreeks zicht geven op het pand/perceel van [eisers in conventie]
Wat vinden partijen?
6.22.
Volgens [eisers in conventie] maken [gedaagden in conventie] met de geplaatste camera’s inbreuk op de privacy van [eisers in conventie] De camera’s zijn gericht op het perceel/pand van [eisers in conventie] Voor zover de camera’s het perceel van [eisers in conventie] (nu) niet in beeld zouden brengen, betekent dat niet dat [gedaagden in conventie] niet in staat zijn om de camera’s op eenvoudige wijze anders te richten.
6.23.
[gedaagden in conventie] voeren aan dat de camera’s zijn opgehangen om twee redenen. In de eerste plaats voor het garanderen van zijn veiligheid, voor het geval de heer [gedaagde in conventie 2] verdere werkzaamheden zou moeten verrichten om de rechte trap te plaatsen. Toen deze trap namelijk voor de eerste keer werd geplaatst, is [gedaagde in conventie 2] door de huurders van [eisers in conventie] aangevallen en is zijn gereedschap ontvreemd en beschadigd. [gedaagde in conventie 2] heeft daarvan aangifte gedaan. In de tweede plaats zijn de camera’s opgehangen voor de beveiliging van het pand en de daarbij behorende (buitenpandige) opslag. Inmiddels heeft [gedaagde in conventie 2] de camera’s zo afgesteld dat deze slechts de buitenruimte filmen van het pand dat hij zelf huurt. Tot slot wijzen [gedaagden in conventie] er op dat ook (de huurders van) [eisers in conventie] camera’s hebben geplaatst die opnamen maken van de ruimte die [gedaagde in conventie 2] huurt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.24.
De rechtbank stelt voorop dat het [gedaagden in conventie] in beginsel is toegestaan om ter beveiliging van hen zelf en hun eigendommen camera’s te plaatsen. Dit recht is echter niet onbegrensd. Onder omstandigheden kan het plaatsen van camera’s onrechtmatig zijn jegens [eisers in conventie] Daarvan kan sprake zijn als door de positie van de camera’s op ontoelaatbare wijze inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [eisers in conventie] , zoals zij stellen. In het algemeen geldt als norm dat iedereen recht heeft op privacy en het recht heeft om “onbespied” te zijn op het eigen perceel. Een inbreuk op dat recht is in beginsel een onrechtmatige daad. Een rechtvaardigingsgrond kan aan het onrechtmatige karakter in de weg staan. [gedaagden in conventie] beroepen zich daar in dit geval ook op. Of zich een rechtvaardigingsgrond voordoet wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. In een situatie zoals hier aan de orde kan daarbij gedacht worden aan de ernst van de aanleiding om de camera’s te plaatsen, de vraag of een minder verstrekkende maatregel tot een oplossing zou kunnen leiden, de mate waarin de camera’s daadwerkelijk een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer en de duur en de intensiteit van de inbreuk.
6.25.
[gedaagden in conventie] hebben onbetwist gesteld dat de camera’s inmiddels zo afgesteld zijn dat deze het perceel van [eisers in conventie] niet langer in beeld brengen. [eisers in conventie] hebben toegelicht de vordering te handhaven, nu de omstandigheid dat het perceel van [eisers in conventie] nu niet in beeld wordt gebracht niet maakt dat [gedaagden in conventie] niet eenvoudig in staat zijn om de camera’s anders te richten. [eisers in conventie] hebben niet gereageerd op de stellingen die [gedaagden in conventie] hebben ingenomen ter onderbouwing van het bestaan van een rechtvaardiging voor de camera’s. Dit, samen met het feit dat de camera’s het perceel van [eisers in conventie] in de huidige afstelling niet in beeld brengen, maakt dat [eisers in conventie] onvoldoende gemotiveerd hebben onderbouwd dat de camera’s een onrechtmatige inbreuk maken op de privacy.
6.26.
Dit betekent dat de vordering van [eisers in conventie] zoals geformuleerd onder V wordt afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
6.27.
[eisers in conventie] vorderen vergoeding van de kosten van [bouwkundig adviesburo] . [bouwkundig adviesburo] is ingeschakeld ter onderbouwing van de stelling van [eisers in conventie] dat het dak niet geschikt is om als vluchtweg te dienen voor de horecavoorziening. De wet biedt geen grondslag voor vergoeding van deze kosten. Artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW biedt een grondslag voor kosten gemaakt ter onderbouwing van schade en aansprakelijkheid, maar daar is hier geen sprake van. De vordering wordt afgewezen bij gebrek aan grondslag.
in de zaak van de vorderingen van [eisers in reconventie] (reconventie)
Samenvatting van het geschil
6.28.
De vordering van [eisers in reconventie] in reconventie is in feite het spiegelbeeld van de vorderingen van [gedaagden in reconventie] Waar het bij de vorderingen van [gedaagden in reconventie] gaat over het behouden van de wenteltrap, gaat het bij de vordering van [eisers in reconventie] om (het vervangen van de wenteltrap voor) een rechte trap.
6.29.
[eisers in reconventie] hebben ook een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld. Onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat de vorderingen van [gedaagden in reconventie] moeten worden toegewezen, vorderen [eisers in reconventie] dat het [gedaagden in reconventie] wordt bevolen om de wenteltrap terug te plaatsen. Net als voor een deel van vordering II van [gedaagden in reconventie] geldt ook hier dat deze vordering is ingehaald door de realiteit. Inmiddels is de wenteltrap teruggeplaatst, zodat er geen belang meer bestaat bij deze voorwaardelijke reconventie (nog los van de vervulling van de voorwaarde). De rechtbank zal hierop dan ook niet beslissen.
Wat vinden partijen?
6.30.
[eisers in reconventie] voeren aan dat [gedaagden in reconventie] een rechte trap moeten toestaan op grond van de inhoud van de akte. Daarin is immers bepaald dat de eigenaar van het heersende erf de bevoegdheid heeft om aan of op het lijdende erf zodanige voorzieningen te doen aanbrengen en te houden dat een deugdelijke vluchtweg kan worden gecreëerd. De rechte trap is nodig om de door de [gemeente] vergunde horecavoorziening op de eerste verdieping te kunnen exploiteren. Zonder de rechte trap wordt er een beperking op de capaciteit aangebracht. De wenteltrap voldoet namelijk niet aan de vergunningsvoorwaarden uit oogpunt van veiligheid. De rechte trap zorgt er dus voor dat de horecavoorziening op volledige capaciteit open kan, en dat de gasten veilig kunnen vluchten in geval van nood.
6.31.
[gedaagden in reconventie] betwisten dat zij gehouden zouden zijn om een vluchtweg te moeten dulden via een rechte trap, nu er meer dan 30 jaar sprake is geweest van een vluchtweg via de wenteltrap. Terugplaatsen van de rechte trap zou geen enkele zin hebben, nu het dak ongeschikt is om te kunnen dienen als vluchtweg voor het beoogde horeca gebruik. Bovendien zou de rechte trap gedeeltelijk ook op het naastgelegen perceel komen te staan. Daarvoor is geen erfdienstbaarheid gevestigd, [eisers in reconventie] hebben enkel de mondelinge goedkeuring van de eigenaar. Er zijn onvoldoende rechten gevestigd om te garanderen dat een rechte trap kan blijven staan in geval van verkoop van het naastgelegen perceel. Tot slot geldt dat een rechte trap het gebruik van het dienend erf zodanig beperkt, dat dit tot afwijzing van de vordering moet leiden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.32.
In de zaak in conventie heeft de rechtbank al een oordeel gegeven ten aanzien van de geschiktheid van het dak en de mate van beperking van het dienend erf door een rechte trap. Ook zijn de argumenten zoals aangehaald door [eisers in reconventie] al beoordeeld. De rechtbank volstaat met een verwijzing naar wat is overwogen in conventie.
6.33.
Wat betreft het verweer dat de vordering moet worden afgewezen vanwege het feit dat [eisers in reconventie] enkel mondelinge toestemming hebben om de trap te plaatsen op het naastgelegen perceel, en er daarmee onvoldoende rechten zijn gevestigd, wordt verworpen omdat het hier een toekomstige onzekere gebeurtenis betreft. Of er in de toekomst eventueel een probleem ontstaat voor [eisers in reconventie] met de opvolgend eigenaar van het naastgelegen perceel, is dermate onzeker dat dit geen afbreuk kan doen aan de rechten die [eisers in reconventie] nu geldend kan maken.
6.34.
Ook het feit dat de wenteltrap jarenlang dienst heeft gedaan, maakt niet dat deze niet vervangen mag worden door een rechte trap. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting niet in hoe het enkele tijdsverloop maakt dat de vordering afgewezen moet worden. [gedaagden in reconventie] geven deze toelichting niet.
6.35.
[eisers in reconventie] vorderen echter dat [gedaagden in reconventie] de rechte trap plaatsen. Het plaatsen van de trap is iets anders dan het moeten toestaan van de trap. Zoals uit wat hiervoor is overwogen blijkt zijn het [gedaagden in reconventie] die op grond van de akte moeten dulden dat er een rechte trap wordt geplaatst. Echter voor een veroordeling tot het daadwerkelijk plaatsen van de rechte trap door [gedaagden in reconventie] ziet de rechtbank geen grondslag. De rechtbank zal deze vordering gelet op de formulering ervan dan ook afwijzen.
in beide zaken (conventie en reconventie)
Proceskosten
6.36.
[eisers in conventie] krijgen in conventie (overwegend) ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. Deze kosten worden aan de kant van [gedaagden in conventie] in de zaak in conventie vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.014,00, bestaande uit een bedrag van € 1.301,00 aan griffierecht, € 1.535,00 aan salaris gemachtigde (2,5 punt x tarief II € 614,00) en een bedrag van € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
6.37.
[eisers in reconventie] krijgen ongelijk in de reconventie. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is de kosten in reconventie vast te stellen op nihil.

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie
7.1.
veroordeelt [eisers in conventie] in de kosten van de procedure, aan de kant van [gedaagden in conventie] vastgesteld op een bedrag van € 3.014,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers in conventie] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten [eisers in conventie] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
in reconventie
7.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie] in de proceskosten, die worden vastgesteld op nihil,
in conventie en reconventie
7.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de daarin opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sterk en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.