ECLI:NL:RBZWB:2024:118

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/02/343229 / FA RK 18-1718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek biologische vader om omgangsregeling vast te stellen met minderjarige in het kader van therapie en hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een biologische vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2015. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van een verzoek van de biologische vader om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er momenteel therapieën lopen voor de minderjarige, waaronder EMDR-therapie, en dat de biologische vader en de moeder systeemtherapie volgen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet en de betrokken partijen gehoord, waaronder de biologische vader, de moeder, de juridische vader, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen aangegeven dat er een begin moest komen met het opstarten van de omgang, maar dat dit nog niet is gerealiseerd. De rechtbank heeft de betrokken hulpverlening gevraagd om de ontwikkelingen rondom de ondertoezichtstelling en de therapieën te monitoren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opbouwen van de omgang tussen de biologische vader en de minderjarige op dit moment te vroeg is, maar dat er wel stappen gezet moeten worden zodra de EMDR-therapie is afgerond. De rechtbank heeft de regie over de omgangsregeling aan de GI toevertrouwd, maar heeft ook aangegeven dat de biologische vader en de moeder gebruik moeten maken van de systeemtherapie om afspraken te maken over de omgang.

De rechtbank heeft het verzoek van de biologische vader om een voorlopige omgangsregeling afgewijzen, maar heeft wel een voorlopige regeling vastgesteld die ingaat na de EMDR-therapie. De rechtbank heeft de GI verzocht om schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de therapieën en de hulpverlening, en heeft de zaak pro forma aangehouden voor verdere beoordeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/343229 / FA RK 18-1718
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Nadere beschikking van de rechtbank over vaststelling van een omgangsregeling
in de zaak van
[de biologische vader],
hierna te noemen: de biologische vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.V.C. van Sambeek te Eindhoven,
tegen
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R.E. Teusink te Roosendaal,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als informanten in deze procedure aan:
[de juridische vader],
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de navolgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 28 juli 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van [minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 17 november 2023;
  • het verslag van de GI met bijlagen van 23 november 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • het F9-formulier met bijlagen van 1 december 2023 van mr. Van Sambeek, betreffende een aanvullend verzoek met producties 32 tot en met 35;
  • het F9-formulier met bijlagen van 1 december van mr. Teusink, betreffende een brief met 6 producties;
  • de brief met bijlagen van 1 december 2023 van mr. Teusink, betreffende een toelichting van de moeder op producties;
  • het F9-formulier met bijlage van 4 december 2023 van mr. Teusink, betreffende een brief met 1 productie;
  • de pleitaantekeningen van mr. Van Sambeek, overhandigd bij de mondelinge behandeling.
1.2
Op 7 december 2023 heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van het verzoek met gesloten deuren voortgezet, gelijktijdig met de mondelinge behandeling bij de kinderrechter van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] in de zaak met kenmerk C/02/411280 JE RK 23-1146. In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven.
1.3
Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
- de biologische vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de juridische vader,
- twee vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
De rechtbank verwijst naar de inhoud van de beschikking van 28 juli 2023. Hierbij is de behandeling van het verzoek pro forma aangehouden. De GI is verzocht om de rechtbank schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen betreffende de uitvoering van de ondertoezichtstelling en welke resultaten er zijn bereikt in het kader van het proberen om een omgang tot stand te brengen tussen de biologische vader en [minderjarige] . Bij diezelfde beschikking heeft de rechtbank de vrouw een informatieplicht opgelegd, waarbij de vrouw is gehouden om de biologische vader eenmaal per kwartaal te informeren over [minderjarige] .
2.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verslag van de GI van 23 november 2023. Hieruit volgt – samengevat – dat de biologische vader en de moeder sinds september 2023 systeemtherapie bij [praktijk] . Het is de GI niet gelukt om contact te krijgen met de juridische vader, echter heeft hij wel het arrangement getekend waardoor de systeemtherapie wel kon starten. De biologische vader heeft onder protest zijn akkoord gegeven.
Op 22 november 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de biologische vader, de moeder, de GI en [praktijk] waarin de kwestie rondom de omgang is besproken. Er is uitgelegd waarom er nog geen contactopbouw is en dat de pakketjes die de biologische vader elke maand verstuurde, on hold zijn gezet. [minderjarige] is in oktober 2022 aangemeld bij [jeugdpraktijk] voor procesdiagnostiek. De biologische vader is hierbij inmiddels ook betrokken. [minderjarige] volgt op dit moment EMDR-therapie. Afgesproken is dat [minderjarige] EMDR-therapie volgt en de moeder en de biologische vader de systeemtherapie. De GI ziet deze ontwikkelingen als positief, maar nog te pril om de casus te kunnen overdragen naar een vrijwillig kader;
De GI zal de resterende acht maanden een vinger aan de pols houden en samen met de betrokken hulpverlening onderzoeken wat de mogelijkheden zullen zijn in het contactherstel tussen [minderjarige] en de biologische vader.
2.2
Bij beschikking van 7 december 2023 (in de zaak met kenmerk C/02/411280 JE RK 23-1146) is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 10 december 2023 tot 10 augustus 2024.

3.Het (resterende) verzoek

3.1
Aan de orde is thans het (aanvullende) verzoek van de biologische vader om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad
I. een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, waarbij hij en [minderjarige] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar;
- gedurende de eerste maand eenmaal per twee weken op zaterdag van 13:00 uur tot 19:00 uur;
- en vervolgens gedurende eenmaal per twee weken van zaterdag 13:00 uur tot zondag 19:00 uur;
althans een zodanige regeling als de rechtbank vermeent te behoren;
III. de volgende voorlopige omgangsregeling tussen de biologische vader en [minderjarige] vast te stellen voor de duur van de gerechtelijke procedure vanaf januari 2024:
- in januari 2024 twee keer een belmoment middels videobellen op 17 januari 2024 na school en op 31 januari 2024 na school onder begeleiding van [praktijk] danwel de gezinsvoogd;
- in februari 2024 twee keer een kort contactmoment (van een half uur) op 7 februari 2024 na school en op 28 februari 2028 na school onder begeleiding van [praktijk] dan wel de gezinsvoogd;
- in maart 2024 twee keer een contactmoment (van één uur) op 13 maart 2024 en op 27 maart 2024 onder begeleiding van [praktijk] danwel de gezinsvoogd;
- vervolgens een mogelijke uitbereiding te bepalen door de GI.

4.De (nadere) standpunten

4.1
[minderjarige] heeft een brief aan de kinderrechter geschreven. Zij geeft daarin aan dat zij niet wil praten over “ [de biologische vader] ”. [minderjarige] wil niet naar [de biologische vader] , maar wel met [de moeder] praten. [minderjarige] schrijft dat [de biologische vader] gemeen is en mensen op haar afstuurt. Zij voelt zich niet lekker als zij aan [de biologische vader] denkt en dat mama haar dan moet halen op school. [minderjarige] wil niet dat iemand haar naar [de biologische vader] brengt. Zij heeft er enge dromen van en dat vindt zij niet leuk.
4.2
Door en namens de biologische vader wordt, samengevat, aangevoerd dat het contact tussen de biologische vader en [minderjarige] spoedig hersteld dient te worden. Er zijn geen wijzigingen die maken dat van het standpunt van de Raad van 28 juli 2023 afgeweken moet worden. Hoewel uit de beschikking van 28 juli 2023 blijkt dat de rechtbank van oordeel was dat er een begin moest komen met het starten van omgang, is dit nog niet gebeurd. Bovendien was toen de boodschap dat de start van de omgang samen kom gaan met de therapieën.
Volgens de biologische vader zijn er voldoende middelen om tot contactherstel te komen. De GI heeft de afgelopen periode te weinig in het werk gesteld. Zo heeft de jeugdzorgwerker [minderjarige] nog niet gezien en mist er een duidelijk stappenplan. De biologische vader begrijpt dat de EMDR-therapie van [minderjarige] moet worden afgewacht, maar dan moet wel duidelijk zijn tot hoe lang dit loopt. Mocht [minderjarige] de EMDR-therapie binnen afzienbare tijd hebben afgerond, dan kan de biologische vader daar op wachten.
De ondertoezichtstelling is nodig zodat hulpverlening in een gedwongen kader kan plaatsvinden. Het is van belang dat de situatie vanuit de GI gemonitord blijft, maar de regie ten aanzien van de omgang bij de rechtbank komt te liggen.
4.3
Door en namens de moeder wordt, samengevat, het volgende aangevoerd. [minderjarige] is nu acht jaar oud. Bijna haar hele leven heeft zij met hulpverlening te maken. De rechtbank heeft bij beschikking van 28 juli 2023 een vinger aan de pols gehouden en geoordeeld dat er gestart moet worden met hulpverlening bij [praktijk] en de GI moet overleggen met [jeugdpraktijk] . Verder is overwogen dat het faciliteren en het bekijken of er beperkte fysieke contacten kunnen zijn onder begeleiding. Daarbij is expliciet overwogen dat hierbij bepalend is wat voor [minderjarige] haalbaar is. Inmiddels is systeemtherapie gestart en volgt [minderjarige] EMDR-therapie. [minderjarige] heeft nog een heel traject te doorlopen. Zij heeft nu 3 EMDR-sessies gehad. Hoe lang de therapie nog duurt is niet te voorspellen.
De moeder ziet dat [minderjarige] last heeft van spanningen. Gebleken is dat het versturen van pakketjes een trigger vormen voor [minderjarige] . Dat is nu gestopt. Daarnaast legt de ondertoezichtstelling een grote druk op het gezin. De moeder werkt mee aan hulpverlening en aan systeemtherapie. De afgelopen periode is helder geworden dat er iets met [minderjarige] aan de hand is. Wat voor haar nodig is, is dat er rust ontstaat. De biologische vader verliest dat uit het oog. Anders dan de biologische vader vindt de moeder dat de regie met betrekking tot de omgang bij de GI moet blijven liggen. De GI is direct betrokken, de rechtbank niet. De uitkomst van de EMDR-therapie is van belang. Het opstarten van de omgang moet daarop wachten. Het is niet in het belang van [minderjarige] om nu een omgangsregeling vast te leggen.
4.4
De juridische vader brengt, samengevat, naar voren dat hij [minderjarige] al langere tijd niet heeft gezien. De juridische vader wil conflicten met de moeder uit de weg gaan. Bovendien wil hij [minderjarige] niet nog meer belasten met een zelfstandige procedure. Omdat de juridische vader [minderjarige] lang niet heeft gezien, kan hij geen standpunt innemen over wat op dit moment het beste voor haar is. Dit maakte ook dat hij vragenlijsten over hoe het nu met [minderjarige] gaat niet kan invullen. Wel kan hij beamen dat een ondertoezichtstelling druk legt op het gezin. Hij vindt het vervelend dat hij wordt weggezet als iemand met wie je geen contact krijgt. De juridische vader geeft aan dat hij iedere keer weer naar de rechtbank komt. Hij heeft binnen een kwartier het plan voor [jeugdpraktijk] getekend. Het contact met de moeder en [minderjarige] was altijd goed, maar sinds twee jaar heeft de juridische vader een nieuwe vriendin en leidt hij zijn eigen leven. Naar het idee van de juridische vader, kan de moeder dat niet accepteren. Zij kan ook niet met zijn huidige partner door één deur. De juridische vader geeft aan dat hij bij [minderjarige] wordt weggehouden, dat hij berichten krijgt dat [minderjarige] niet naar hem toe wil. Dat was oktober 2022. Daarna werd er gezegd; blijf maar bij haar weg, want je hebt voor iemand anders gekozen.
Zijn telefonische bereikbaarheid is lastig, geeft de juridische vader aan, omdat hij op de bouw werkt en geen telefoon mee het bouwproject op neemt. Maar als hij gemaild wordt over onderwerpen waar hij op kan reageren, dan doet hij dat.
4.5
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. De Raad heeft steeds het standpunt ingenomen dat er omgang moet zijn tussen [minderjarige] en de biologische vader. Hiervoor is te weinig ingezet. De betrokkenheid van de GI blijft echter cruciaal. Gezien wordt ook dat wanneer de GI de regie krijgt over de omgang, er niets van de grond is gekomen. Hoewel EMDR-therapie en systeemtherapie zijn gestart, is er geen contactherstel. De Raad kan zich voorstellen dat contactherstel en systeemtherapie naast elkaar kan bestaan. Dit geldt niet voor de EMDR-therapie. Wanneer de EMDR-therapie is afgerond, kan de Raad zich vinden in het opbouwschema zoals dat door de biologische vader is verzocht. Er moet dan zo snel mogelijk met begeleide omgang gestart worden. Verder acht de Raad het goed als er cognitieve gedragstherapie wordt ingezet en er wellicht ook diagnostiek plaatsvindt bij [minderjarige] . Er zijn ook aanwijzingen voor kind-eigenproblemen. De Raad pleit ervoor om de regie ten aanzien van de omgang bij de rechtbank te beleggen.

5.De (nadere) beoordeling

5.1
De procedure tussen de moeder en de biologische vader heeft tot een uitzonderlijk dik dossier geleid en een ingewikkelde situatie. Terugkijkend op de gebeurtenissen, heeft de rechtbank de indruk dat in de eerste contacten die [minderjarige] met de biologische vader heeft gehad, door de moeder en de biologische vader met de beste behandelingen is gehandeld, maar dat daarin is onderschat hoe complex de situatie voor [minderjarige] was. Zij had een papa (de juridische vader) en werd plotseling geconfronteerd met nog een papa. Dit is voor haar mogelijk heel ingrijpend geweest. Daarna is de situatie tussen de moeder en de biologische vader verstoord geraakt en is het contact tussen de vader en [minderjarige] gestopt. De nu al bijna zes jaar lopende procedure, heeft hier nog onvoldoende in kunnen bereiken. Hulpverlening is ingezet, er is een ondertoezichtstelling gekomen, maar er is nog geen contact. In de vorige beschikking, heeft de rechtbank aangegeven dat er contact moest gaan komen. De rechtbank constateert dat er in de afgelopen periode geen sprake is geweest van het opstarten van de omgang tussen de biologische vader en [minderjarige] . De rechtbank begrijpt de frustratie van de biologische vader hierover. Echter, er zijn in de afgelopen periode ook positieve stappen gezet; [minderjarige] volgt EMDR-therapie en de biologische vader en de moeder zijn gestart met systeemtherapie. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] bij beschikking van 7 december 2023 verlengd en daarbij overwogen dat de ingezette hulpverlening doorgang moet vinden.
5.2
Volgens de hulpverlening is de opbouw van de omgang tussen [minderjarige] en de biologische vader op dit moment een stap te vroeg. De rechtbank heeft, evenals de Raad, geen reden om aan deze constatering te twijfelen. Echter, dat met opbouw van de omgang moet worden gewacht totdat de EMDR-therapie én de systeemtherapie zijn afgerond ziet de rechtbank niet. Gebleken is immers dat er een knip in de hulpverlening is gemaakt. Samen met de Raad ziet de rechtbank noodzaak om zodra dit kan, na afronding van de EMDR-therapie (of in ieder geval het deel dat ziet op de biologische vader), met de opbouw van de omgang te beginnen. Nu de informatievoorziening vanuit de GI scheef loopt, omdat de biologische vader geen gezag heeft, bepaalt de rechtbank dat de regie ten aanzien van de omgang van de GI wordt overgenomen. De rechtbank volgt daarin het advies van de Raad en het standpunt van de biologische vader.
5.3
Hoe lang de EMDR-therapie van [minderjarige] gaat duren, is niet te voorspellen. Dit in aanmerking genomen, maakt dat de rechtbank het aanvullende verzoek van de biologische vader onder III dan ook niet kan toewijzen. Er is simpelweg geen tijdsindicatie te geven. Ervaring leert dat EMDR-therapie zes tot negen maanden duurt, maar op die onzekerheid kan de rechtbank niet varen. In deze beslissing kan de rechtbank voor nu enkel en alleen beslissen hoe de omgang (voorlopig) dient te worden opgebouwd voor het moment dat de EMDR-therapie is afgerond en de resultaten, althans de trauma onderwerpen die gerelateerd zijn aan de biologische vader zijn behandeld. De rechtbank oordeelt over die voorlopige omgangsregeling als volgt.
5.4
Evenals de Raad acht de rechtbank de door de biologische vader voorgestelde opbouwregeling (in zijn verzoek onder III) passend. De volgorde beeldbellen, korte begeleide omgang van respectievelijk een half uur en een uur betreffen kleine stapjes met voldoende tussentijd. Nu de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd en daarmee hulpverlening betrokken blijft, kunnen die stapjes voldoende worden gemonitord. Daarmee is een zekerheid ingebouwd. De rechtbank acht het van belang dat de contactmomenten
nietplaatsvinden op school. School moet voor [minderjarige] een neutrale plek blijven. Het beeldbellen kan plaatsvinden onder begeleiding van de psycholoog van [minderjarige] , haar vertrouwenspersoon, op een door de psycholoog te bepalen dag, tijdstip en locatie, in afwezigheid van de moeder. De begeleide omgangsmomenten, waarbij de moeder evenmin aanwezig is, kunnen plaatsvinden via [praktijk] , danwel de gezinsvoogd op een door [praktijk] , danwel de gezinsvoogd gekozen dag, tijdstip en locatie.
5.5
Nu de rechtbank een voorlopige omgangsregeling zal vaststellen, hebben de biologische vader en de moeder duidelijkheid over wat er gaat komen. Zolang de EMDR-therapie van [minderjarige] niet is afgerond waar het de biologische vader betreft, geeft de rechtbank hen mee om de systeemtherapie te benutten om afspraken te maken over hoe de omgang tussen de biologische vader en [minderjarige] op een zo fijn en veilig mogelijke manier gaat verlopen.
5.6
De rechtbank overweegt verder nog dat de moeder in een uitgebreid document heeft aangegeven wat de situatie met haar en [minderjarige] doet en hoe zij zich niet gehoord voelt. De rechtbank heeft dit document natuurlijk gelezen en ziet daarin een moeder die vol liefde zit voor haar dochter. Wel zijn er punten in te lezen, die aandacht vragen. Bijvoorbeeld waar de moeder aangeeft dat zij [minderjarige] positief probeert te benaderen over de biologische vader met de woorden
‘Denk je nou écht écht écht dat [de biologische vader] je had laten liggen? Ik denk het niet, want hij wilde je al oppakken, maar toen kwam die gekke [naam] aanrennen alsof ze tarzan was!’. De rechtbank vraagt zich echter af of deze woorden inderdaad positief zijn, of dat deze (onbewust) juist impliciet de boodschap geven dat de biologische vader haar inderdaad zou hebben laten liggen. Het gaat vaak om hele subtiele verschillen in bewoordingen die essentieel zijn. De GI en/of de systeemtherapeut kan misschien op basis van dit document met de moeder aan de slag over hoe zij met [minderjarige] het best het onderwerp biologische vader kan bespreken. De GI kan mogelijk, ook gelet op de uitlatingen van de juridische vader op de zitting, daarnaast bespreekbaar maken hoe het is gekomen dat er geen contact meer is tussen de juridische vader en [minderjarige] en wat de rol van de moeder en de juridische vader daarin is geweest. Mogelijk dat ook dit meegenomen kan worden in de systeemtherapie.
5.7
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de biologische vader onder III afwijzen. Het verzoek onder I zal de rechtbank aanhouden. De rechtbank verzoekt de GI om haar, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van de moeder, de advocaat van de biologische vader en de juridische vader,
uiterlijk op na te melden pro formadatum schriftelijk te berichten over de dan actuele stand van zaken ten aanzien van:
- de EMDR-therapie: is deze afgerond? Zo ja, wat zijn de resultaten. Zo nee, hoe lang zal deze therapie naar verwachting nog duren?
- de overige hulpverlening voor [minderjarige] : wat is ingezet en wat is er nog nodig?
- de systeemtherapie: is deze afgerond? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo nee, wat is de prognose?
- het contact tussen [minderjarige] en de biologische vader: hoeveel contactmomenten hebben er plaatsgevonden en wat werd hierbij gezien?
- het contact tussen de biologische vader en de moeder.
- de visie op het resterende verzoek van de biologische vader.
5.8
De (advocaten van de) biologische vader en de moeder krijgen vervolgens de
gelegenheid binnen één week nadien op het schriftelijk verslag van de GI te reageren alsmede het door hen gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken, een en ander vergezeld van hun verhinderdata.
5.9
De rechtbank zal, indien nodig, trachten om een nieuwe mondelinge behandeling te
plannen gelijktijdig met een eventueel verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te
verlengen. Indien en voor zover de GI een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling bij de rechtbank indient, maakt rechtbank de GI erop attent om in die zaak het zaaknummer van deze zaak te vermelden en te verzoeken om gelijktijdige mondelinge behandeling.
5.1
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

bepaalt dat de biologische vader en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015, in het kader van een omgangsregeling,
voorlopig, totdat definitief over de omgang is beslist, gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar als volgt:
- binnen één maand twee keer een belmoment middels videobellen onder begeleiding van de psycholoog van [minderjarige] , op een door de psycholoog gekozen dag, tijdstip en locatie;
- vervolgens binnen één maand twee keer een kort contactmoment (van een half uur) onder begeleiding van [praktijk] danwel de gezinsvoogd, op een door [praktijk] danwel de gezinsvoogd gekozen dag, tijdstip en locatie;
- vervolgens binnen één maand twee keer een contactmoment (van één uur) onder begeleiding van [praktijk] danwel de gezinsvoogd, op een door [praktijk] danwel de gezinsvoogd gekozen dag, tijdstip en locatie;
- vervolgens een mogelijke uitbereiding in duur of naar onbegeleid, te bepalen door de GI;
bepaalt dat voornoemde voorlopige omgangsregeling start binnen twee weken na afloop van
de EMDR-therapie van [minderjarige] , althans nadat de aan de biologische vader gerelateerde onderwerpen behandeld zijn;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt aan de beslissing op het verzoek van de biologische vader onder I tot
[datum] 2024 PRO FORMA, in afwachting van nader schriftelijk bericht van de GI, zoals overwogen onder overweging 5.7;
wijst het (aanvullende) verzoek van de biologische vader onder III af;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024 door mr. Tempel kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.