ECLI:NL:RBZWB:2024:1185

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417885 / JE RK 24-40
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige binnen een samengesteld gezin met complexe problematiek

Op 8 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, de vader, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) en een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die zich grensoverschrijdend heeft gedragen en in een complexe opvoedsituatie verkeert binnen een samengesteld gezin. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en de vader heeft omgang met [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders en de stiefvader niet in staat zijn om de zorgen weg te nemen en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, met als doel de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en de opvoedsituatie te verbeteren.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling gaat in op 8 februari 2024 en duurt tot 8 februari 2025. De kinderrechter heeft de ouders en andere belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417885 / JE RK 24-40
Datum uitspraak: 8 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. E.MA. Leijser te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat: mr. J.C.A. Keulers te Amsterdam.
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in haar beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. E.M.A. Leijser;
- de vader, bijgestaan door mr. J.C.A. Keulers;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Bij de mondelinge behandeling heeft de Raad volhard in haar verzoek. Er bestaan zorgen over [minderjarige] en haar opvoedsituatie. [minderjarige] vertoont zorgelijk gedrag dat is begonnen doordat zij zich grensoverschrijdend heeft gedragen richting haar nichtje. De reeds ingezette hulpverlening is niet toereikend gebleken om de zorgen weg te nemen. Er is sprake van een complexe situatie binnen een samengesteld gezin. [minderjarige] en [naam] (halfzus van [minderjarige] ) hebben geen structureel goedlopend contact met hun vader. De moeder en de stiefvader beschikken over onvoldoende opvoedvaardigheden die zij kunnen toepassen. Tevens bestaan er zorgen dat binnen de thuissituatie van de moeder weinig oog is voor positieve momenten en het gezin lijkt over te lopen. De stiefvader is niet in staat om altijd een vervullende rol in het gezin aan te nemen. Een jeugdzorgwerker wordt noodzakelijk geacht om de ernstige bedreiging van de ontwikkelingen van [minderjarige] weg te nemen.
4.2.
De moeder verzoekt om toewijzing van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Er is al lange tijd sprake van hulp vanuit Prisma die in beginsel is ingezet voor [naam] en vervolgens is uitgebreid naar het gehele gezin. Binnenkort zal er speltherapie vanuit [zorginstelling] worden opgestart voor [minderjarige] . De moeder betwist de overwegingen in het raadsrapport waarin de vader wordt beticht van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De moeder maakt zich zorgen over het contact tussen [minderjarige] en de vader en de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] .
4.3.
De vader is opgelucht om te horen dat de moeder niet denkt dat de vader seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. De vader staat achter het verzoek van de Raad. Hij wil het liefst een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden met aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Maar de vader begrijpt ook overweging voor twaalf maanden. Sinds oktober 2023 heeft de vader omgang met [minderjarige] om de week voor de duur van vier uur op zaterdag. De vader vindt het bezwaarlijk dat hij niet naar buiten mag met [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten. Dat wil hij op korte termijn graag anders zien. De vader vindt het belangrijk dat er hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] .
4.4.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. De vertegenwoordiger van de GI is als vaste jeugdzorgwerker per direct beschikbaar om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Er dient onderzocht te worden of de hulpverlening vanuit Prisma toereikend is. Positief is dat speltherapie voor [minderjarige] wordt opgestart. Het komende jaar dient de benodigde hulpverlening in het gezin ingezet te worden en dienen de mogelijkheden tot uitbreiding van contact tussen [minderjarige] en de vader onderzocht te worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele, seksuele en identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Deze zorgen komen voort uit het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat [minderjarige] heeft laten zien, haar gesloten houding op school en de plotseling veranderde omgangsregeling, die tot gevolg heeft dat ze haar vader minder ziet. Daarnaast is er sprake van pedagogische onmacht in de opvoedingssituatie. De moeder, de vader en de stiefvader van [minderjarige] zijn op dit moment onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Het is de moeder, de vader en de stiefvader niet gelukt om, ondanks de inzet van hulp vanuit verschillende instanties, tegemoet te komen aan de opvoedingsbehoeften van [minderjarige] , namelijk het bieden van veiligheid, duidelijkheid en zekerheid. De moeder staat wisselend of beperkt open voor noodzakelijke vrijwillige hulpverlening, waardoor onvoldoende zicht is gekomen op het gezin en zorgen zijn blijven bestaan. De moeder wordt beperkt door persoonlijke factoren op het gebied van inzicht, impulsiviteit, leermogelijkheden en draagkracht. Tevens is er nog niet voldoende zicht op de rol van de stiefvader in de thuissituatie bij de moeder. Er bestaan zorgen over zijn cognitief functioneren. Het is de ouders bovendien niet gelukt om de zorgen over de veiligheid van [minderjarige] in de opvoedingssituatie bij de vader met elkaar te bespreken en weg te nemen. Het is belangrijk dat er zicht komt op de opvoedingssituatie bij de vader en dat de benodigde hulpverlening hierbij wordt ingezet. Voorts is het noodzakelijk dat er ouderschapsbemiddeling wordt ingezet om voornoemde zorgen weg te nemen en te werken aan onderling vertrouwen tussen de ouders en de wijze waarop de vader wordt betrokken in het leven van [minderjarige] door de moeder. Er is sprake van complexe meervoudige problematiek. De speltherapie vanuit [zorginstelling] dient opgestart te worden en de reeds ingezette hulpverlening dient voortgezet te worden. Eventueel dient nog aanvullende hulpverlening ingezet te worden, indien de reeds ingezette hulpverlening ontoereikend mocht blijken te zijn.
5.3.
Er dient in een gedwongen kader aan de volgende door de Raad gestelde doelen te worden gewerkt:
- [minderjarige] ontwikkelt zich positief (specifiek aandacht voor een gezonde sociaal-emotionele en seksuele ontwikkeling);
- De opvoedsituatie bij vader is veilig en [minderjarige] ervaart een fijne en veilige relatie met haar vader en ervaart vanuit haar moeder emotioneel ruimte voor en duidelijkheid over de omgang met haar vader.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Zij zal het verzoek daarom toewijzen en [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van een jaar, met ingang van 8 februari 2024 tot 8 februari 2025.
5.5.
De kinderrechter zal die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 8 februari 2024 tot 8 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 door mr. Struijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Can als griffier, en op schrift gesteld op 21 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.