Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 november 2023;
- de akte van mr. Çiçek van 8 december 2023 met producties genummerd 5 en 6;
- de antwoordakte van mr. Sangar van 10 januari 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of de man tijdens de echtscheidingsprocedure een kavel grond in Marokko heeft verzwegen. De vrouw, eiseres in deze procedure, stelt dat de man opzettelijk onroerend goed heeft verzwegen met de intentie haar te benadelen. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis uitgesproken op 15 november 2023, waarin de vrouw de gelegenheid kreeg om processtukken uit de echtscheidingsprocedure in te brengen. Deze stukken zouden moeten aantonen dat de man onroerend goed in Marokko bezit en dit heeft verzwegen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in zijn verweerschrift ontkent onroerend goed in Marokko te bezitten. De vrouw betwist deze ontkenning en stelt dat de man met zijn verklaring heeft bedoeld dat hij geen onroerend goed heeft dat in de gemeenschap valt. De rechtbank oordeelt dat de man niet opzettelijk heeft verzwegen dat hij een kavel in Marokko bezit, omdat de schenkingsakte niet duidelijk maakt dat het kavel exclusief aan hem is geschonken. De rechtbank concludeert dat de vrouw niet heeft voldaan aan de strenge eisen van artikel 3:194 lid 2 BW, die vereist dat er bewijs van opzet is voor de verzwijging van onroerend goed.
Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van de vrouw af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 28 februari 2024 door mr. Benjaddi, in aanwezigheid van griffier mr. van der Plas.