ECLI:NL:RBZWB:2024:121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/02/405301/ FA RK 23-186
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige zorgregeling en gezag in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024, is een verzoek tot voorlopige zorgregeling en gezag ingediend door de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A. Scanlan. De man, die voorheen werd bijgestaan door mr. N.P.C.C. Langenberg, heeft momenteel geen advocaat. De zaak betreft de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd over het verzoek en de rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 21 december 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan een (jeugd)hulpverleningstraject om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en hen te ondersteunen in het gezamenlijk gezag. De Raad adviseert om ouders te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA) voor een nieuw zorgtraject, waarbij de tijdelijke zorgregeling van gemiddeld één omgangsmoment per week wordt gehandhaafd. De rechtbank heeft besloten de beslissing over het gezag aan te houden voor de duur van negen maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject.

De voorlopige zorgregeling is vastgesteld voor de eerste drie maanden van 2024, met specifieke data voor contactmomenten tussen de man en [minderjarige], waarbij de vrouw aanwezig zal zijn. De rechtbank heeft de ouders verzocht om samen te werken aan de communicatie en het herstel van vertrouwen, en heeft hen verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West voor hulpverlening. De rechtbank zal de voortgang van het traject volgen en verwacht rapportages van de Raad en de zorgaanbieder.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/405301/ FA RK 23-186
beschikking d.d. 10 januari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J.A. Scanlan, kantoorhoudende te Roosendaal,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende te [adres] ,
advocaat: voorheen mr. N.P.C.C. Langenberg, kantoorhoudende te Breda, onttrokken, thans geen advocaat.
Ouders van de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 25 september 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport en advies van de Raad van 30 november 2023;
-het F-formulier d.d. 7 januari 2024 van mr. Scanlan.
1.2
Het verzoek is (laatstelijk) mondeling behandeld op 21 december 2023. Bij die behandeling waren aanwezig de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 25 september 2023. Uit deze beschikking volgt dat partijen afspraken hebben gemaakt over de momenten waarop er contact zal zijn tussen de man en [minderjarige] waarbij de vrouw aanwezig zal zijn. Verder heeft de rechtbank de Raad verzocht nader te onderzoeken en te rapporteren over het gezag en, alhoewel niet concreet verzocht maar wel aan de orde gebracht tijdens de mondelinge behandeling in het kader van de uitoefening van het gezag, ook de zorgregeling.
2.2
De Raad heeft op 30 november 2023 gerapporteerd en geadviseerd. De Raad adviseert - samengevat - om ouders te verwijzen naar het UHA voor een nieuw zorgtraject en in afwachting daarvan de tijdelijke regeling te handhaven (van gemiddeld een omgangsmoment per week). De Raad adviseert het verzoek ten aanzien van het gezag aan te houden in afwachting van het UHA-traject. De Raad vindt het belangrijk dat er aan de volgende doelen gewerkt wordt:
- Ouders hebben een manier van communiceren gevonden waarin zij elkaar op een constructieve manier informeren over de (medische) ontwikkeling van [minderjarige] en gezamenlijk belangrijke beslissingen nemen en afspraken maken over [minderjarige] ;
- Ouders hebben overeenstemming over de zorgregeling en houden zich aan de gemaakte afspraken;
- [minderjarige] heeft een fijn en onbelast contact met zijn [halfbroer] ;
- Het is bekend of [minderjarige] niet-medische traumatische ervaringen heeft opgedaan in het verleden en hier is, indien er sprake van is, hulpverlening voor ingezet.
2.3
De resultaten van de hulpverlening en de ontwikkelingen van de komende maanden zullen volgens de Raad van invloed zijn op het vormgeven van de zorgregeling tussen [minderjarige] en de man. In dit traject moet de focus liggen op het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen ouders en moeten ouders leren om vertrouwen in elkaar als opvoeder te krijgen. De Raad is van mening dat dit ouders zelfstandig niet gaat lukken en vindt het belangrijk dat de zorgaanbieder hier samen met hen naar gaat kijken. Daarnaast kan er gekeken worden wat zij persoonlijk, maar ook van elkaar nodig hebben, om hun communicatie en vertrouwen in elkaar te verbeteren. Ouders hebben zich tijdens het onderzoek van de Raad welwillend opgesteld en zullen ook hier, de hulpverlening in eerste instantie nodig hebben om (praktisch) te leren uitvoering te geven aan het gezamenlijk gezag. De Raad verwacht dat ouders met inzet van hulpverlening voldoende verbetering kunnen laten zien in het komen tot een constructieve samenwerking, welke werkend en passend is voor ouders.
Verwijzing Uniform Hulpaanbod;
2.4
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de communicatie tussen partijen beter kan en dat partijen het erover eens zijn dat hiervoor hulpverlening is geïndiceerd. Verder dienen ouders onder begeleiding te werken aan het herstellen van het vertrouwen over en weer, maar met name van de vrouw in de man.
2.5
Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het, net als de Raad, nodig dat voor deze ouders een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 22 december 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd. Tijdens de mondelinge behandeling is met instemming van ouders afgesproken dat de Raad een toelichting zal geven aan het loket over de in te zetten hulpverlening.
2.6
Met de inzet van (jeugd)hulpverlening gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
2.7
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind (lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
2.8
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
2.9
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot het gezag en de omgang.
2.1
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
2.11
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
2.12
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Bestaat er, bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke zorgregeling van de man met de minderjarige komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden
- Geeft het onderzoek de Raad aanleiding andere opmerkingen te maken die van belang zijn voor de verdere beoordeling door de rechtbank?
2.13
Omdat ouders in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op het verzoek met betrekking tot het gezag, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van negen maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan, geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
Voorlopige zorgregeling;
2.14
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat partijen nadere afspraken zullen maken over de momenten waarop er gedurende de eerste drie maanden van 2024 contact zal zijn tussen de man en [minderjarige] waarbij de vrouw aanwezig zal zijn. Uit het F-formulier van mr. Scanlan van 7 januari 2024 volgt dat deze momenten en tijdstippen zijn:
Zaterdag 13 januari 2024 van 10 uur tot 14 uur
Zondag 21 januari 2024 van 15 uur tot 17 uur
Zaterdag 27 januari 2024 van 15 uur tot 17 of 18 uur
Zondag 4 februari 2024 van 13 uur tot 17 uur
Zaterdag 10 februari 2024 van 14 uur tot 17 uur
Zaterdag 24 februari 2024 van 10 uur tot 14 uur
Zaterdag 3 maart 2024 van 15 uur tot 18 uur
Woensdag 13 maart 2024 van 15 uur tot 18 uur
Woensdag 20 maart 2024 van 15 uur tot 18 uur
Zaterdag 30 maart 2024 van 15 uur tot 18 uur.
Ouders zullen in de week van 18 februari 2024 nog een contactmoment plannen als dat in de agenda's van ouders schikt. Moeder zal steeds bij deze contactmomenten aanwezig zijn.
Er dient vooraf steeds tussen ouders overlegd te worden wat vader met [minderjarige] wil gaan ondernemen, zodat moeder kan beoordelen of dat op dat moment voor [minderjarige] fysiek en mentaal haalbaar is.
2.15
De rechtbank zal, gelet op de overeenstemming tussen partijen en nu niet is gebleken dat de belangen van de minderjarige zich hiertegen verzetten, in afwachting van de uitkomst van voornoemd zorgtraject deze zorgregeling voorlopig vaststellen. Eventuele wijzigingen alsmede de zorgregeling vanaf april 2024 kunnen door ouders met behulp van de in te schakelen hulpverlening worden overeengekomen. Door beide partijen is hiermee ingestemd.
Verder zijn partijen overeengekomen dat de vrouw de man zal blijven informeren over de [minderjarige] en hem de beschikbare medische informatie van [minderjarige] zal toezenden.

3.De beslissing

De rechtbank:
stelt tussen de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, een
voorlopigezorgregeling vast zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.14 is overwogen;
verwijst ouders en hun minderjarige kind voor een (jeugd)hulpverleningstraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. Het loket zal ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarige verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om
uiterlijk 24 september 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA-rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Middelburg, wanneer het (jeugd)hulpverleningstraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 2.12 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen;
houdt de behandeling van het verzoek tot gezamenlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
24 september 2024pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024, in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..