ECLI:NL:RBZWB:2024:1218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418393 / JE RK 24-137
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • D. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie met zorgen over emotionele en fysieke veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, gezien de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben hun bezorgdheid geuit over de ondertoezichtstelling en pleiten voor afwijzing van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de kinderen gehoord, waarbij zij hun mening over de situatie hebben gegeven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de gemoedstoestand van [minderjarige 3], die onder andere automutilatie en suïcidale gedachten heeft geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, aangezien de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De kinderrechter heeft besloten de voorlopige ondertoezichtstelling te verlengen, zodat er meer zicht kan komen op de gezinssituatie en de hulpbehoeften van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418393 / JE RK 24-137
Datum uitspraak: 2 februari 2024
Beschikking over een voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
locatie Middelburg,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
samen te noemen de ouders,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen,
De gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 25 januari 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Op 2 februari 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun ouders.
2.4.
Bij beschikking van 25 januari 2024 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige 1] heeft tegen de kinderrechter gezegd dat ze liever geen verlenging van de voorlopige ondertoezichtstelling heeft. Zij heeft liever dat haar ouders zelf de beslissingen over hen mogen nemen. Met [minderjarige 1] zelf gaat het goed. [minderjarige 1] heeft uitgelegd dat zij haar voet heeft gebroken doordat ze van de trap is gesprongen toen haar moeder haar in paniek riep nadat vreemde mensen [minderjarige 3] naar huis hadden gebracht toen zij met de fiets was gevallen. Het klopt dat het ook een tijdje crisis was met [minderjarige 3] , zij wilde toen uit huis geplaatst worden. Dat is nu niet meer. [minderjarige 1] heeft eenzelfde periode als [minderjarige 3] doorgemaakt waarin ze sombere gedachtes had en zij zichzelf sneed. Dat was toen zij erg gepest werd in België. Nu is dat niet meer. [minderjarige 3] wordt nu ook heel erg gepest. [minderjarige 1] maakt zich wel wat zorgen om [minderjarige 3] , omdat zij veel praat met mensen online die niet altijd de goede dingen tegen haar zeggen. Het klopt dat de moeder en [minderjarige 3] even niet met elkaar spraken, maar [minderjarige 1] heeft niet ervaren dat zij hier zelf tussen is komen te staan. De zorgen over hoe heftig de moeder kan reageren worden niet gedeeld door [minderjarige 3] en ook de zorgen over het zorgen voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] door [minderjarige 1] worden niet door haar herkend. Zij neemt geen ouderlijke taken over. [minderjarige 1] snapt wel dat de zorgen blijven bestaan als er geen zicht komt op hun thuissituatie, maar ze snapt ook dat de ouders niet meer iedereen binnen laten. Dat komt door het verleden. Het klopt dat [minderjarige 1] aan de telefoon is gekomen tijdens het gesprek met de Raad en dat zij brutaal was. Zij wilde haar mening geven maar kreeg hier de kans niet toe. Zij herkent de uitspraak zoals opgenomen in de informatie van de Raad niet.
4.2.
[minderjarige 2] heeft geen zorgen over zijn thuissituatie. Het gaat goed. Er was een incident waarbij [minderjarige 3] was gevallen en [minderjarige 1] van de trap was gesprongen, maar daar was miscommunicatie over. Verder krijgt [minderjarige 2] niet veel mee thuis. [minderjarige 3] en de moeder hebben even niet met elkaar gepraat. Als je het te bont maakt bij de moeder, dan praat ze even niet met je. Dat is weer goed gekomen. [minderjarige 2] trekt zich niet zo veel aan van wat er thuis gebeurt. Het gaat gewoon goed. Vroeger heeft hij zichzelf wel eens gesneden zoals [minderjarige 3] doet, hij weet eigenlijk niet waarom. Hij had geen sombere gedachtes. Hij is daar mee gestopt. De voorlopige ondertoezichtstelling vindt [minderjarige 2] saai. In het rapport dat zijn zus heeft gekregen stonden ook allemaal onwaarheden.
4.3.
[minderjarige 3] vindt dat het goed gaat, ook thuis. Er worden leugens verteld. Zij was gevallen toen zij met de fiets naar school ging en toen hebben mensen haar naar huis gebracht. Haar moeder was toen heel bang en riep [minderjarige 1] , waarna [minderjarige 1] van de vierde trede van de trap sprong, tegen de tafel terecht kwam en haar teen brak. Zelf had ze een hersenschudding, bloedneus en de helft van haar gezicht was gekneusd. [minderjarige 3] bevestigt de zorgen over de sombere gedachtes die zij soms heeft en dat zij zichzelf snijdt. Zij wordt gepest op school, maar hier wordt niets aan gedaan. Verder wil zij er niet over praten. Zij vindt het raar om hierover te praten en wil sowieso niet met anderen over haar problemen praten. Ze is bang dat ze dan als aandacht zoeker wordt gezien. Ze vertrouwt ook niemand en houdt van niemand. Ze snapt wel dat ze hier hulp bij nodig heeft en staat er voor open om met iemand te gaan praten. Ze vindt de voorlopige ondertoezichtstelling niet zo leuk. Ze vindt het niet leuk dat er iemand betrokken wordt terwijl er niets aan de hand is.
4.4.
De Raad handhaaft het resterende deel van het verzoek. Het is belangrijk dat er zicht komt op wat helpend gaat zijn voor de kinderen om tot een gezonde ontwikkeling te komen. Er zijn veel zorgen, die ook door school worden gezien. Het is een opeenstapeling van zorgen geworden waardoor is gekozen om dit verzoek in te dienen. Er is geprobeerd om hierover in gesprek te gaan met de ouders, maar dat lukt niet. Er is een situatie voorgevallen waarbij twee van de kinderen letsel hebben gekregen en de verhalen over het ontstaan hiervan liepen uiteen. Daarnaast zijn er grote zorgen over [minderjarige 3] die zo slecht in haar vel zit en op momenten met niemand praat en niemand vertrouwt. Er is een samenwerking nodig en die is nog niet tot stand gekomen.
4.5.
De GI heeft verteld dat zij tot nu toe twee keer binnen zijn geweest voor gesprekken met de moeder en kinderen en dat zij de scholen hebben gesproken. De GI wil een veiligheidsplan met afspraken maken en hoopt hier snel stappen in te kunnen zetten met de ouders. Bij de moeder is in ieder geval als veiligheidsafspraak voorgesteld dat er eenmaal per week met de kinderen wordt gepraat. Dat wordt maandag 5 februari 2024 verder besproken. Het is nodig dat er met de kinderen gesproken wordt. Van de scholen wordt begrepen dat zij een achterstand hebben op sociaal- emotioneel gebied. Diagnostisch onderzoek voor de ouders en kinderen is geïndiceerd.
4.6.
Namens de ouders wordt gepleit voor een afwijzing van het verzoek. Primair voor alle kinderen en subsidiair wordt verzocht het verzoek enkel ten aanzien van [minderjarige 3] toe te wijzen, indien de kinderrechter meent dat er sprake is van een zorgelijke situatie. De informatie in het raadsrapport is niet volledig. Er is onlangs nog een jeugdbeschermingstafel geweest en daar zijn afspraken gemaakt. Dat ouders helemaal niet meewerken klopt dus niet. Dat was in december 2023, toen [minderjarige 3] uit huis geplaatst wilde worden. Dat is ineens stil komen te liggen en er is niets meer gebeurd. Als er al ooit sprake was van een zorgelijke situatie waarvoor een voorlopige ondertoezichtstelling gevraagd kon worden dan was het toen. Toen is er echter niets gebeurd. Nu is er een situatie waarin [minderjarige 3] met de fiets is gevallen en dan wordt de voorlopige ondertoezichtstelling gevraagd, terwijl de verhalen niet uiteen liepen maar het verhaal enorm opgeblazen is. Er is ook geen contact gelegd met mr. Van Acker zodat zij in gesprek kon gaan met de ouders om de situatie uit te leggen. Had dat wel gebeurd, dan was alles heel anders gelopen. Dat het met [minderjarige 3] niet goed gaat, dat is duidelijk. De ouders waren over haar ook in gesprek zodat er hulp zou komen, dat was op hun eigen initiatief. Er is toen echter ook duidelijk besproken dat dit enkel voor [minderjarige 3] is en niet voor de anderen. Nu wordt er ineens een voorlopige ondertoezichtstelling voor alle kinderen gevraagd. Alles wat de ouders zeggen wordt heel anders opgeschreven, waardoor zij niemand vertrouwen. Er is geen reden voor een ondertoezichtstelling. Ouders hebben weliswaar weerstand tegen hulpverlening, maar dat wordt niet opgelost met een voorlopige ondertoezichtstelling.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter constateert dat zowel de ouders als de kinderen de Belgische nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat de zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen. Doordat deze beoordeling niet is opgenomen in de beschikking van 25 januari 2024, zal de kinderrechter deze beoordeling alsnog in deze beschikking opnemen.
Rechtsmacht
5.2.
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Onder ouderlijke verantwoordelijkheid valt onder meer ondertoezichtstelling van minderjarigen. Nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
5.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Voorlopige ondertoezichtstelling
5.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 januari 2024, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van twee weken. Deze beslissing is genomen zonder eerst de belanghebbenden te horen. De kinderen, de ouders, de Raad en de GI zijn inmiddels op 2 februari 2024 gehoord en er zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven tot herroeping van deze spoedbeslissing.
5.5.
De kinderrechter moet vervolgens beslissen over het resterende deel van het verzoek. Op basis van het ingediende verzoek en de bespreking van het verzoek op 2 februari 2024 komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Er zijn zorgen geuit over met name [minderjarige 3] door de school en Veilig Thuis. Er zijn zorgen over haar sombere gemoedstoestand, haar fysieke en hygiënische voorkomen, haar schoolverzuim en haar uitlatingen over automutilatie en suïcidale gedachtes. Opvolging van deze zorgen hebben enkel geleid tot meer zorgen. Kennelijk hebben zowel [minderjarige 1] als oudere broer [naam] dezelfde soort sombere gedachtes gehad, heeft [minderjarige 1] zelfs een suïcidepoging gedaan in het verleden en zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] erkennen dat ook door hen in het verleden automutilatie heeft plaatsgevonden. [minderjarige 3] heeft zelf de zorgen over haar sombere gedachtes en automutilatie ook bevestigd. Onbekend is hoe het komt dat inmiddels drie van de vier kinderen een dergelijke sombere periode hebben doorgemaakt/doormaken en wat er voor hen is ingezet aan hulp. Inmiddels behoort de automutilatie en/of sombere gedachtes van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot het verleden begrijpt de kinderrechter, maar voor [minderjarige 3] zijn dit nog actuele zorgen. Onlangs is er ook nog een periode geweest waarin zij en de moeder enige periode niet met elkaar spraken en in december 2023 wilde [minderjarige 3] uit huis geplaatst worden. Dat het met haar niet goed gaat, is voor alle betrokkenen dus duidelijk. Het is dan ook belangrijk dat er gekeken wordt hoe zij het beste geholpen kan worden. Daar lijkt tot op heden nog niet voortvarend in te worden gehandeld.
5.6.
Gelet op hetgeen hiervoor uiteen is gezet, vindt de kinderrechter het belangrijk dat er breder wordt gekeken naar het gezin. Er moet zicht komen op de gehele gezinssituatie en moet duidelijk worden of er meer dan enkel voor [minderjarige 3] hulp nodig is. Tot op heden is dat nog niet gelukt. De ouders staan wantrouwend ten opzichte van hulpverlening, waardoor er nog geen zicht is verkregen en de zorgen nog niet zijn weggenomen. De GI heeft binnen de voorlopige ondertoezichtstelling al enkele gesprekken kunnen voeren en de kinderrechter vindt het belangrijk dat dit voortgezet wordt. Om die reden vindt de kinderrechter het nodig om de voorlopige ondertoezichtstelling te verlengen voor het resterende deel van het verzoek, zodat binnen deze onderzoeksperiode zicht verkregen kan worden op de situatie, hulpbehoeftes in kaart kunnen worden gebracht en de zorgen zoals deze zijn geuit eventueel weggenomen kunnen worden. De kinderrechter hoopt dat de ouders de samenwerking aangaan en letterlijk de deur openen voor de GI (en eventuele hulpverlening). Dit biedt hen ook de kans om de geuite zorgen weg te nemen, indien die onterecht zouden zijn ontstaan. Het resterende deel van het verzoek wordt daarom toegewezen.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 8 februari 2024 tot 25 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr.Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 23 februari 2024