ECLI:NL:RBZWB:2024:1219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/02/403500 / FA RK 22-5189
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarigen na verhuizing van de moeder naar Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Baas, een wijziging van de omgangsregeling vroeg. De vrouw had zich definitief in Spanje gevestigd, wat de man ertoe bracht te stellen dat zijn verzoeken voor toewijzing gereed lagen.

De rechtbank heeft de relevante stukken en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen. De Raad adviseerde om het verzoek van de man toe te wijzen en geen vaste afspraken te maken over de zorgregeling. De vrouw heeft ingestemd met dit advies. De rechtbank oordeelde dat, gezien de overeenstemming tussen partijen en het belang van de kinderen, het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man zal worden bepaald. Er zal geen zorgregeling worden vastgelegd, maar de ouders worden aangemoedigd om in onderling overleg het contact tussen de vrouw en de kinderen vorm te geven.

Daarnaast heeft de rechtbank de alimentatieverplichting van de man met terugwerkende kracht op nihil gesteld, met ingang van 9 augustus 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de uitspraak direct effect heeft zonder dat een hoger beroep moet worden afgewacht. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/403500 / FA RK 22-5189
beschikking van 23 februari 2024
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld in Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende op een voor de rechtbank onbekende woon- en/of verblijfplaats te Spanje,
advocaat: mr. C.G.M. Baas in Bergen op Zoom,
ouders van de nog minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),geboren te [geboorteplaats]
op [geboortedag 1] 2008,
-
[minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),geboren te
[geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 mei 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de brief met bijlagen, tevens houdende een aanvullend verzoek, van mr. Bronsveld van 21 september 2023, ingekomen bij de griffie op 22 september 2023;
- het rapport en advies van de Raad van 24 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 25 oktober 2023;
- het door mr. Baas op 31 oktober 2023 ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het e-mailbericht van mr. Baas van 27 november 2023;
- het door mr. Bronsveld op 28 november 2023 ingediende F9-formulier;
- de op 22 december 2023 ontvangen brief van de moeder;
- het op 29 januari 2024 door mr. Baas ingediende F9-formulier.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 8 mei 2023 is de zaak aanhouden voor de duur van negen maanden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen met behulp van de zorgaanbieder te bewerkstelligen dat het contact tussen de vrouw en de minderjarigen stapsgewijs wordt opgebouwd en ter gelegenheid van het gesprek met de Raad, wat nog zal volgen, verdere afspraken te maken over de uiteindelijke zorgregeling en het hoofdverblijf.
2.2.
Door de aanhouding van de zaak liggen de volgende verzoeken voor:
Het verzoek van de man om te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de man zal zijn en voorts dat er een omgangsregeling zal worden bepaald tussen de vrouw en de kinderen.
en
Het verzoek van de vrouw om de vastgestelde omgangsregeling te wijzigen en te bepalen dat de man en de kinderen recht hebben op omgang een keer in de twee weken van vrijdag 17:00 uur tot en met zondag 17:00 uur.
2.3.
Namens de man is op 21 september 2023 naar voren gebracht dat de vrouw zich enkele weken daarvoor definitief in Spanje heeft gevestigd. Zij zal niet meer terugkeren naar Nederland, waardoor de man zich op het standpunt stelt dat de door hem gedane verzoeken voor toewijzing gereed liggen. In aanvulling daarop verzoekt de man te bepalen dat de man geen alimentatie ten behoeve van de minderjarige kinderen zal hoeven te voldoen per 9 augustus 2022.
2.4.
De Raad heeft op 24 oktober 2023 gerapporteerd en geadviseerd. Kort samengevat adviseert de Raad om het verzoek van de man om het hoofdverblijf van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen, toe te wijzen en geen vaste afspraken vast te leggen ten aanzien van de zorgregeling.
2.5
Bij brief van 31 oktober 2023 heeft de vrouw ingestemd met het raadsadvies. Zij heeft haar zienswijze uiteengezet in de op 22 december 2023 ontvangen brief. Mr. Baas heeft bij F9-formulier van 29 januari 2024 (nogmaals) bevestigd dat de vrouw het eens is met het raadsrapport en dat het verzoek van de man kan worden toegewezen. Bij F9-formulier, ingekomen 28 november 2023, heeft de man ingestemd met het raadsadvies.
2.6.
De rechtbank zal, gelet op de overeenstemming tussen partijen en nu niet is gebleken dat de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich hiertegen verzetten, de verzoeken ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling toewijzen in die zin dat, onder wijziging van de beschikking van 19 augustus 2022 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan voor wat betreft het hoofdverblijf en de zorgregeling, het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man zal worden bepaald, en geen zorgregeling zal worden vastgelegd. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de ouders in onderling overleg, en in afstemming met de minderjarigen, gezamenlijk vorm geven aan het contact tussen de vrouw en de minderjarigen. Het vorenstaaande betekent dat ook de in het vonnis van 6 december 2022 voorlopig vastgestelde zorgregeling geen werking meer heeft.
2.7.
Bij email-bericht van 27 november 2023 heeft de advocaat van de vrouw bericht dat de vrouw akkoord is met het verzoek van de man om de door de man te betalen kinderalimentatie met ingang van 9 augustus 2022 op nihil te stellen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vindt dat de uitspraak direct werking heeft, zonder een eventueel hoger beroep af te moeten wachten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 19 augustus 2022 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan voor wat betreft het hoofdverblijf en de zorgregeling, dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008 en [minderjarige 2] , geboren te
[geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2010,
  • hun hoofdverblijf hebben bij de man;
  • er geen zorgregeling geldt tussen de vrouw en de minderjarigen, maar, zoals overwogen in rechtsoverweging 2.6, de ouders en de minderjarigen in onderling overleg het contact tussen de minderjarigen en de vrouw vormgeven;
3.2.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 augustus 2022 voor wat betreft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met ingang van 9 augustus 2022 op nihil;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.