ECLI:NL:RBZWB:2024:1230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
416969
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in een scheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2024, is een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend door een vrouw en een man, beiden gezamenlijk eigenaar van de echtelijke woning. De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de man hetzelfde verzoekt. De zaak heeft internationale privaatrechtelijke aspecten, aangezien beide partijen de Turkse en Nederlandse nationaliteit bezitten. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en aangegeven dat zij gebruik willen maken van mediation. Echter, de mediation heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd, waardoor partijen een uitspraak van de rechtbank wensen.

De vrouw heeft de woning verlaten vanwege oplopende spanningen en verblijft tijdelijk bij haar moeder. Ze stelt dat de situatie bij haar moeder niet houdbaar is en dat ze terug wil naar de echtelijke woning. De man daarentegen stelt dat hij een rechtens te respecteren belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning en dat de vrouw de woning vrijwillig heeft verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen een gerechtvaardigd belang hebben bij hun verzoek, maar oordeelt dat de man op dit moment een groter belang heeft bij het gebruik van de woning. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af en bepaalt dat de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, inclusief de inboedel, en beveelt de vrouw de woning te verlaten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/416969 FA RK 23-5849
Datum uitspraak: 25 januari 2024
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T. van Riel.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 13 december 2023 ontvangen verzoekschrift;
- het op 4 januari 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 9 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.
Tevens was aanwezig [naam] , piketmediator.

2.De verzoeken

De vrouw verzoekt, samengevat, het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door haar.
De man verzoekt, samengevat, het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door hem.

3.De beoordeling

3.1.
Op de mondelinge behandeling zijn de standpunten van partijen besproken en nader toegelicht. Beide partijen hebben hierbij aangegeven dat zij gebruik willen maken van het aanbod om met de aanwezige (piket)mediator nader in gesprek te gaan om te bezien of zij overeenstemming kunnen bereiken.
3.2.
Gebleken is dat de mediation niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat partijen een uitspraak van de rechtbank wensen. De rechtbank zal daarom beslissen op de voorliggende verzoeken.
3.3.
Nu partijen de Turkse en de Nederlandse nationaliteit bezitten, heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat zij naar Nederlands recht dient te beslissen op de verzoeken.
3.4.
De vrouw stelt dat een gezamenlijk gebruik van de echtelijke woning door de oplopende spanningen tussen partijen geen optie meer is. Zij heeft noodgedwongen de woning verlaten om escalaties te voorkomen. Zij is tijdelijk naar haar moeder gegaan, in afwachting van overleg tussen partijen via de advocaten over de verdeling van de woning. Hier zit echter geen schot in. Een financieel adviseur heeft aangegeven dat zij in staat is om de toedeling van de woning aan haar te realiseren onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening. Het verblijf van de vrouw bij haar moeder is geen houdbare situatie; zij woont in een klein huurappartement. De vrouw heeft, anders dan de man, geen alternatieven. Zij wil terugkeren naar de echtelijke woning, in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure.
3.5.
De man stelt dat hij een rechtens te respecteren belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning hetgeen dient te prevaleren boven het belang van de vrouw. Hij is van mening dat de huidige feitelijke situatie, tenminste gedurende de bodemprocedure, kan worden voortgezet. De vrouw heeft de woning immers verlaten -omdat zij tijdens zijn vakantie niet alleen wilde zijn- en is daarna niet teruggekeerd. De man heeft nimmer van de vrouw verlangd dat zij zou vertrekken. De vrouw heeft aan de man kenbaar gemaakt dat de woning verkocht moest worden. De man betwist dat de vrouw de woning kan overnemen. Hij is wel in staat om de toedeling van de woning aan hem te financieren en verwijst daartoe naar een door hem overgelegde schriftelijke verklaring. Anders dan de vrouw stelt, heeft de man geen alternatieve woonruimte. De vrouw kan bij haar moeder in [plaats] blijven. Zij heeft geen binding met [woonplaats] . De man is geworteld in [woonplaats] ; hij woont en werkt hier en zijn familie woont hier ook.
3.6.
Vast staat dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats] . Beide partijen stellen dat zij de woning willen en kunnen overnemen. Zij verzoeken nu beiden het uitsluitend gebruik van deze woning.
De rechtbank stelt vast dat beide partijen een gerechtvaardigd belang hebben bij hun verzoek. Aangenomen kan worden dat de situatie tussen partijen zodanige spanningen oplevert dat een gezamenlijk verblijf in de woning niet wenselijk is. De rechtbank zal daarom een afweging moeten maken tussen de belangen van de vrouw en die van de man bij het uitsluitend gebruik van de woning.
De rechtbank is van oordeel dat de man op dit moment een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan de vrouw. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De vrouw is in augustus 2023 uit de echtelijke woning vertrokken en verblijft sindsdien bij haar moeder. De stelling van de vrouw dat de situatie bij haar moeder niet langer houdbaar is, mist onderbouwing. Niet weersproken is dat de moeder van de vrouw alleen in haar appartement woont en dat er in dat appartement twee slaapkamers zijn. Niet gebleken is dat het tijdelijk verblijf van de vrouw bij haar moeder, in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure, niet langer kan duren. De man heeft gemotiveerd gesteld dat hij geen alternatieve mogelijkheden heeft om tijdelijk te verblijven. Hij kan niet bij zijn familie terecht, omdat daar de ruimte ontbreekt. Zijn broers hebben een gezin en bij zijn moeder woont al een andere broer van de man met zijn dochter.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen, onder afwijzing van het verzoek van de vrouw.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] , en beveelt de vrouw die woning te verlaten en deze verder niet te betreden;
weigert het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.