ECLI:NL:RBZWB:2024:1232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416828 / KG ZA 23-599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitsluiting van gebruik van de woning en verdeling van de woning tussen samenwoners in kort geding

In deze zaak, die op 30 januari 2024 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben partijen, een man en een vrouw, die sinds 2017 samenwoonden, een kort geding aangespannen over het gebruik en de verdeling van hun gezamenlijke woning. De man heeft de samenleving medio november 2023 opgezegd en vordert dat de vrouw de woning verlaat en dat de woning wordt getaxeerd voor de verdeling. De vrouw verzet zich hiertegen en vordert op haar beurt dat de man de woning verlaat en dat zij het uitsluitend gebruik van de woning krijgt tot er een bodemprocedure is gevoerd over de verdeling.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en is geprobeerd om via mediation tot een oplossing te komen, maar dit is niet gelukt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de vorderingen van beide partijen beoordeeld. De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het toekennen van het uitsluitend gebruik van de woning aan een van de partijen, gezien de huidige regeling waarbij beide partijen afwisselend in de woning verblijven voor de zorg van hun kinderen.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man en de vrouw af, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Bollen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/416828 / KG ZA 23-599
Vonnis in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Joosen te [plaats] Nb.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Op de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig mr. J.A. van Essen, piketmediator.
1.3.
Op de mondelinge behandeling zijn de standpunten van partijen besproken en nader toegelicht. Beide partijen hebben hierbij aangegeven dat zij gebruik willen maken van het aanbod om met de aanwezige (piket)mediator nader in gesprek te gaan om te bezien of zij overeenstemming kunnen bereiken over hun geschillen. Gebleken is dat partijen in de mediation niet tot een oplossing zijn gekomen en dat zij een uitspraak van de voorzieningenrechter wensen.
1.4.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de enerzijds gestelde en anderzijds niet of onvoldoende weersproken stellingen alsmede de overgelegde producties staat tussen partijen het volgende vast.
- Partijen wonen sinds 2017 samen in de door hen gezamenlijk gekochte woning aan [adres] te [woonplaats] . Partijen hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.
- Uit de relatie van partijen zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017,
2. [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2018.
- Tevens woont bij partijen de dochter van de vrouw uit haar eerdere relatie, [minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2013.
- De man heeft de samenleving medio november 2023 opgezegd.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert, samengevat,
1. te bepalen dat de vrouw de woning aan [adres] te [woonplaats] moet verlaten en niet meer zal betreden binnen een maand na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn moet verlaten en niet meer zal betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,= per dag of dagdeel dat zij hiermee in gebreke blijft;
II. te bepalen dat de marktwaarde van genoemde woning binnen twee weken na betekening dit vonnis zal worden getaxeerd door [makelaar] te [plaats], danwel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen makelaar, waarbij de taxatiekosten voor rekening van ieder van partijen voor de helft zullen zijn en te bepalen dat de door deze makelaar getaxeerde waarde voor partijen bindend zal zijn in het kader van de verdeling en bepaling van het bedrag van de overbedeling;
III. te bepalen dat in het geval de vrouw weigert haar medewerking te geven aan de opdracht aan de hiervoor genoemde makelaar, dit vonnis in de plaats zal komen van de opdracht van de vrouw aan de makelaar;
IV. te bepalen dat de woning zal worden toegedeeld aan de man tegen een op basis van genoemde taxatie bepaalde marktwaarde verminderd met de bedragen terzake van de hypotheek ad € 204.525,= en de inbreng van de man uit privémiddelen ad € 7.657,= te berekenen overbedelingsvergoeding;
V. te bepalen dat dit vonnis na betekening aan de vrouw in de plaats zal treden van haar medewerking en/of handtekening in het geval zij weigerachtig is haar medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de man;
VI. met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert, samengevat,
A. te bepalen dat de man de woning aan [adres] te [woonplaats] moet verlaten en niet meer zal betreden binnen een maand na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke termijn, alsmede te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van deze woning en de zich daarin bevindende inboedel tot het moment dat in een bodemprocedure over de verdeling van de woning is beslist, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke periode;
B. op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag of gedeelte van een dag dat de man weigert hetgeen hiervoor is gevorderd na te komen, met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van € 10.000,=;
C. de man te veroordelen in alle kosten van dit geding.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich, gelet op de nauwe samenhang, voor een gezamenlijke behandeling.
5.2.
De man stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, nu de huidige situatie in de woning voor hem onhoudbaar is. De spanningen tussen partijen zijn al langere tijd groot. Hij heeft deze kort gedingprocedure gestart, zodat er ten aanzien van de woning zo spoedig mogelijk knopen kunnen worden doorgehakt en partijen verder kunnen. De vrouw heeft afwijzend gereageerd op voorstellen van de man. Zij heeft een onhoudbaar standpunt. Zij is niet in staat de gemeenschappelijke woning van partijen over te nemen, nu zij pas sinds korte tijd als zzp’er werkzaam is. Bovendien moet rekening worden gehouden met een uit te keren overbedelingsvergoeding. De man kan de woning wel overnemen. Hij heeft de vrouw gewezen op huurwoningen die voor haar en de kinderen geschikt zijn, aldus de man.
5.3.
De vrouw stelt dat de man onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. In dit verband voert zij aan dat er op dit moment een zogenaamde birdnestingregeling loopt. Hierdoor is de situatie de afgelopen periode rustig gebleven.
Indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat aan een van partijen het uitsluitend gebruik van de woning moet worden toegekend en daarom een belangenafweging moet worden gemaakt, dan weegt het belang van de vrouw om met de kinderen in de woning te blijven wonen zwaarder dan het belang van de man. Verder wenst de vrouw te onderzoeken of zij de woning kan overnemen. Zij moet hiertoe de gelegenheid krijgen, te meer daar in dit kader niet direct haast is geboden, aldus de vrouw.
5.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Artikel 3:168 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de deelgenoten het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goederen bij overeenkomst kunnen regelen. Op grond van artikel 3:168 lid 2 BW kan de kantonrechter, voor zover een overeenkomst ontbreekt, op verzoek van de meest gerede partij een zodanige regeling treffen. Hij houdt daarbij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. Een dergelijke regeling kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in kort geding worden getroffen, mits aan de voorwaarden voor het treffen van een voorlopige maatregel, zoals het aanwezig zijn van een spoedeisend belang, is voldaan.
5.5.
De voorzieningenrechter buigt zich allereerst over de vraag of thans de noodzaak bestaat om bij wijze van spoedvoorziening een regeling te treffen over het (uitsluitende) gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen inmiddels niet meer gelijktijdig in de woning slapen. Er loopt een birdnestingregeling waarbij de man gedurende bepaalde dagen, op grond van zijn werkrooster, in de woning is en dan voor de kinderen zorgt en de vrouw gedurende de andere dagen in de woning is en dan voor de kinderen zorgt. Op sommige van de dagen dat de man in de woning is, haalt de vrouw aan het begin van haar werkdag voedingssamples uit de vriezers die zich in de woning bevinden. Partijen ontlopen elkaar zo veel mogelijk en zijn nauwelijks met elkaar in dezelfde ruimte. De man heeft aangegeven het niet prettig te vinden dat de vrouw zich toegang tot de woning verschaft tijdens de dagen dat hij daarin verblijft en voor de kinderen zorgt. De voorzieningenrechter ziet daarin echter geen reden om het uitsluitend gebruik van de woning op dit moment aan één van partijen toe te wijzen. Gelet op de wijze waarop partijen op dit moment invulling geven aan de verzorging en opvoeding van hun kinderen waarbij zij afwisselend in de woning verblijven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen van partijen een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening. De vordering van de man onder I. en de vorderingen van de vrouw onder A. en B. zullen dan ook worden afgewezen.
5.6.
De vorderingen van de man onder II. tot en met V. zullen eveneens worden afgewezen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man geen spoedeisend belang heeft bij deze vorderingen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de aard van de verzochte voorzieningen, die neerkomen op het nemen van een verdelingsbeslissing. De ingrijpendheid van zo’n beslissing en het gegeven dat de gevolgen zich lastig ongedaan laten maken, brengen met zich mee dat de voorzieningenrechter terughoudend is met het geven van dergelijke voorzieningen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man als spoedeisend belang stelt dat duidelijk is dat hij de overname van de woning kan financieren, dat het wat hem betreft evident is dat de vrouw dat niet kan, dat hij de vrouw in beweging wil krijgen met betrekking tot het zoeken naar een andere woning en dat bij spoedige toedeling van de woning aan hem voor de vrouw (meer) mogelijkheden gecreëerd worden om een andere woning te betrekken. De man stelt dat de vrouw geen medewerking verleent aan de verdeling van de woning, maar de man is daarover (nog) geen bodemprocedure gestart. Bovendien is de samenleving van partijen recent, in november 2023, door de man opgezegd. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de vrouw niet wil meewerken aan verdeling van de eenvoudige gemeenschap tussen partijen of dat zij deze traineert. De vrouw heeft een gerechtvaardigd belang om te kunnen onderzoeken of zij de toedeling van de woning aan haar - onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening - gefinancierd kan krijgen en haar mag daartoe een redelijke termijn worden gegund. Dat partijen nog geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de persoon van een taxateur die de waarde van de woning bepaalt, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat de vrouw de verdeling opzettelijk vertraagt. Concluderend kan dan ook niet ingezien worden waarom de uitkomst van een bodemprocedure over de verdeling van de woning niet afgewacht kan worden.
5.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bollen en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.