ECLI:NL:RBZWB:2024:1243

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
10614615 \ CV EXPL 23-2829 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen uit een aanneemovereenkomst met betrekking tot verbouwingswerkzaamheden

In deze civiele zaak vordert eiser, [eiser], betaling van openstaande facturen van gedaagde, [gedaagde], voortvloeiend uit een aanneemovereenkomst voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning van gedaagde. De overeenkomst werd gesloten op 13 oktober 2021, waarbij een bedrag van € 15.838,00 exclusief BTW was afgesproken. Gedaagde heeft de eerste drie facturen betaald, maar heeft de facturen voor de 4e, 5e en 6e termijn, ter waarde van € 8.621,25, niet voldaan. Gedaagde heeft aangevoerd dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat er gebreken zijn, maar heeft geen bewijs geleverd voor deze claims.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een aanneemovereenkomst bestaat en dat gedaagde verplicht is om de openstaande bedragen te betalen. De rechter heeft ook rekening gehouden met de besparingen die eiser heeft gerealiseerd door gebruik te maken van materialen van gedaagde. Uiteindelijk is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde de aanneemsom minus de besparingen moet betalen, en heeft hij gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 9.829,67, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in een aanneemovereenkomst en de noodzaak om claims van gebreken goed te onderbouwen. Gedaagde is in de proceskosten veroordeeld, aangezien hij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10614615 \ CV EXPL 23-2829
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde 1] BV,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde 2] , echtgenote van gedaagde partij.

1.De verdere procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de gemachtigde van [eiser] van 28 december 2023, met spreek-
aantekeningen en productie 8;
- de mondelinge behandeling op 9 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft
gemaakt.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- [eiser] heeft een overzicht opgesteld van uit te voeren verbouwingswerkzaam-heden aan de woning van [gedaagde] aan de [adres] te [plaats 2] voor een bedrag van € 15.838,00 exclusief BTW en deze per mail van 6 oktober 2021 aan [gedaagde] gestuurd.
- Op 13 oktober 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] een mail gestuurd met, onder meer, de volgende tekst:
“In de bijlage de planning en begroting graag even een akkoord retour.
>
> Termijnen:
> 20 % bij opdracht
> 15% bij storten betonvloer
> 15% bij aanvang metselwerk
> 15% bij leggen balklaag
> 15% bij dichtslaan dak
> 15% bij maken doorbraak
> 5% bij werk gereed”
- Per mail van diezelfde dag (13 oktober 2021) is [gedaagde] akkoord gegaan. Vervolgens is gestart met de verbouwingswerkzaamheden.
- De facturen voor de betalingstermijnen zijn gestuurd door 24/7 at Work B.V.. [gedaagde] heeft de eerste drie facturen voor de eerste drie termijnen aan 24/7 at Work B.V. betaald. De factuur voor de 4e, 5e en 6e termijn voor een bedrag van € 8.621,25 heeft [gedaagde] niet betaald.
- Op 17 november 2021 heeft 24/7 at Work B.V. een betalingsherinnering gestuurd aan [gedaagde] voor de factuur van de 4e, 5e en 6e termijn. [gedaagde] heeft dezelfde dag per mail aan de heer [naam] van 24/7 at Work B.V. laten weten dat de werkzaamheden van deze termijnen nog niet klaar zijn en dat er problemen zijn ontstaan. Daarnaast heeft [gedaagde] gevraagd om gegevens van de CAR-verzekering en of [naam] als hoofdaannemer mag worden beschouwd.
- Op 18 november 2021 heeft [naam] per mail (van 08:33 uur) het volgende aan [gedaagde] bericht:
“Geachte heer [gedaagde] , [eiser] probeert al even in contact met u te komen, kunt u met hem een afspraak maken. Mochten jullie er niet uitkomen dan hoor ik dat graag.”
- [gedaagde] heeft op 18 november 2021 via Whatsapp (om 10:55 uur) het volgende bericht aan [eiser] gestuurd:
“Wij vinden het wel genoeg geweest zo. Er klopt helemaal niks van wat jij doet. We gaan of de rekening opmaken en zo uit elkaar of er komt iemand die onafhankelijk is de werkzaamheden controleren die wel gedaan zijn. Wij gaan geen zaken meer doen met jou, hebben hier geen vertrouwen meer in gezien jou handels en werkwijze.”
- [eiser] heeft daarop meteen (om 11.00 uur) gereageerd met, de volgende tekst:
““Ik wens graag behandeld te worden zoals ik jullie ook heb behandeld met respect en gewoon normaal!! Als er problemen zijn of jullie zijn het ergens niet mee eens dan kunnen we daarover praten en een oplossing zoeken!Om 14.30 uur diezelfde dag (18 november 2021) heeft [eiser] daar nog het volgende Whatsapp bericht achteraan gestuurd: “
Ik zou graag even een gesprek willen over de stand van zaken!”
- Op 19 november 2021 heeft [gedaagde] aan 24/7 at Work B.V. het volgende gestuurd:
“Wij doen geen zaken meer met [eiser] . Wij zullen een prijs moeten berekenen voor het geheel, het is niet dat er niets gedaan is. Het bedrag waar je ons een betalingsherinnering voor hebt gestuurd daar gaan wij niet mee akkoord.Doe maar een voorstel wat deze Bull shit wel moet gaan kosten.”
- Op 22 november 2021 is [eiser] bij [gedaagde] aan de deur geweest.
Op 23 november 2021 schrijft [naam] hierover per mail aan [gedaagde] :
“Afgelopen maandag is de heer [eiser] bij u langs geweest om te kijken wat er aan de hand is en waar deze uitingen/klachten vandaan komen. Volgens de heer [eiser] heeft u aangegeven dat er een te lichte houten balk is gebruikt en dat de heer [eiser] onvoldoende communiceert.
De heer [eiser] heeft gevraagd of hij naar de constructie mocht kijken, zodat hij kon zien wat er eventueel mis mee was. U gaf aan er klaar mee te zijn en u stond dit niet toe.
In uw mail van 18 november j.l. geeft u aan dat u de verstreken betalingstermijnen niet gaat voldoen. Wij hebben de heer [eiser] gevraagd om in onze overeenkomst aan te geven wat gereed is en wat niet. U vindt dit overzicht in de bijlage.
Zoals u ziet in de bijlage zijn (volgens dhr. [eiser] ) de verstreken termijnen wel degelijk uitgevoerd. Wij willen u dan ook vriendelijk doch dringend verzoeken de openstaande termijnen te voldoen. […]”
- Op 25 november 2021 reageert [gedaagde] hierop per mail met, onder meer, de volgende tekst:
“[…] Wij hebben bij jou al eerder aangegeven [naam] dat onze verbouwing niet klaar is zoals [eiser] beweerd maar dat er problemen zijn ontstaan. […]
Het totaaloverzicht wat je hier verstrekt komt in geen enkel opzicht overeen met de daadwerkelijke gebruikte materialen noch met de in rekening gebrachte werkzaam-heden.
Jij bent van mening dat er geen reden zou zijn waarom wij deze rekening niet gewoon betalen en snapt niet wat het probleem is.
Wij en [eiser] weten heel goed waarom niet, onze verbouwing is niet klaar en wij hebben schade.
Voordat je dus zomaar besluit om samen met [eiser] een deurwaarder naar ons te gaan sturen lijkt het ons dan ook erg verstandig dat je eerst zelf hier eerst eens komt kennis maken en met eigen ogen komt bekijken wat de problemen nu eigenlijk zijn.[…]”
- Op 30 november 2021 stuurt [naam] per mail aan [gedaagde] :
“In antwoord op uw mail willen wij graag om tafel met u om tot een oplossing te komen. Graag wil ik u vragen om ons wel een kans te bieden deze week de zogenoemde “te lichte houte balk” te vervangen dan is die discussie verholpen.

We zouden dan daarna een gesprek in kunnen plannen.

Wel wil ik daar ook [eiser] bij hebben zodat het niet een welles/nietes discussie wordt waar ik tussen in kom te staan.”
- [gedaagde] is niet op deze e-mail ingegaan.
- Op 10 december 2021 stuurt 24/7 at Work B.V. een factuur voor de slottermijn voor een bedrag van € 958,20. Ook deze wordt door [gedaagde] niet betaald.
- Op 29 maart 2022 start 24/7 at Work B.V. een procedure tegen [gedaagde] waarin zij betaling vordert van (onder meer) de openstaande facturen voor een totaalbedrag van € 9.579,45.
- Bij vonnis van 26 oktober 2022 (met zaaknummer 9836166 CV EXPL 22-1604), waartegen geen hoger beroep is ingesteld en dat dus definitief is geworden, heeft de kantonrechter vastgesteld dat er géén sprake is van een aanneemovereenkomst tussen [gedaagde] en 24/7 at Work B.V. Daarom is 24/7 at Work B.V. in haar vordering niet ontvankelijk verklaard.
- Op 16 februari 2023 stuurt [eiser] via zijn gemachtigde per post een betalingsherinnering aan [gedaagde] voor de openstaande facturen met een hoofdsom van € 9.579,45 en een bedrag van € 268,18 aan rente tot 16 februari 2023.
[gedaagde] betaalt niet. Op 1 mei 2023 stuurt de gemachtigde van [eiser] een betalingsherinnering onder aanzegging van incassokosten voor een bedrag van € 853,97. [gedaagde] betaalt niet, waarop de gemachtigde op 22 mei 2023 nogmaals een betalingsherinnering stuurt waarin nu ook de incassokosten en rente tot 22 mei 2023 worden gevorderd. Ook dan betaalt [gedaagde] niet.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 9.579,45, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van
[eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, als dat van belang is, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten van [eiser]
4.1.
stelt dat hij met [gedaagde] een aanneemovereenkomst heeft gesloten.
Het was de bedoeling dat 24/7 at Work B.V. de werkzaamheden zou uitvoeren.
Dat was aanvankelijk niet helemaal duidelijk gecommuniceerd met [gedaagde] , maar na de eerste factuur die 24/7 at Work B.V. stuurde aan [gedaagde] , heeft [eiser] alsnog uitgelegd dat 24/7 at Work B.V. de facturatie en het personeel zou verzorgen. [gedaagde] heeft de facturen daarna ook aan 24/7 at Work B.V. betaald. De werkzaamheden zijn allemaal uitgevoerd. De laatste termijnfacturen zijn echter ten onrechte niet betaald door [gedaagde] .
Er was weliswaar sprake van een probleem met het dak, maar dat is hersteld en er is een spie in het dak aangebracht. [eiser] betwist dat nog sprake is van gebreken. Ook betwist hij dat sprake is van schade die door hem zou zijn veroorzaakt. Met betrekking tot materialen van [gedaagde] waarvan tijdens de werkzaamheden gebruik is gemaakt, stelt [eiser] dat niet aan hem kenbaar is gemaakt dat dit is gebeurd, maar dat hij wel bereid zou zijn geweest om daarmee in de facturatie rekening te houden indien daarvan een aannemelijk overzicht zou zijn gemaakt. [eiser] heeft een incassotussenpersoon ingeschakeld om zijn vordering op [gedaagde] te innen. Deze heeft diverse betalingsverzoeken gestuurd. De gemaakte incassokosten wil [eiser] vergoed krijgen en ook de wettelijke rente.
De standpunten van [gedaagde]
4.2.
[gedaagde] stelt dat [eiser] de overeenkomst met hem heeft gesloten om hem op te lichten en dat de overeenkomst onder valse voorwendselen is gesloten. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] namelijk geen bedrijf, geen personeel en heeft hij geen verstand van (bouw)zaken. Ook heeft [eiser] aan [gedaagde] per Whatsapp van 28 oktober 2021 gevraagd om drie termijnen op één rekening te zetten. Bovendien is [eiser] de afspraken niet nagekomen. Tot slot heeft [eiser] , althans 24/7 at Work B.V., op de vraag naar informatie over de CAR-verzekering en of 24/7 at Work B.V. als hoofdaannemer mag worden beschouwd niet gereageerd. Door alle onduidelijkheid stelt [gedaagde] dat het nu ook niet duidelijk is of er nu wel of niet een overeenkomst is met [eiser] .
[gedaagde] stelt verder dat de werkzaamheden nog niet af zijn, althans dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Er is een te lichte balk aangebracht en het dak is te schuin geplaatst. Daardoor is het dak gaan doorbuigen en is schade opgetreden. [eiser] heeft weliswaar een spie geplaatst, maar daarmee is het probleem niet opgelost en is de zaak juist kapot gegaan. Als gevolg daarvan is er lekkage ontstaan. [gedaagde] wil geen zaken meer doen met [eiser] . Hij heeft [eiser] niet buitengezet, omdat hij een te lichte balk gebruikt zou hebben, maar omdat [eiser] blijft liegen.
Ook stelt [gedaagde] dat [eiser] materialen van hem heeft gebruikt. Er zijn daarom ten onrechte bedragen voor deze materialen in rekening gebracht. Het gaat om afstandhouders die in rekening zijn gebracht, terwijl eigen bakstenen van [gedaagde] zijn gebruikt. Tijdens de zitting is nog besproken dat volgens [gedaagde] door [eiser] ook te veel kosten zijn berekend voor profielen, balken en beton. Bovendien zijn bij [gedaagde] veel hogere bedragen in rekening gebracht voor materialen en arbeid dan de daadwerkelijke kosten die [eiser] heeft gemaakt, aldus [gedaagde] . Dit is ook in de procedure tussen 24/7 at Work B.V. en [gedaagde] aan de orde gesteld. [gedaagde] is van mening dat hij meer dan genoeg heeft betaald aan [eiser] .
Er is sprake van een aanneemovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde]
4.3.
De kantonrechter beoordeelt allereerst de vraag of sprake is van een aanneem-overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] . Daarvoor moet op grond van artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 7:750 BW sprake zijn van een aanbod om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld, welk aanbod door opdrachtgever moet zijn aanvaard. Uit de feiten blijkt dat [eiser] een aanbod heeft gedaan voor het realiseren van een aanbouw tegen betaling van een bedrag van € 15.838,00 exclusief BTW, welk aanbod op 13 oktober 2021 door [gedaagde] is aanvaard. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor het tot stand komen van een aanneemovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] .
Het feit dat de termijnfacturen op naam van een andere partij zijn gestuurd, namelijk 24/7 at Work B.V., maakt dat niet anders. Het is immers mogelijk om bevrijdend te betalen aan een partij die geen contractspartij is, zoals de kantonrechter in het hierboven genoemde vonnis van 26 oktober 2022 ook al heeft geoordeeld (zie overweging 3.4 van dat vonnis). Bovendien wist [gedaagde] dat 24/7 at Work B.V. de facturatie voor [eiser] deed.
Er is geen sprake van bedrog waardoor er geen overeenkomst zou zijn
4.4.
[gedaagde] stelt dat [eiser] de overeenkomst bewust heeft afgesloten om hem op te lichten, althans hem heeft bedrogen. Artikel 3:44 BW bepaalt dat een overeenkomst kan worden vernietigd als deze door bedrog tot stand is gekomen. Hiervoor moet vast staan dat [eiser] opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan of opzettelijk zaken heeft verzwegen om daarmee [gedaagde] over te halen tot het sluiten van de overeenkomst.
[gedaagde] heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd gesteld waaruit een dergelijke opzet van [eiser] blijkt. Ten eerste heeft [gedaagde] zelf [eiser] benaderd met de vraag om een offerte voor de door hem gewenste aanbouw. Ten tweede is er weliswaar na het sluiten van de overeenkomst onduidelijkheid geweest over de rol van 24/7 at Work B.V., maar niet is gebleken dat [eiser] hierover opzettelijk heeft gezwegen of onjuiste mededelingen heeft gedaan. Bovendien is [gedaagde] akkoord gegaan met de rol van 24/7 at Work B.V., te weten het doen van de administratie en uitvoeren van de werkzaamheden. Overigens was [eiser] ook op grond van de wet, artikel 7:751 BW, bevoegd het werk onder zijn leiding door anderen uit te laten voeren en op onderdelen ook de leiding aan anderen over te laten en heeft [gedaagde] tijdens de verbouwing hiertegen ook geen bezwaar gemaakt.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van bedrog en zal de overeenkomst daarom niet vernietigen.
De aanneemsom is uitgangspunt voor het in rekening te brengen bedrag
4.5.
[eiser] heeft de totale aanneemsom in rekening gebracht. [gedaagde] heeft gesteld dat minder materialen zijn gebruikt en minder uren zijn gewerkt dan in de overeenkomst staat, bijvoorbeeld voor beton. [gedaagde] stelt daarom dat de hiervoor in rekening gebrachte bedragen van de facturen moeten worden afgetrokken.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen een vaste aanneemsom hebben afgesproken van € 15.838,00 exclusief BTW. Daarmee is uitgangspunt dat [eiser] deze vaste aanneemsom in rekening kan brengen, ongeacht het aantal uren dat hij daadwerkelijk aan de opdracht heeft besteed en ongeacht de daadwerkelijk gemaakte kosten voor materiaal. Dat is alleen anders als tussen partijen overeengekomen is dat zij achteraf hoeveelheden kunnen verrekenen of als sprake is van meer- of minderwerk. Dat is echter niet gesteld en ook niet gebleken.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] in principe de gehele aanneemsom moet betalen.
Alleen de besparing in verband met eigen materiaal van [gedaagde] mag afgetrokken worden
4.6.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat [eiser] eigen materiaal van hem heeft gebruikt. [eiser] heeft in zijn dagvaarding naar voren gebracht dat hem niet bekend is dat eigen materiaal van [gedaagde] is gebruikt, maar dat hij daarmee wel rekening zou hebben gehouden in de facturatie als [gedaagde] daarvan een aannemelijk overzicht zou hebben gegeven. Tijdens de zitting in de eerdere procedure tussen 24/7 at Work B.V. en [gedaagde] heeft [gedaagde] in verband daarmee gesteld dat sprake is van eigen materiaal waar het gaat om profielen, afstandhouders en balken. [eiser] heeft tijdens de zitting in die zaak erkend dat in plaats van afstandhouders bakstenen van [gedaagde] zijn gebruikt en dat voor de balklaag twee balken van [gedaagde] zijn gebruikt op een totaal van 12 of 14 balken. Verder is hem niet bekend of eigen materialen van [gedaagde] zijn gebruikt.
De kantonrechter is van oordeel dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn als [gedaagde] zou moeten betalen voor eigen materiaal van hemzelf dat [eiser] heeft gebruikt en waarmee [eiser] kosten heeft bespaard. Nu [eiser] bovendien heeft aangegeven dat hij bereid was om in de facturatie rekening te houden met eventueel eigen materiaal van [gedaagde] , is de kantonrechter van oordeel dat kosten die [eiser] heeft bespaard door gebruik te maken van materiaal van [gedaagde] in mindering dienen te worden gebracht op de aanneemsom. Omdat [gedaagde] geen althans onvoldoende gemotiveerde bedragen heeft gesteld, zal de kantonrechter de besparing schatten.
Voor de post afstandhouders is door [eiser] een bedrag van € 75,00 opgenomen aan materiaal. Er is geen enkele afstandhouder gebruikt, zodat de kantonrechter de besparing voor deze post schat op een bedrag van € 75,00.
Voor de post balklaag van het dak is door [eiser] een bedrag van € 650,00 aan materiaal opgenomen. De kantonrechter schat de besparing door het gebruik van twee eigen balken van [gedaagde] op een bedrag van € 100,00.
Voor de profielen van het metselwerk is door [eiser] een bedrag opgenomen van € 150,00. Volgens [gedaagde] is 1 balk van [eiser] gebruikt en was de rest van het materiaal van [gedaagde] . De kantonrechter schat de op deze post bespaarde kosten op € 100,00.
De kantonrechter oordeelt op grond van het voorgaande dat een bedrag van (€ 75,00 + € 100,00 + € 100,00=) € 275,00 aan besparingen voor [eiser] door gebruik van eigen materiaal van [gedaagde] in mindering gebracht moet worden op de aanneemsom.
Nagenoeg alle werkzaamheden zijn gereed en daarvoor moet betaald worden
4.7.
[gedaagde] was op grond van de overeenkomst verplicht om een termijn te betalen, zodra de werkzaamheden behorend bij deze termijn door [eiser] waren uitgevoerd.
Naar aanleiding van de factuur van [eiser] voor de 4e, 5e en 6e termijn heeft [gedaagde] betwist dat alle werkzaamheden voor deze termijnen waren uitgevoerd.
In een daarna door [eiser] bij mail van 24/7 at Work B.V. van 23 november 2021 gestuurd overzicht (bijlage 7 van de conclusie van antwoord) heeft [eiser] aangegeven wat wel en niet gereed was. Daaruit blijkt dat alleen de arbeid voor het boeiboord niet helemaal gereed was. [gedaagde] heeft in reactie daarop niet aangegeven welke onderdelen volgens hem nog méér niet gereed zouden zijn. Dat had wel voor de hand gelegen als hij van mening was dat dit het geval was. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat, conform het overzicht van [eiser] , op dat moment alle werkzaamheden van de 4e, 5e en 6e termijn waren uitgevoerd en dat alleen nog 60% van de arbeid van de boeiboorden openstond, ter waarde van een bedrag van € 300,00 (€ 500,00 * 60%). Voor deze post was geen specifieke termijn afgesproken. Nu de slottermijn van 5% van de aanneemsom, zijnde € 958,20, nog niet was gefactureerd en meer bedroeg dan het nog niet uitgevoerde werk, is de kantonrechter van oordeel dat de facturatie in lijn was met het gereed gekomen werk en diende [gedaagde] op dat moment de factuur voor de 4e, 5e en 6e termijn te voldoen.
De betalingsverplichting van [gedaagde] is niet vervallen
4.7.
[gedaagde] heeft deze factuur echter niet betaald. Hij heeft als verweer gesteld dat sprake was van gebreken en schade. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [gedaagde] een beroep doet op artikel 6:74 BW waarin is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld en, gezien de betwisting door [eiser] , onvoldoende heeft onderbouwd dat er na het herstel door [eiser] nog sprake was van gebreken en van schade die toe te rekenen was aan [eiser] . Dat had wel op zijn weg gelegen, bijvoorbeeld door het overleggen van een deskundigen-rapport over de oorzaak en omvang van de gebreken en schade. [gedaagde] heeft op dit punt ook geen bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een tekortkoming van [eiser] .
Bovendien maakt de enkele omstandigheid dat [eiser] volgens [gedaagde] tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verbintenissen uit de aanneemovereenkomst niet dat [gedaagde] bevrijd is van zijn eigen betalingsverplichting. Als [gedaagde] bevrijd wilde zijn van die betalingsverplichting had [gedaagde] een beroep moeten doen op ontbinding van de aanneem-overeenkomst (artikel 6:265 BW) of verrekening met een tegenvordering (artikel 6:127 BW). [gedaagde] heeft dat echter niet gedaan. Overigens zou voor ontbinding of verrekening sprake moeten zijn van verzuim van [eiser] . Dat daarvan sprake is, is evenmin gesteld of gebleken, waarbij de kantonrechter nog opmerkt dat in ieder geval een ingebrekestelling (zoals vereist op grond van artikel 6:82 BW) ontbreekt en ook niet is gebleken van enige grond voor wettelijk verzuim.
[gedaagde] mocht niet opschorten
4.8.
Naast het feit dat [gedaagde] zelf geen (tegen)vordering heeft ingesteld, is ook niet gesteld, noch gebleken, dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting mocht opschorten. Opschorting leidt bovendien niet tot bevrijding van de eigen verbintenis, maar alleen tot uitstel van nakoming van die verbintenis en heeft dus per definitie een tijdelijk karakter. Weliswaar is volgens vaste rechtspraak voor een beroep op opschorting geen tegenvordering vereist, maar de opschortende partij moet wel een vervolgactie instellen en aan de wederpartij duidelijk maken wat hij wil met de overeenkomst tussen partijen: nakoming, ontbinding of het tenietgaan van zijn verbintenis door verrekening.
[gedaagde] heeft niet alleen geen vervolgactie ingesteld die ziet op ontbinding of verrekening, hij heeft dat ook niet gedaan voor nakoming. [gedaagde] heeft [eiser] immers na de door [eiser] uitgevoerde herstelwerkzaamheden geen gelegenheid meer gegeven om na te komen. Dat blijkt zowel uit het Whatsappbericht van 18 november 2021 waarin [gedaagde] expliciet aan [eiser] aangeeft dat hij geen zaken meer ging doen met hem, als uit zijn conclusie van antwoord waarin [gedaagde] aangeeft dat hij [eiser] “
niet [heeft
] buitengezet omdat hij een te lichte balk gebruikt zou hebben, fouten maken is menselijk. Wij hebben [eiser] buitengezet omdat hij blijft liegen.”Bovendien is [gedaagde] niet ingegaan op het herstelaanbod van [eiser] in de mail van 24/7 at Work B.V. van 30 november 2021.
Daarom is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet mocht opschorten en ook op grond daarvan ten onrechte de openstaande factuur niet heeft betaald.
[gedaagde] moet de factuur voor de 4e, 5e en 6e termijn betalen
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] de termijnbedragen voor de 4e, 5e en 6e termijn in rekening mocht brengen en dat [gedaagde] de hiervoor gestuurde factuur zonder recht op opschorting moest betalen. Doordat [gedaagde] dat niet heeft gedaan en de betalingstermijn was verstreken, is hij in verzuim geraakt.
[gedaagde] moet de aanneemsom betalen, minus de besparingen
4.10.
[eiser] mocht de slottermijn in rekening brengen zodra het werk gereed was.
Het werk is echter niet gereed gekomen, doordat [eiser] de laatste werkzaamheden aan het boeiboord niet heeft uitgevoerd. [eiser] mocht deze werkzaamheden echter opschorten. Zolang [gedaagde] in verzuim was, kon [eiser] immers niet in verzuim komen van zijn verplichting tot het afmaken van het werk totdat [gedaagde] aan zijn betalings-verplichting zou hebben voldaan. Maar [gedaagde] heeft expliciet laten weten dat hij [eiser] niet meer wilde toelaten tot het werk en heeft gevraagd welke prijs voor het geheel betaald moest worden (mail van 19 november 2021). De kantonrechter is van oordeel dat door deze feitelijke gedragingen van [gedaagde] sprake is van opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] op 18 november 2021 conform artikel 7:764 BW. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] de gehele aanneemsom moet betalen, minus de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien. Nu vast staat dat [eiser] vrijwel het gehele werk had uitgevoerd en hij alleen nog wat werkzaamheden aan het boeiboord moest uitvoeren, stelt de kantonrechter de besparing van [eiser] (naast de besparing van € 275,00 op grond van gebruik van eigen materiaal van [gedaagde] ) op de hiermee gemoeide kosten vast op € 300,00.
Er is geen nieuwe factuur van [eiser] nodig
4.11.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat de rekening op naam van 24/7 at Work B.V. staat en niet op naam van [eiser] , terwijl de overeenkomst wel op naam van [eiser] staat. Als [gedaagde] daarmee bedoelt dat hij daarom de openstaande facturen niet hoeft te betalen, is dit niet juist. Zoals hierboven (in overweging 4.3.) al opgemerkt, heeft de kantonrechter in het vonnis van 26 oktober 2022 tussen 24/7 at Work B.V. en [gedaagde] ook al geoordeeld dat [gedaagde] bevrijdend kon betalen aan 24/7 at Work B.V. [eiser] heeft tegen die betaling aan 24/7 at Work B.V. ook geen bezwaar gemaakt en juist benadrukt dat dit de bedoeling was. Nu [gedaagde] niet heeft betaald aan 24/7 at Work B.V. en [eiser] in zijn dagvaarding betaling aan hem, [eiser] , vordert dient [gedaagde] het openstaande bedrag alsnog rechtstreeks aan [eiser] te betalen. Het is daarvoor niet nodig om opnieuw een factuur op naam van [eiser] te stellen. Of [eiser] belastingtechnisch gezien als ondernemer moet worden aangemerkt en BTW dient af te dragen, is geen onderwerp van beoordeling in deze civiele zaak tussen [eiser] en [gedaagde] .
Wettelijke rente
4.12.
[eiser] maakt aanspraak op wettelijke rente. Wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim was. Het verzuim van [gedaagde] ten aanzien van de factuur voor de 4e, 5e en 6e termijn is ingetreden op het moment dat de betalingstermijn van deze factuur verstreek, zijnde 5 dagen na 29 oktober 2021. Daarmee is het verzuim voor deze factuur ingetreden op 3 november 2021. [eiser] vordert rente vanaf 29 novem-ber 2021. Daarom zal de rente vanaf 29 november 2021 worden toegewezen.
Ten aanzien van de slottermijn geldt dat [eiser] op het moment van opzegging door [gedaagde] , 18 november 2021, recht kreeg op betaling van het restant van de aanneemsom minus een bedrag in verband met de besparingen, zijnde € 383,20 (€ 958,20 - € 275,00 - € 300,00). De kantonrechter merkt de factuur ten aanzien van de slottermijn daarom aan als termijn voor dit bedrag. Daarmee komt het moment van verzuim op het tijdstip dat de betalingstermijn van deze factuur verstreek, zijnde 4 december 2022. [eiser] vordert rente vanaf 10 januari 2022. Daarom zal de rente vanaf 10 januari 2022 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 853,97. Hij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incasso-werkzaamheden zijn verricht. Ook voldoet de aanmaning die de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] verstuurde aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Nu een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toe te wijzen bedrag van € 9.004,45 (€ 9.579,45 - € 575,00 aan besparingen). Het bijbehorende wettelijk tarief bij een hoofdsom van € 9.004,45 is een bedrag van € 825,22, dat zal worden toegewezen.
4.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten van [eiser] (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Die kosten worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
812,00
132,00
(2,00 punten × € 406,00)
Totaal
1.295,84

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 9.829,67
(€ 9.004,45 + € 825,22), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.621,25 met ingang van 29 november 2021 en over een bedrag van € 383,20 met ingang van 10 januari 2022, beide tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] , vastgesteld op € 1.295,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening nog betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad [1] ;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.

Voetnoten

1.De kantonrechter verklaart het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’. Dit betekent dat [gedaagde] direct aan het vonnis moet voldoen, ook wanneer in hoger beroep zou worden gegaan.