Uitspraak
1.De verdere procedure
aantekeningen en productie 8;
- de mondelinge behandeling op 9 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft
gemaakt.
2.De feiten
“Geachte heer [gedaagde] , [eiser] probeert al even in contact met u te komen, kunt u met hem een afspraak maken. Mochten jullie er niet uitkomen dan hoor ik dat graag.”
“Wij vinden het wel genoeg geweest zo. Er klopt helemaal niks van wat jij doet. We gaan of de rekening opmaken en zo uit elkaar of er komt iemand die onafhankelijk is de werkzaamheden controleren die wel gedaan zijn. Wij gaan geen zaken meer doen met jou, hebben hier geen vertrouwen meer in gezien jou handels en werkwijze.”
Ik zou graag even een gesprek willen over de stand van zaken!”
Op 23 november 2021 schrijft [naam] hierover per mail aan [gedaagde] :
“Afgelopen maandag is de heer [eiser] bij u langs geweest om te kijken wat er aan de hand is en waar deze uitingen/klachten vandaan komen. Volgens de heer [eiser] heeft u aangegeven dat er een te lichte houten balk is gebruikt en dat de heer [eiser] onvoldoende communiceert.
“[…] Wij hebben bij jou al eerder aangegeven [naam] dat onze verbouwing niet klaar is zoals [eiser] beweerd maar dat er problemen zijn ontstaan. […]
“In antwoord op uw mail willen wij graag om tafel met u om tot een oplossing te komen. Graag wil ik u vragen om ons wel een kans te bieden deze week de zogenoemde “te lichte houte balk” te vervangen dan is die discussie verholpen.
We zouden dan daarna een gesprek in kunnen plannen.
[gedaagde] betaalt niet. Op 1 mei 2023 stuurt de gemachtigde van [eiser] een betalingsherinnering onder aanzegging van incassokosten voor een bedrag van € 853,97. [gedaagde] betaalt niet, waarop de gemachtigde op 22 mei 2023 nogmaals een betalingsherinnering stuurt waarin nu ook de incassokosten en rente tot 22 mei 2023 worden gevorderd. Ook dan betaalt [gedaagde] niet.
3.De vordering en het verweer
€ 9.579,45, vermeerderd met rente en kosten.
[eiser] .
4.De beoordeling
Het was de bedoeling dat 24/7 at Work B.V. de werkzaamheden zou uitvoeren.
Dat was aanvankelijk niet helemaal duidelijk gecommuniceerd met [gedaagde] , maar na de eerste factuur die 24/7 at Work B.V. stuurde aan [gedaagde] , heeft [eiser] alsnog uitgelegd dat 24/7 at Work B.V. de facturatie en het personeel zou verzorgen. [gedaagde] heeft de facturen daarna ook aan 24/7 at Work B.V. betaald. De werkzaamheden zijn allemaal uitgevoerd. De laatste termijnfacturen zijn echter ten onrechte niet betaald door [gedaagde] .
Er was weliswaar sprake van een probleem met het dak, maar dat is hersteld en er is een spie in het dak aangebracht. [eiser] betwist dat nog sprake is van gebreken. Ook betwist hij dat sprake is van schade die door hem zou zijn veroorzaakt. Met betrekking tot materialen van [gedaagde] waarvan tijdens de werkzaamheden gebruik is gemaakt, stelt [eiser] dat niet aan hem kenbaar is gemaakt dat dit is gebeurd, maar dat hij wel bereid zou zijn geweest om daarmee in de facturatie rekening te houden indien daarvan een aannemelijk overzicht zou zijn gemaakt. [eiser] heeft een incassotussenpersoon ingeschakeld om zijn vordering op [gedaagde] te innen. Deze heeft diverse betalingsverzoeken gestuurd. De gemaakte incassokosten wil [eiser] vergoed krijgen en ook de wettelijke rente.
Naar aanleiding van de factuur van [eiser] voor de 4e, 5e en 6e termijn heeft [gedaagde] betwist dat alle werkzaamheden voor deze termijnen waren uitgevoerd.
niet [heeft
] buitengezet omdat hij een te lichte balk gebruikt zou hebben, fouten maken is menselijk. Wij hebben [eiser] buitengezet omdat hij blijft liegen.”Bovendien is [gedaagde] niet ingegaan op het herstelaanbod van [eiser] in de mail van 24/7 at Work B.V. van 30 november 2021.
Het werk is echter niet gereed gekomen, doordat [eiser] de laatste werkzaamheden aan het boeiboord niet heeft uitgevoerd. [eiser] mocht deze werkzaamheden echter opschorten. Zolang [gedaagde] in verzuim was, kon [eiser] immers niet in verzuim komen van zijn verplichting tot het afmaken van het werk totdat [gedaagde] aan zijn betalings-verplichting zou hebben voldaan. Maar [gedaagde] heeft expliciet laten weten dat hij [eiser] niet meer wilde toelaten tot het werk en heeft gevraagd welke prijs voor het geheel betaald moest worden (mail van 19 november 2021). De kantonrechter is van oordeel dat door deze feitelijke gedragingen van [gedaagde] sprake is van opzegging van de overeenkomst door [gedaagde] op 18 november 2021 conform artikel 7:764 BW. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] de gehele aanneemsom moet betalen, minus de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien. Nu vast staat dat [eiser] vrijwel het gehele werk had uitgevoerd en hij alleen nog wat werkzaamheden aan het boeiboord moest uitvoeren, stelt de kantonrechter de besparing van [eiser] (naast de besparing van € 275,00 op grond van gebruik van eigen materiaal van [gedaagde] ) op de hiermee gemoeide kosten vast op € 300,00.
5.De beslissing
(€ 9.004,45 + € 825,22), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.621,25 met ingang van 29 november 2021 en over een bedrag van € 383,20 met ingang van 10 januari 2022, beide tot de dag van volledige betaling;