ECLI:NL:RBZWB:2024:1250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418762 / FA RK 24/536
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, haar advocaat, een waarnemend arts, een verpleegkundige en een schoondochter aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven dat het goed met haar gaat, maar dat zij naar huis wil. De advocaat van de cliënt heeft verklaard dat aan de wettelijke criteria voor de machtiging is voldaan. De waarnemend arts heeft echter aangegeven dat de cliënt lijdt aan Alzheimer dementie en dat thuis wonen niet haalbaar is. De verpleegkundige bevestigde dat er sprake is van verbaal verzet, maar dat dit verzet afneemt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstige geheugenstoornissen heeft en niet in staat is tot adequate zelfzorg, wat leidt tot ernstig nadeel.

De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar, en de cliënt verzet zich tegen opname, maar dit verzet neemt af. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor zes maanden, met de mogelijkheid tot omzetting naar een vrijwillige opname in de toekomst. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en is op 29 februari 2024 ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418762 / FA RK 24/536
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 15 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie [stichting] aan [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.J.M. Cliteur te ’s Hertogenbosch.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 5 februari 2024, ingekomen ter
griffie op 5 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 23 juni 2023;
- het machtigingsformulier ten behoeve van de voortzetting van de inbewaringstelling van 29 juni 2023;
- het machtigingsformulier ten behoeve van de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 22 januari 2024;
- de aanvraag van 2 februari 2024;
- de medische verklaring van 2 februari 2024.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende stuk:
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 januari 2024 op het verzoek tot de voortzetting van de inbewaringstelling.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevr. [naam 1], waarnemend arts;
- mevr. [naam 2], verpleegkundige;
- mevr. [naam 3], schoondochter.
2. Het verzoek
2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft ten tijde van de mondelinge behandeling aan dat het goed met haar gaat. Wel geeft zij aan naar huis te willen. Zij vertelt nog nooit bij [stichting] geslapen te hebben. Zij gaat ’s avonds altijd naar huis.
3.2
Namens cliënt voert de advocaat aan dat hij begrijpt dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging. Hij vindt het fijn dat cliënt minder verdrietig is dan voorheen en haar verblijf bij [stichting] als prettig ervaart.
3.3
De waarnemend arts geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat cliënt lijdt aan Alzheimer dementie. Cliënt is gebaat bij veiligheid en geborgenheid. Dat kan in de huidige verpleeginstelling worden geboden. De waarnemend arts stelt dat het thuis wonen niet haalbaar is. Op dit moment is er sprake van verbaal verzet, maar de waarnemend arts verwacht dat de rechterlijke machtiging na verloop van tijd mogelijk kan worden omgezet naar een vrijwillige opname (artikel 21 Wzd), nu het verzet van cliënt steeds verder afneemt.
3.4
De verpleegkundige bevestigt dat er sprake is van verbaal verzet, maar dat het verzet afneemt. Ook geeft zij aan dat thuis wonen niet meer haalbaar is gelet op de zorgbehoefte van cliënt.
3.5
De schoondochter heeft aangegeven dat zij achter het verzoek staat.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. Het is de rechtbank gebleken dat cliënt ernstige geheugenstoornissen heeft en dat zij is gedesoriënteerd in tijd, plaats en persoon. Zo geeft cliënt tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij ’s avonds altijd naar huis gaat en niet eerder bij [stichting] heeft geslapen. Dit terwijl zij sinds 2 januari 2024 al bij [stichting] verblijft. Verder is het de rechtbank gebleken dat cliënt geen ziektebesef en -inzicht heeft.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank stelt vast dat cliënt niet langer in staat is tot adequate zelfzorg. Zo heeft cliënt hulp nodig bij de ADL-taken en de toiletgang. Verder neemt cliënt geen initiatief om te eten en te drinken. Ook is er een verhoogd risico op valgevaar met letsel als gevolg.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank is van oordeel dat cliënt 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht nodig heeft. Dit mede vanwege het vergrote valgevaar. Een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in de huidige verpleeginstelling kan die noodzakelijke 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht aan cliënt bieden en is daarom geschikt.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het is de rechtbank gebleken dat cliënt zorgmijdend is, waardoor de thuiszorg in de thuissituatie onvoldoende van de grond is gekomen. Daarnaast is er sprake van onplanbare zorg, welke in de thuissituatie niet gerealiseerd kan worden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij graag naar huis wil. Verder hebben de verpleegkundige en de waarnemend arts toegelicht dat er sprake is van verbaal verzet. Wel geven zij aan dat het verbale verzet aan het afnemen is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een rechterlijke machtiging nodig is.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
4.7
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats];
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
15 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 29 februari 2024 uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.