ECLI:NL:RBZWB:2024:1274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10682706 _ MB VERZ 23-317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en schending van hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 13 km per uur te hard op de N57 Serooskerkseweg op 22 juni 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. C. de Meer.

De gemachtigde voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, omdat de officier van justitie de betrokkene niet had gehoord, maar enkel de mogelijkheid had geboden om schriftelijk het beroep aan te vullen. De kantonrechter oordeelde dat deze gang van zaken in strijd was met de wet, maar dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto in het dossier. De kantonrechter verwierp het verzoek om de boete te matigen met 25% en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond, terwijl het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures, maar bevestigt ook dat de vaststelling van de gedraging voldoende was onderbouwd. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, aangezien de inleidende boetebeschikking in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10682706 \ MB VERZ 23-317
CJIB-nummer : 4062 5422 5040 7042
uitspraakdatum : 17 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 13 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N57 Serooskerkseweg (t.h.v. HMP 49,6) te Serooskerke op 22 juni 2022 om 11:23 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepsschrift samengevat aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, waardoor er een matiging van 25% plaats dient te vinden. De officier van justitie heeft in plaats van het horen betrokkene de gelegenheid geboden om schriftelijk het beroep aan te vullen. Dat kan volgens gemachtigde niet worden aangemerkt als horen in de zin van art. 7 lid 2 Wahv jo. Art. 7:16 Awb. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken. Ook verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gelet op de foto in het dossier en de verklaring van de verbalisant staat de gedraging vast. Voorts is gemachtigde voldoende gecompenseerd, waardoor de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding ziet tot een matiging.

Overwegingen

Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De eerdere uitspraak waar gemachtigde naar verwees ziet op een incidentele situatie.
De boete is dus terecht opgelegd en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep is gelet op de schending van de hoorplicht gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking is ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: