Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een (snor)fietser, had een boete ontvangen omdat hij op 11 november 2022 om 11:10 uur op de Nieuwstraat te Sluis niet de verplichte fietspad of fiets/bromfietspad had gebruikt. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C. de Meer. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de onduidelijke verkeersregels aan de grens tussen Nederland en België. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat betrokkene zich aan de Nederlandse verkeersregels moest houden zodra hij Nederland binnenreed.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter achtte de argumenten van betrokkene ongeloofwaardig en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter stelde de zekerheidstelling op nihil, gezien de proceseconomische redenen. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.