ECLI:NL:RBZWB:2024:1309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416400 /FA RK 23-5560
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder in het kader van het gezag over een ongeboren kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder, geboren op [geboortedag] 2006. De moeder, die op het moment van de uitspraak zeventien jaar oud was, heeft een verzoek ingediend om haar meerderjarig te verklaren op grond van artikel 1:253ha van het Burgerlijk Wetboek, zodat zij het gezag over haar nog ongeboren kind kan uitoefenen. De vader van het kind heeft het kind erkend op 21 juli 2023 en de moeder is zwanger met een uitgerekende datum op [datum] 2024.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 zijn de moeder, de vader, de oma en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De Raad heeft geen bezwaren geuit tegen het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zich goed voorbereidt op de komst van haar kindje en dat zij in staat is om de juiste beslissingen te nemen voor de verzorging van het kind. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van zowel de moeder als het ongeboren kind wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard.

De rechtbank heeft besloten het verzoek toe te wijzen, met de voorwaarde dat de meerderjarigheid ingaat op de dag van de geboorte van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct bij de geboorte van het kind in werking kan treden. De griffier is verzocht om deze beslissing in het gezagsregister te registreren. De uitspraak is gedaan door mr. Zuijdweg en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Ginneke.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/416400 /FA RK 23-5560
datum uitspraak: 22 februari 2024
beschikking over de meerderjarigverklaring op grond van artikel 1:253ha Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
-
[de vader] ,hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres;
-
[de oma (mz)] ,hierna te noemen: de oma moederszijde (oma), wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
-[naam] , begeleidster vanuit [zorgbegeleiding] .

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 22 november 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het door mr. Burlet op 6 februari 2024 ingediende F9-formulier met bijlage.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de mondelinge behandeling van 8 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen de moeder, bijgestaan door haar advocaat, de vader en de oma. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder is geboren op [geboortedag] 2006 en dus nog minderjarig en onbevoegd tot het gezag. Het gezag over de moeder wordt uitgeoefend door de oma.
2.2.
De moeder is zwanger van het nog ongeboren kind. De uitgerekende datum is vastgesteld op [datum] 2024.
2.3.
De vader, tevens de partner van de moeder, heeft het nog ongeboren kind op 21 juli
2023 erkend.

3.Het verzoek

3.1.
Namens de moeder wordt, zo ver mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verzocht om [de moeder] , geboren op [geboortedag] 2006, meerderjarig te
verklaren (zo de rechtbank begrijpt vanaf het moment van de geboorte van het kind) op grond van artikel 1:253ha BW.
3.2.
Er wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:253ha, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren. Ingevolge het vierde lid van dit artikel willigt de kinderrechter het verzoek slechts in, indien hij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Indien het gezag open staat verkrijgt de moeder door toewijzing van het verzoek tot meerderjarigverklaring van rechtswege het gezag ingevolge artikel 1:253b, tweede lid, BW.
4.2.
De kinderrechter stelt vast dat de minderjarige moeder op dit moment zeventien jaar oud is en op [geboortedag] 2024 achttien jaar wordt. Zij is op dit moment dus nog niet bevoegd tot het ouderlijk gezag.
4.3.
De Raad ziet geen bezwaren om het verzoek toe te wijzen.
4.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van 8 februari 2024 is gebleken dat de moeder zich goed voorbereid op de komst van haar kindje. Zo is er nagedacht over huisvesting, opvang, financiën en haar eigen toekomstplan. Zij wil in september 2024 starten met een nieuwe opleiding en dan zal de oma voor het nog ongeboren kindje gaan zorgen. De moeder en de vader wonen momenteel bij de oma, in afwachting van een eigen plekje. Ook voor het nog ongeboren kindje is er al een plekje gemaakt bij de oma thuis. De moeder stelt tijdens de mondelinge behandeling adequate vragen, waaruit de rechter afleidt dat zij alles zo goed mogelijk wil regelen voor het nog ongeboren kindje. Door de begeleidster van [zorgbegeleiding] wordt bevestigd dat de moeder verantwoordelijk is en overwogen beslissingen neemt. De kinderrechter heeft op dit moment geen zorgen over of de moeder de juiste beslissingen voor het nog ongeboren kindje kan nemen en hem adequaat kan verzorgen. In het verlengde daarvan vindt de kinderrechter het, evenals alle betrokkenen, in het belang van de moeder en het nog ongeboren kindje wenselijk dat de moeder meerderjarig wordt verklaard.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de rechter voornemens om het verzoek van de moeder toe te wijzen. Omdat het kindje nog niet is geboren, maar de moeder al wel ouder dan zestien jaar oud is, zal zij meerderjarig worden verklaard vanaf de dag van geboorte van het nog ongeboren kind (1:253ha, derde lid, Burgerlijk Wetboek). De rechter merkt ten overvloede op dat de moeder vanaf de meerderjarigverklaring op grond van artikel 1:253b, tweede lid, BW, van rechtswege het gezag over het nu nog ongeboren kindje zal uitoefenen.
4.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat zij het van belang vindt dat de beslissing direct bij geboorte van het nog ongeboren kind (feitelijk) in werking kan treden, zonder dat een eventueel hoger beroep afgewacht moet worden.
4.7.
Op grond van artikel 2, onder a en h, van het Besluit Gezagsregisters zal aan de griffier worden gevraagd om een aantekening van deze beslissing in het gezagsregister te maken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart de moeder, [de moeder] , geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 2006, op grond van het bepaalde in artikel 1:253ha BW, meerderjarig met ingang van de dag van de geboorte van haar (nog ongeboren) kind;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
verzoekt de griffier van deze rechtbank de meerderjarigverklaring in het gezagsregister in te schrijven.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024, in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.