ECLI:NL:RBZWB:2024:1316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/02/417324 / JE RK 23-2250
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie

Op 15 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Tempel, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling (GI) die verzoekt om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. Tijdens de behandeling zijn de kinderen ook gehoord over hun mening en wensen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de voortdurende conflicten tussen de ouders. De ouders hebben aangegeven open te staan voor ouderschapsbemiddeling, wat positief is voor de toekomst. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de problematiek van de kinderen en de communicatie tussen de ouders meegewogen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat het noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen en er nog veel te onderzoeken valt, zoals de wens van [minderjarige 2] om bij zijn vader te wonen.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregel onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft de ouders en de kinderen geïnformeerd over de beslissing en de stappen die genomen zullen worden om de situatie te verbeteren. De ondertoezichtstelling is verlengd van 17 februari 2024 tot 17 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417324 / JE RK 23-2250
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. E.E.M. van Horen te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. E.M.A. Leijser te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en [naam 1] hebben hierover afzonderlijk een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 16 februari 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI en heeft zij een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder betreffende [minderjarige 1] met ingang van 17 februari 2023 tot 17 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is schriftelijk – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. Beide kinderen kennen kind-eigen problematiek. Daarbij zijn de afgelopen jaren erg turbulent geweest voor de kinderen. De GI acht het belangrijk hier goed op in te spelen en mogelijke traumaproblematiek aan te pakken. Daarbij zijn er nog de zorgen op ouderniveau. De ouders communiceren niet met elkaar en geven de kinderen onvoldoende positieve stimulering tot contact met de andere ouder. [minderjarige 1] is in december 2023 vanuit een gezinshuis weer bij de moeder en [minderjarige 2] komen wonen, omdat zij in het gezinshuis niet was te handhaven. De GI ziet dat de terugkomst van [minderjarige 1] ook een grote weerslag heeft op het gezin van de moeder. Zo neemt [minderjarige 1] thuis vaak de overhand. De overdracht van haar oude school naar de nieuwe school, is erg moeizaam gegaan. Daarna kan ze starten op een school in haar buurt. [minderjarige 1] krijgt ondersteuning van een JIM en een maatje. [minderjarige 1] heeft geen structurele zorg- en contactregeling met haar vader. Dit gaat op eigen initiatief. Echter is er bij [minderjarige 1] sprake van het aantrekken dan wel afstoten van haar vader. [minderjarige 2] heeft wel een regeling met zijn vader. Hij geeft aan graag bij zijn vader te zijn. In het afgelopen jaar is in de thuissituatie bij de moeder onder meer MST ingezet. Deze is positief afgerond. Dit neemt volgens de GI niet weg dat (ook) [minderjarige 2] in de thuissituatie lastig aan te sturen blijft, zoals wanneer hij beperkt moet worden in zijn smartphonegebruik. Middels een komende gezinstaxatie dient het veranderde systeem in beeld te worden gebracht. Naar de mening van de GI dient vervolgens op de uitkomst van de gezinstaxatie ingespeeld te worden. Tevens moet onderzocht worden of beide kinderen individuele hulpverlening accepteren. Ook dient bij Amarant nog aan ouderschapsbemiddeling gewerkt te worden. Omdat de ouders nog niet in staat zijn om op ouderniveau met elkaar te communiceren acht de GI hulpverlening in het vrijwillige kader nu geen optie.
In aanvulling hierop is namens de GI tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd, dat [minderjarige 2] heeft aangegeven liever bij zijn vader te willen wonen. Dit kan weer leiden tot meer spanningen tussen ouders. Positief is dat [minderjarige 1] openstaat voor de traumabehandeling die onlangs via Sterk Huis is gestart. Binnenkort heeft zij op de nieuwe school een zogenoemd startgesprek.
4.2.
[minderjarige 2] geeft in zijn gesprek met de kinderrechter aan dat hij het prima vindt als de ondertoezichtstelling wordt verlengd, indien zijn moeder daar ook achter staat. Naar de mening van [minderjarige 2] gaat het in de thuissituatie bij zijn moeder niet zo goed. Zo wordt er tussen hem en [minderjarige 1] vaak ruzie gemaakt. Volgens [minderjarige 2] grijpt zijn moeder dan wel in, maar gebeurt het dan dat [minderjarige 1] daar geen straf voor krijgt en hij wel. Bij zijn vader heeft [minderjarige 2] het altijd erg naar zijn zin. Het liefste zou [minderjarige 2] bij zijn vader willen wonen.
[minderjarige 2] vindt het ook vervelend als zijn moeder weleens zijn smartphone in beslag neemt. Hij maakt zich zorgen dat de lader of de telefoon kapot gaan.
4.3.
[minderjarige 1] geeft in haar gesprek met de kinderrechter aan dat zij het niet eens ismet een verlenging van de ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling is misschien nog nodig, maar zij vindt dat er te weinig gedaan wordt. [minderjarige 1] vindt het vervelend dat de jeugdbeschermer vaak niet bereikbaar is. Daarbij vindt [minderjarige 1] het niet terecht dat de jeugdbeschermer enige tijd geleden haar moeder er de schuld van gaf dat zij niet naar school kon gaan en zij niet meer naar de [school] in [plaats] kon gaan. Ook vindt [minderjarige 1] het vervelend dat de jeugdbeschermer onwaarheden in de stukken vermeldt, zoals dat zij bij gezinshuisouders een prettig afscheid zou hebben gehad. Verder geeft [minderjarige 1] aan het niet fijn te vinden dat haar vader [minderjarige 2] meer aandacht geeft dan haar. [minderjarige 1] betreurt dat haar vader er voor haar onvoldoende is. Volgens [minderjarige 1] toont [minderjarige 2] soms onvoldoende respect voor zijn moeder. Als dat zo is, komt [minderjarige 1] voor haar moeder op. Zo kan [minderjarige 1] zich voorstellen dat haar moeder bij [minderjarige 2] weleens diens smartphone tijdelijk inneemt, omdat hij daar teveel op zit.
4.4.
Namens en door de moeder is tijdens de mondelinge behandeling het volgende – kort samengevat – standpunt ingenomen. De moeder vindt het fijn dat [minderjarige 1] binnenkort weer naar school kan gaan. Ook vindt zij het goed dat er voor [minderjarige 1] traumatherapie wordt ingezet. Niet fijn vindt de moeder dat [minderjarige 1] , anders dan [minderjarige 2] , niet tot nauwelijks naar de vader gaat. [minderjarige 1] zou ook een fijn contact met haar vader willen hebben. Volgens de moeder voelt [minderjarige 1] zich ten opzichte van [minderjarige 2] door de vader achtergesteld. Naar de mening van de moeder ligt het op de weg van de vader om meer het initiatief te nemen om tot een goed contact met [minderjarige 1] te kunnen komen.
De voor [minderjarige 2] ingezette MST is volgens de moeder van positieve meerwaarde geweest. Wel is het volgens de moeder zo, dat [minderjarige 2] in de thuissituatie nog lastig aan te sturen is waar het betreft zijn smartphonegebruik en het gebruik van zijn Play-station. Ook erkent de moeder de zorgen tussen de kinderen onderling. Volgens de moeder is er momenteel nog best veel gaande, maar is het te doen en regelt zij al veel zelf. Naar de mening van de moeder is de situatie ten opzichte van vorig jaar in elk geval al flink in positieve zin verbeterd. Om die reden verzoekt de moeder primair het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder de maatregel in duur te beperken tot zes maanden.
4.5.
Namens en door de vader is tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het standpunt ingenomen dat het nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Volgens de vader ziet hij ook de positieve ontwikkelingen, maar acht hij de wisselwerking en dynamiek tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog te zorgelijk. Ook acht de vader zorgelijk dat [minderjarige 1] nog heel erg de regie wil hebben wanneer zij hem ziet. Volgens de vader ziet hij [minderjarige 1] graag, maar wil hij het meer aan haar overlaten wanneer zij hem bezoekt. Dit was ook de wens van [minderjarige 1] . [minderjarige 2] laat vaak aan de vader weten dat het bij de moeder thuis niet goed gaat. Vanwege de ontbrekende oudercommunicatie is dat voor de vader lastig te duiden. Ook afgezien daarvan acht de vader het van belang dat hij door de moeder beter geïnformeerd wordt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Voor de vader is bespreekbaar dat [minderjarige 2] bij hem komt wonen. Naar de mening van de vader weet hij [minderjarige 2] waar nodig te begrenzen. De vader hecht er belang aan dat in de komende periode wordt onderzocht of [minderjarige 2] bij hem kan komen wonen. Ook met de ouderschapsbemiddeling zal nog enige tijd gemoeid gaan zijn. Om deze redenen staat de vader achter een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Deze bedreiging is met name gelegen in de voortdurende ouderstrijd, waarvan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog veel last hebben. Het is positief dat beide ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard open te staan voor de komende ouderschapsbemiddeling bij Amarant. Hierin dient het opmaken van een goed ouderschapsplan passend bij de vorm van ouderschap en de oudercommunicatie centraal te staan. Tevens dient hierbij aandacht te zijn voor de wens van [minderjarige 2] om (meer) bij de vader te kunnen wonen. Voor beide kinderen gaat bekeken worden bij welke specifieke hulp zij zijn gebaat. Voor [minderjarige 1] zal in elk geval traumatherapie worden ingezet via Sterk Huis. De komende gezinstaxatie zal eerder zijn afgerond. Ook daarvan dienen de resultaten te worden afgewacht. Vervolgens dient zonodig nog op die resultaten ingespeeld te worden. Tot slot moet afgewacht worden hoe [minderjarige 1] zal gaan functioneren op haar nieuwe school.
Naar verwachting zal met dit alles tenminste nog een flink aantal maanden zijn gemoeid. Om die reden ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding om de maatregel in duur te beperken tot zes maanden zoals bepleit door de moeder. Het verzoek zal daarom in zijn geheel worden toegewezen. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben allebei aangegeven dat ze graag door een brief te weten wilden komen wat de beslissing was geworden. Hierna is de tekst van de brieven aan de kinderen te lezen.
Beste [minderjarige 1] ,
Op 8 februari 2024 heb je een gesprek gehad met de kinderrechter. Je vertelde daar dat je het niet eens bent met een langere ondertoezichtstelling. Ook vertelde je over de situatie bij je moeder thuis, dat je vindt dat je broertje zich respectloos kan gedragen, en over de problemen bij het starten van je nieuwe school.
De kinderrechter heeft op 15 februari 2024 met je ouders en hun advocaten en met [naam 2] gesproken. Na met iedereen gesproken te hebben, heeft de kinderrechter beslist dat een ondertoezichtstelling nog wel nodig is. Jouw situatie is veranderd, toen je weer bij je moeder kwam wonen. Jouw nieuwe school gaat nu bijna beginnen, zodat het dan nog meer gaat veranderen. Ook heb je verteld dat je traumabehandeling wilt. De kinderrechter vindt het heel goed dat je dit nu wilt doen, maar weet ook dat een traumabehandeling heel zwaar kan zijn. De hulp voor je ouders om met elkaar te leren communiceren gaat ook bijna beginnen. Als laatste komt er nu een gezinstaxatie, om te kijken naar de veranderingen bij je moeder thuis. Dat zijn allemaal belangrijk dingen. De kinderrechter vindt het nodig om de ondertoezichtstelling nog langer te laten duren, zodat [naam 2] kan blijven meekijken of dat allemaal goed gaat. De ondertoezichtstelling gaat nog 12 maanden langer duren.
Als je hier nog vragen over hebt, kun je die aan [naam 2] stellen. Veel plezier en succes op je nieuwe school!
Beste [minderjarige 2] ,
Op 8 februari heb je een gesprek gehad met de kinderrechter. Je vertelde daar dat jij een langere ondertoezichtstelling wel goed vindt, als je moeder het daar ook mee een is. Ook vertelde jij dat je het best lastig vindt bij je moeder thuis, door ruzies met je moeder en [minderjarige 1] . Je wilt graag meer bij je vader zijn.
Op 15 februari 2024 heeft de kinderrechter met je ouders, hun advocaten en met [naam 2] gesproken. Daarna heeft de kinderrechter beslist dat een ondertoezichtstelling nog nodig is. Het is anders geworden bij jouw moeder thuis, toen [minderjarige 1] daar weer kwam wonen. Je ouders gaan hulp krijgen om met elkaar te leren communiceren. Ook komt er een gezinstaxatie, om te kijken naar de veranderingen bij je moeder thuis. [naam 2] weet ook dat jij meer bij je vader wilt zijn. De gezinstaxatie gaat ook kijken of dat misschien een goed idee zou zijn. Dat zijn allemaal belangrijke dingen. De kinderrechter vindt het nodig om de ondertoezichtstelling nog langer te laten duren, zodat [naam 2] kan blijven meekijken of dat allemaal goed gaat. De ondertoezichtstelling gaat nog 12 maanden langer duren.
Als je hier nog vragen over hebt, kun je die aan [naam 2] stellen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] met ingang van 17 februari 2024 tot 17 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 27 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.