Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland, die het verzoek heeft ingediend om het ongeboren kind onder toezicht te stellen. De moeder, die zwanger is van het ongeboren kind, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder beoordeeld, waarbij zorgen zijn geuit over haar psychische gezondheid en de leefomstandigheden, waaronder het ontbreken van nutsvoorzieningen in haar woning.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals beschreven in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor het ongeboren kind weg te nemen. De kinderrechter heeft besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met ingang van 21 februari 2024 tot 7 mei 2024. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beschikking.