ECLI:NL:RBZWB:2024:1337

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10687584 CV EXPL 23-3527 (T2)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot voeging in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 28 februari 2024 een incidentele vordering tot voeging afgewezen. De eiser, die in de hoofdzaak diverse vorderingen heeft ingesteld tegen de besloten vennootschappen NTT Data Business Solutions B.V. en NTT Data Business Solutions Holding B.V., verzocht om de toevoeging van een derde partij, aangeduid als [eiseres], aan zijn zijde. De eiseres stelde dat zij een testamentair of familiair belang had bij de zaak en dat zij zich als benadeelde wilde voegen. De gedaagden, NTT Data, voerden verweer tegen deze voeging en stelden dat de eiseres onvoldoende belang had om zich te voegen, aangezien zij als gemachtigde van de eiser optrad en haar standpunt al in de procedure kon inbrengen.

De kantonrechter overwoog dat volgens artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een partij zich kan voegen in een procedure als zij daar belang bij heeft. De rechter concludeerde echter dat de eiseres niet voldoende belang had bij de voeging, omdat haar verzoeken en vorderingen niet zelfstandig waren en zij als gemachtigde van de eiser al voldoende mogelijkheden had om haar standpunt naar voren te brengen. De incidentele vordering tot voeging werd daarom afgewezen.

De kantonrechter hield de proceskostenveroordeling aan tot de beslissing in de hoofdzaak, waarin een mondelinge behandeling gepland was. De rechter benadrukte dat de vorderingen van de eiseres en eiser in het incident niet zelfstandig waren en dat de beoordeling van de hoofdzaak in een later stadium zou plaatsvinden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Eijssen-Vruwink.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10687584 CV EXPL 23-3527
vonnis d.d. 28 februari 2024
inzake
[eiser],
wonende te [woonadres] ,
eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: [gemachtigde] , partner van [eiser] ,
tegen

1.de besloten vennootschap NTT Data Business Solutions B.V.,

2. de besloten vennootschap NTT Data Business Solutions Holding B.V.,
beiden statutair gevestigd te Eindhoven en kantoorhoudende te (5232 CE) ’s-Hertogenbosch aan het adres Utopialaan 50,
gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
gemachtigde: mr. A.J. Hendriks, advocaat te ’s-Hertogenbosch,
in welke procedure heeft verzocht te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van [eiser] in de hoofdzaak:
[eiseres],
wonende te [woonadres] ,
eiseres in het incident,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ”, “NTT Data” (gezamenlijk) en “ [eiseres] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 27 december 2023 met de daarin genoemde stukken;
b. de op 29 december 2023 ter griffie ontvangen incidentele conclusie strekkende tot voeging van [eiseres] aan de zijde van [eiser] met producties;
c. de rolbeslissing in deze zaak van 3 januari 2024;
d. de conclusie van antwoord in het incident, tevens een antwoordakte wijziging van eis, van 31 januari 2024.

2.Het geschil

In de hoofdzaak:
2.1
[eiser] heeft diverse vorderingen ingesteld tegen NTT Data.
2.2
NTT Data hebben verweer gevoerd tegen die vorderingen.
In het incident:
2.3
[eiseres] vordert in de hoofdzaak te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van [eiser] .
2.4
NTT Data voeren verweer tegen het verzoek van [eiseres] .

3.De beoordeling

In het incident en de hoofdzaak:
3.1
Uit artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat eenieder, die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Voor het aannemen van een zodanig belang voor voeging is het voldoende dat de partij, die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde hij/zij zich voegt.
3.2
[eiseres] stelt dat zij een testamentair of familiair belang bij de onderhavige zaak heeft en wil zich voegen aan de zijde van [eiser] als benadeelde. Zij en/of [eiser] verzoeken/vorderen:
a. om het procesrecht op grond van precedentwerking in bijzondere omstandigheden niet van toepassing te verklaren;
b. NTT Data bij verstek te veroordelen, daar er geen rechtsgeldige vertegenwoordiger is, om de fondsen in NTT Data Solutions Holding B.V. toe te kennen aan [eiser] , en mr. Hendriks geen verweer heeft gevoerd tegen de inhoudelijke vorderingen;
c. NTT Data te veroordelen in de juridische kosten van € 131.360,00 (inclusief btw);
d. NTT Data te veroordelen tot betaling van de verschillen in netto beloning, zoals begroot in het kort geding op € 1.828,382,00;
e. nakoming van alle overeenkomsten;
f. omkering van de bewijslast van de vervalste stukken;
g. als gemachtigde te mogen optreden voor [eiser] .
3.3
NTT Data voeren aan dat [eiseres] haar belang zich te voegen in deze zaak onvoldoende heeft onderbouwd. Te meer, nu zij als gemachtigde van [eiser] optreedt en op die wijze voldoende in de gelegenheid is haar standpunt in deze procedure in te brengen. Voor zover zij voldoende belang heeft zich te voegen in deze procedure, is voeging in strijd met de goede procesorde, nu het nagaan van haar stellingen over haar familie, testamenten en erfenissen te veel tijd zou kosten in deze procedure. NTT Data maken geen bezwaar tegen de eiswijziging die ziet op de proceskosten, nu dit een begroting is van de bij dagvaarding ingestelde vordering. Tegen de aanvulling van de eis met het gevorderde bedrag van € 1.828.382,00 maken zij wel bezwaar, nu dit een nieuwe of vervangende vordering betreft die niet is onderbouwd in één van de processtukken. Zij vraagt [eiser] en [eiseres] in de werkelijke proceskosten van het incident te veroordelen, welke kosten ter mondelinge behandeling zullen worden begroot.
3.4
De kantonrechter overweegt dat enkel de hiervoor genoemde verzoeken/vorderingen onder a., b., c., f. en g. als verzoeken/vorderingen van [eiser] en [eiseres] gezamenlijk worden genoemd, zodat alleen met betrekking tot deze verzoeken/vorderingen voeging kan worden gevorderd. Voor de vordering onder a. bestaat echter geen grond, nu de kantonrechter zich zal moeten houden aan het geldende procesrecht. Hetzelfde geldt voor de vordering onder f., nu een eventuele omkering van de bewijslast samenhangt met de beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak. Dit kan dus niet in dit incident worden gevorderd. Bij de vordering onder g. heeft [eiseres] ook geen belang, nu zij zich enkel hoeft te stellen als gemachtigde en zij in dat geval als gemachtigde mag optreden namens [eiser] , zoals in deze procedure ook wordt aangenomen. De vorderingen onder b. en c. zien op vorderingen die door [eiser] zijn ingesteld. [eiseres] heeft hier geen zelfstandig belang bij. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er onvoldoende belang is bij voeging door [eiseres] . De incidentele vordering wordt afgewezen.
3.5
Voor de volledigheid overweegt de kantonrechter dat de vorderingen onder b., c., d. en e. dienen te worden behandeld in de hoofdzaak. In dit incident kan de kantonrechter niet tot de beoordeling van die vorderingen overgaan.
3.6
In de hoofdzaak is inmiddels een mondelinge behandeling gepland, zodat de kantonrechter iedere verdere beslissing zal aanhouden. De behandelend kantonrechter zal in de hoofdzaak ook ingaan op de (toelaatbaarheid van de) eisvermeerderingen.
3.7
Gelet op de omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de proceskostenveroordeling aan te houden tot de beslissing in de hoofdzaak.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident:
wijst de vordering af;
houdt de proceskostenveroordeling aan tot in de hoofdzaak is beslist;
In de hoofdzaak:
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.