In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, te weten bij de opa moederszijde, voor de duur van negen maanden. De moeder, die zwanger is van het ongeboren kind, heeft ingestemd met het verzoek, maar heeft ook haar zorgen geuit over de termijn van de uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het ongeboren kind, vooral door de verslavingsproblematiek van de moeder. De moeder is verslaafd aan cocaïne en heroïne, wat een onveilige situatie creëert voor het ongeboren kind. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het ongeboren kind is om deze als reeds geboren aan te merken, zodat de nodige beschermende maatregelen kunnen worden getroffen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en de uithuisplaatsing voor negen maanden goedgekeurd, met de mogelijkheid voor de moeder om te werken aan haar verslavingsproblematiek en de zorg voor haar kind.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid en ontwikkeling van het ongeboren kind voorop staan en dat er geen risico's genomen mogen worden met betrekking tot de opvoeding en verzorging van het kind.