ECLI:NL:RBZWB:2024:137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417889 / JE RK 24-43
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
  • mr. de Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 januari 2024 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De zaak werd ingeleid door een verzoekschrift van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de vader onhoudbaar is geworden door het gedrag van de minderjarige, die manipulatief en provocerend gedrag vertoont. De eerdere ambulante hulpverlening bleek niet afdoende om de zorgen te verhelpen.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geoordeeld dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke uithuisplaatsing noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de minderjarige en haar omgeving te voorkomen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang, en heeft de verdere behandeling van het verzoek aangehouden tot een mondelinge behandeling op 22 januari 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De betrokken partijen, waaronder de moeder, de vader en de GI, zijn in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens de mondelinge behandeling. De minderjarige zal ook in de gelegenheid worden gesteld om haar mening te geven tijdens een afzonderlijk kindgesprek met de kinderrechter. De kinderrechter heeft verder aangegeven dat verdere beslissingen pas genomen zullen worden na de mondelinge behandeling en het kindgesprek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/417889 / JE RK 24-43
Datum uitspraak: 10 januari 2024
Beschikking spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZUID-HOLLAND, gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. J.C. Hissink te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de GI van 10 januari 2024 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 10 januari 2024.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 22 juni 2020 is (onder meer) de [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 december 2023 tot 22 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 6 november 2023 is de vorige GI per 1 december 2023 vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie Dordrecht.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt met spoed en zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden
afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
In het verlengde van de eerdere constateringen van de kinderrechter in de beschikking van 11 december 2023, inhoudende dat een ondertoezichtstelling met ambulante hulpverlening mogelijk niet afdoende is om de uiteenlopende zorgen over [minderjarige] te doen afnemen, ziet de kinderrechter thans in de door de GI overgelegde stukken voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen en [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen. Daarbij overweegt de kinderrechter dat de thuissituatie bij de vader vanwege het gedrag en de problematiek van [minderjarige] onhoudbaar is geworden. [minderjarige] vertoont manipulatief en provocerend gedrag en zoekt voortdurend de grenzen op. De eerder voor [minderjarige] noodzakelijk bevonden behandelingen komen met de inzet van ambulante spoedhulp in de thuissituatie van de vader niet dan wel onvoldoende van de grond en de situatie bij de vader thuis is inmiddels zodanig uit de hand gelopen dat de partner van de vader en diens kinderen thans uit veiligheidsoverwegingen elders verblijven. Het is de kinderrechter voorts gebleken dat de thuissituatie bij de moeder voor [minderjarige] enige jaren geleden al onhoudbaar is gebleken, ten gevolge waarvan [minderjarige] destijds bij de vader is gaan wonen en het contact met de moeder heeft verbroken.
4.4.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst en de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] en haar omgeving. De kinderrechter zal het spoedverzoek daarom toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang en tot 24 januari 2024. Het spoedverzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van 22 januari 2024 om 14:30 uur.
4.5.
De GI, de moeder, de vader en zijn advocaat worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de genoemde mondelinge behandeling. [minderjarige] zal in de gelegenheid worden gesteld om haar mening te geven tijdens een afzonderlijk kindgesprek met de kinderrechter.
4.6.
Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling en het kindgesprek hebben plaatsgevonden.
4.7.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, met ingang van 10 januari 2024 en tot 24 januari 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van het (spoed)verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum], welke mondelinge behandeling wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Middelburg, Kousteensedijk 2;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder, de vader en zijn advocaat;
5.5.
gelast de griffier [minderjarige] op te roepen voor een afzonderlijk kindgesprek;
5.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. de Haas.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.