ECLI:NL:RBZWB:2024:1380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
418955
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1948. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van vijf jaar, gebaseerd op artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een verpleeginstelling en heeft aangegeven niet langer daar te willen blijven, wat leidt tot verbaal verzet. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een mentor, en zorgprofessionals. De advocaat pleitte voor een kortere termijn van één jaar voor de machtiging, om de cliënt perspectief te bieden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en dat er sprake is van een ernstige zorgbehoefte. De rechtbank oordeelde dat de Wzd-procedure gevolgd moet worden, omdat deze beter aansluit bij de zorgbehoefte van de cliënt dan de Wvggz. De rechtbank concludeerde dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, zoals verwaarlozing en suïcidale uitingen. De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van één jaar, in plaats van de gevraagde vijf jaar, om de cliënt perspectief te bieden en de situatie over een jaar opnieuw te toetsen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter Borm en is op 7 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418955 / FA RK 24/617
Opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 22 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.W. Dieleman te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 9 februari 2024, ingekomen ter griffie op 9 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 28 juni 2023;
- de machtiging (voortzetting inbewaringstelling) van 1 november 2023;
- de medische verklaring van 10 januari 2024;
- afschrift van het zorgdossier van [ouderenzorg] van 1 februari 2024;
- het machtigingsformulier van 8 februari 2024;
- de aanvraag van 8 februari 2024;
- het zorgplan van 14 november 2023;
- een afschrift van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 7 september 2023 op een verzoek tot instelling van een mentorschap.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende stuk:
- een afschrift van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 24 april 2023 op het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- dhr. [naam 1] , mentor;
- dhr. [naam 2] , verpleegkundig specialist;
- mw. [naam 3] , behandelaar;
- [naam 4] , verzorgende.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van vijf jaar.

3.Standpunten

3.1
Cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij een slechte nachtrust heeft gehad. Verder geeft hij aan dat hij niet langer in de huidige verpleeginstelling wil blijven. Hij heeft het in de verpleeginstelling niet naar zijn zin. Hij heeft het vooral moeilijk met een medebewoner, waarmee hij geen klik voelt. Dit is ook de reden dat hij graag naar een andere verpleeginstelling wil.
3.2
Namens cliënt heeft de advocaat aangevoerd dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging. Zo is er sprake van verbaal verzet. Cliënt heeft aangegeven niet in de huidige verpleeginstelling te willen blijven. Wel verzoekt de advocaat om de opvolgende rechterlijke machtiging te beperken tot één jaar. Het is belangrijk dat er perspectief aan cliënt wordt geboden. Dit kan door de rechterlijke machtiging in de duur te beperken, zodat de situatie over een jaar tijdens een nieuwe mondelinge behandeling wordt getoetst. Daarbij merkt de advocaat ook op dat cliënt vitaler is in vergelijking met de medebewoners. Het doet er volgens de advocaat niet aan af dat een mondelinge behandeling over een jaar mogelijk voor stress bij cliënt zorgt. Verder erkent de advocaat dat er sprake is van problematiek passend bij zowel de Wzd als de Wvggz. Hij is van mening dat, gelet op de zorgbehoefte van cliënt, de procedure van de Wzd moet worden gevolgd. De zorg in het kader van de Wzd is de meest passende zorg voor cliënt. Tot slot benoemt de advocaat nog dat cliënt bij de huidige verpleeginstelling (nog) niet op zijn plek zit. Hij zou liever naar een verpleeginstelling willen, bijvoorbeeld de verpleeginstelling in [plaats 2] . Cliënt heeft daar namelijk zijn hele leven gewoond.
3.3
De behandelaar heeft toegelicht dat cliënt zich in de vorige verpleeginstelling – mede omdat cliënt daar te weinig uitdaging had – zeer ongelukkig voelde, wat leidde tot suïcidale uitingen en handelingen. Het is onduidelijk of dit als zodanig is bedoeld of dat het meer als een schreeuw om hulp is. Naar aanleiding hiervan is cliënt overgeplaatst naar de huidige verpleeginstelling in [plaats 1] . De behandelaar vindt deze locatie meer passend dan de vorige verpleeginstelling, omdat hier meer uitdagingen voor cliënt zijn, er meer activiteiten plaatsvinden en cliënt meer bewegingsvrijheid heeft. Zij vindt het dan ook jammer om te horen dat cliënt het ook in de huidige verpleeginstelling (nog) niet naar zijn zin heeft. Verder is de behandelaar – met de advocaat van cliënt – van mening dat de zorg vanuit de Wzd het best bij cliënt past. In een psychiatrische instelling is er over het algemeen meer hectiek. Daar is cliënt niet bij gebaat. Hij is namelijk erg gehecht aan zijn eigen ruimte, met zo min mogelijk verstoringen. Het is dan ook van belang dat aan cliënt zo veel mogelijk structuur wordt geboden. Zonder structuur zal hij vermoedelijk vervallen in ontregeld gedrag. Desgevraagd bevestigt de behandelaar dat er sprake is van verbaal verzet. Tot slot geeft zij aan dat zij een rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar te lang vindt, maar dat zij een rechterlijke machtiging voor de duur van een jaar weer te kort vindt omdat de komst van een rechter stress bij cliënt oplevert.
3.4
De verpleegkundig specialist heeft toegelicht dat cliënt dementie heeft. In de afgelopen twee jaar is er sprake van een cognitieve achteruitgang. Deze achteruitgang is volgens de verpleegkundig specialist te wijten aan dementie, en niet aan de diagnose Korsakov. Verder herkent ook de verpleegkundig specialist dat er bij cliënt sprake is van verbaal verzet. Ook hij vindt de termijn van vijf jaar te lang, ondanks dat hij van mening is dat er naar verwachting geen verbetering van het toestandsbeeld van cliënt zal plaatsvinden. Tot slot merkt de verpleegkundig specialist op dat hij het idee heeft dat cliënt in geen enkele verpleeginstelling (direct) op zijn plek zal zijn. Cliënt vindt een nieuwe omgeving spannend en zo ook de huidige verpleeginstelling, waar hij nog maar sinds kort verblijft. Hoewel die spanning bestaat, is de verpleegkundig specialist wel van mening dat de huidige verpleeginstelling geschikt is voor cliënt. Er zijn hier minder prikkels en cliënt heeft meer bewegingsvrijheid dan voorheen. Hij verwacht dat er tijd nodig is voordat cliënt zich meer op zijn gemak zal gaan voelen.
3.5
De verpleegkundige heeft aangegeven dat cliënt in het begin erg afwachtend was, maar dat hij zich steeds meer openstelt naar het personeel en de medebewoners. De verwachting is dat hij steeds meer op zijn plek zal zijn binnen de huidige verpleeginstelling. Verder licht zij toe dat de verpleeginstelling bezig is met één op één contact om de bewegingsvrijheid van cliënt (nog) groter te maken. Cliënt gaat op dit moment ook al alleen op pad. Zo gaat hij zelfstandig naar het hoofdgebouw om koffie te drinken.
3.6
De mentor licht toe dat hij erkent dat er sprake is van verbaal verzet, welke ook is gericht tegen zijn echtgenote. Cliënt vindt het lastig om te accepteren dat hij in een verpleeginstelling verblijft. Verder vindt hij de termijn van vijf jaar ook te lang. Het is belangrijk dat cliënt perspectief heeft. Wel benoemt hij dat een volgende mondelinge behandeling mogelijk stress bij cliënt teweeg kan brengen.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2023 is ten aanzien van cliënt een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van een jaar verleend, te weten tot en met 24 april 2024. Op basis daarvan is cliënt opgenomen en verblijft hij momenteel bij de verpleeginstelling [accommodatie] in [plaats 1] .
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De verpleegkundig specialist en behandelaar hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er sprake is van dementie, waarbij in de afgelopen twee jaar de cognitieve achteruitgang bij cliënt duidelijk zichtbaar is. Het is niet de verwachting dat dit in de toekomst zal verbeteren. Naast de dementie is cliënt bekend met langdurig alcoholgebruik, het syndroom van Korsakov en langdurige psychiatrische problematiek (te weten manisch depressies en psychoses). Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de dementie de voorliggende diagnose. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de Wzd procedure moet worden gevolgd. Hierbij heeft de rechtbank ook meegenomen dat – zoals ook de advocaat, de behandelaar en de verpleegkundig specialist hebben verklaard – een Wzd-accommodatie beter aansluit bij de zorgbehoefte van cliënt dan een Wvggz-accommodatie.
4.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Cliënt kan niet meer zelfstandig functioneren. Hij heeft zorg en structuur nodig. Verder verwaarloost hij zichzelf door onvoldoende te eten en te drinken en door het hebben van een slechte zelfzorg. Ook heeft cliënt eerder suïcidale uitingen en handelingen verricht. Het is de verwachting dat cliënt (in de thuissituatie) zonder structuur zou vervallen in ontregeld gedrag, waaronder dwalen en overmatig alcoholgebruik.
4.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank is van oordeel dat cliënt is gebaat bij 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht in de nabijheid. Dit kan in de thuissituatie niet worden gerealiseerd. Het is dan ook noodzakelijk dat cliënt in deze, of in een soortgelijke verpleeginstelling verblijft, waarbij cliënt voldoende bewegingsvrijheid heeft.
4.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het is de rechtbank gebleken dat de noodzakelijk geachte zorg in de thuissituatie niet haalbaar is. Cliënt kamt met een progressief ziektebeeld en heeft 24-uurs zorg nodig. De echtgenote van cliënt kan deze zorg niet aan cliënt bieden.
4.6
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Dit wordt ten tijde van de mondelinge behandeling bevestigd door cliënt zelf, en ook door de overige aanwezigen. Er is sprake van verbaal verzet. Zo heeft cliënt aangegeven dat hij niet langer in de verpleeginstelling wil blijven. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het niet de verwachting is dat hier (op korte termijn) verandering in zal komen nu cliënt (voor nu) niet kan accepteren dat hij in een verpleeginstelling moet verblijven.
4.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal – anders dan de verzochte duur van vijf jaar – worden verleend voor de duur van een jaar.. De rechtbank overweegt hiertoe dat het belangrijk is dat aan cliënt perspectief wordt geboden. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat cliënt daar behoefte aan heeft. Het bieden van perspectief kan worden gerealiseerd door de rechterlijke machtiging af te geven voor de duur van een jaar, waarna de situatie over een jaar weer wordt getoetst. Daarbij komt ook dat zowel de behandelaar als de verpleegkundig specialist hebben verklaard dat zij een rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar te lang vinden. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat cliënt heeft aangegeven dat hij niet op zijn plek zit bij de huidige verpleeginstelling. De rechtbank vindt het belangrijk dat het komende jaar zal worden bekeken of cliënt zijn draai bij de huidige verpleeginstelling gaat vinden en dat daarmee zijn verblijf wordt voortgezet, of dat een andere verpleeginstelling meer passend is.
4.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt] ,geboren op [geboortedag] 1948 te [plaats 1] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
22 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke als griffier, en op 7 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.