ECLI:NL:RBZWB:2024:1382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
10752276 CV EXPL 23-4177 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door brandoverslag van buurman

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser schadevergoeding van gedaagde wegens schade die is ontstaan door een brand in de woning van gedaagde. Eiser, de onderbuurman van gedaagde, stelt dat de brand is ontstaan door onzorgvuldig handelen van gedaagde, die zijn mobiele telefoon zou hebben opgeladen met een niet-originele stekker zonder toezicht. De brand, die op 14 februari 2022 om 21:00 uur ontstond, heeft geleid tot schade in de woning van eiser. Gedaagde was op het moment van de brand niet thuis, maar zijn vriendin was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat gedaagde geen verwijt kan worden gemaakt. De rechter oordeelt dat het opladen van een elektrisch apparaat een normale handeling is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het handelen van gedaagde onrechtmatig maken. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de schade van eiser, en dat eiser de proceskosten moet vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 28 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10752276 \ CV EXPL 23-4177
Vonnis van 28 februari 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. L.L. Ross,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om schade die is ontstaan door een brand in de woning van [gedaagde] . [eiser] was de onderbuurman van [gedaagde] . Door de brand in de woning van [gedaagde] is er schade ontstaan in de woning van [eiser] . [eiser] wil dat [gedaagde] die schade vergoed.
1.2.
De kantonrechter wijst de vordering af omdat [gedaagde] geen verwijt kan worden gemaakt van de brand. Hieronder zal worden uitgelegd waarom dat zo is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023
- de mondelinge behandeling van 1 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] huurden allebei een appartement in een wooncomplex. [eiser] was de onderbuurman van [gedaagde] .
3.2.
Op 14 februari 2022 is rond 21:00 uur brand ontstaan in de woning van [gedaagde] . Deze brand is overgeslagen naar verschillende andere woningen, waaronder de woning van [eiser] .
3.3.
[gedaagde] was zelf niet thuis op het moment van de brand. In zijn woning was wel een vriendin aanwezig die in de woning op bezoek was.
3.4.
Alle bewoners hebben hun woningen op tijd kunnen verlaten. In de woningen, waaronder de woning van [eiser] , is schade ontstaan door de brand.
3.5.
Door de brandweer en de politie is geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van de brand.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 17.306,58, vermeerderd met rente en kosten.
Hij legt daaraan ten grondslag dat hij door de brand schade heeft geleden. Het gevorderde bedrag betreft schade aan zijn inboedel en immateriële schade. [eiser] vindt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade omdat de brand volgens hem is ontstaan door onzorgvuldig handelen van [gedaagde] . [eiser] stelt dat de brand is ontstaan doordat [gedaagde] zijn mobiele telefoon aan het opladen was met een nieuwe, niet-originele stekker. Hij was zelf afwezig en de vriendin lag in de woning te slapen. Er was dus geen toezicht op het laden. De kans op schade hierdoor was groot, aangezien veel woningbranden ontstaan door kortsluiting met elektrische apparaten. Het was voor [gedaagde] niet bezwaarlijk om maatregelen te nemen schade te voorkomen, bijvoorbeeld door te zorgen voor toezicht bij het laden of door een originele oplader te gebruiken. Verder was de aard en ernst van de schade groot en kon van [eiser] geen oplettendheid verwacht worden. Dit alles maakt het handelen maatschappelijk onzorgvuldig en dus onrechtmatig, volgens [eiser] .
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij vindt dat hem niets te verwijten valt. [gedaagde] denkt dat de brand is ontstaan door het opladen in de woonkamer van een nieuwe lithiumbatterij die hij net die dag had gekocht. Zijn vriendin die in de woning aanwezig was, lag niet te slapen maar zat in de slaapkamer op haar laptop. Er was dus wel toezicht op het laden. Toen zij een brandlucht rook, heeft zij meteen gekeken waar die vandaan kwam. Zij ontdekte een felle brand in de woonkamer. De brand is heel snel ontstaan. [gedaagde] voert ook verweer tegen de hoogte van de schade. Hij vindt dat de vordering moet worden afgewezen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter beoordeelt eerst of [gedaagde] een verwijt kan worden gemaakt en of hij onrechtmatig heeft gehandeld.
Welke norm geldt bij de beoordeling?
5.2.
Niet iedere vorm van gevaarzetting is onrechtmatig. Of het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie tegenover anderen onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Meer concreet gaat het erom of de kans op een ongeval als gevolg van het gevaarzettende gedrag zo groot is, dat de dader naar maatstaven van zorgvuldigheid anders had moeten handelen.
[eiser] moet de feiten stellen en zo nodig bewijzen die leiden tot het oordeel dat sprake is van onrechtmatig handelen.
Het handelen is niet onrechtmatig
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat er geen onderzoek is gedaan naar de oorzaak van de brand. Beide partijen gaan er echter van uit dat de brand is ontstaan door opladen en [gedaagde] heeft verklaard dat de commandant van de brandweer dat plausibel vond. Daar zal de kantonrechter dan ook van uitgaan.
[eiser] verwijt [gedaagde] dat die met een niet-originele stekker zijn telefoon heeft opgeladen zonder dat daarop toezicht was. [gedaagde] betwist beide: hij was een nieuwe lithiumbatterij aan het laden met de originele stekker en er was toezicht op. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat hij na de brand van [gedaagde] heeft gehoord dat het om een nieuwe lithiumbatterij ging. Hij zei dat het verhaal over de niet-originele stekker waarschijnlijk een misverstand tussen hem en zijn gemachtigde betreft. Dat sprake is van het opladen van een mobiele telefoon met een niet-originele stekker, is dan ook niet komen vast te staan.
Toen de brand ontstond was de vriendin van [gedaagde] in de woning aanwezig. Partijen verschillen van mening over of zij in slaap was gevallen ( [eiser] ) of in de slaapkamer op haar laptop bezig was ( [gedaagde] ). Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit in het midden blijven. Het opladen van een elektrisch apparaat is een normale, alledaagse bezigheid. In het algemeen kan daaraan niet de eis worden gesteld dat dit alleen maar mag gebeuren onder constant toezicht. Dit geldt vooral als niet gebleken is van bijzonderheden, zoals een defect apparaat of een beschadigde lader. Van die bijzonderheden is niet gebleken. De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld.
De conclusie
5.4.
Omdat is geoordeeld dat [gedaagde] niet onrechtmatig heeft gehandeld, is hij niet aansprakelijk voor de schade van [eiser] . Hij is dat ook niet op grond van de redelijkheid en billijkheid, zoals [eiser] subsidiair stelt. Er bestaat namelijk geen wettelijke grond om [gedaagde] de schade te laten betalen terwijl hij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Het is duidelijk dat de brand onder andere voor [eiser] ingrijpende gevolgen heeft gehad, niet alleen in materiële zin, maar hij moet de schade zelf dragen. De hoogte van de schade blijft dan ook verder onbesproken. De vordering zal worden afgewezen.
De proceskosten
5.5.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij vanwege de zitting een hele week vrij heeft moeten nemen en dat dit hem € 1.000,00 kost. Dat heeft hij echter niet onderbouwd. De proceskosten van [gedaagde] worden daarom begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,00 aan verletkosten.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.