ECLI:NL:RBZWB:2024:1383
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.J.G. Eijssen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Oosterhout
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 6 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning in Oosterhout, vastgesteld op € 448.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 426.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de beroepsgronden van de belanghebbende, die onder andere aanvoerde dat de heffingsambtenaar in strijd met artikel 40 van de Wet WOZ had gehandeld door niet alle gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende informatie had verstrekt en dat de waarde was vastgesteld op basis van een taxatierapport dat door een deskundige taxateur was opgesteld. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste manier had bepaald, rekening houdend met de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde van de woning voor het belastingjaar 2022 gehandhaafd en het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. Dit betekent dat de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 blijft staan. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.