ECLI:NL:RBZWB:2024:1405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418693 / KG ZA 24-56
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor inschrijving van minderjarige op basisschool

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel vervangende toestemming te verkrijgen voor de inschrijving van hun minderjarige zoon [minderjarige 1] op basisschool '[basisschool 1]' in [woonplaats]. De vrouw stelt dat de huidige school in [plaats 1] te ver weg is, vooral gezien haar lichamelijke beperkingen, en dat de nieuwe school dichterbij is. De man verzet zich tegen deze wijziging en stelt dat er geen noodzaak is voor de wisseling van school, aangezien de huidige school een stabiele factor is voor [minderjarige 1] tijdens de onrustige echtscheidingsperiode.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2024 is gebleken dat [minderjarige 1] al is begonnen met het bezoeken van de nieuwe school, maar de man blijft bij zijn standpunt dat het in het belang van het kind is om op de huidige school te blijven. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de wisseling van school noodzakelijk is. De reisafstand van de huidige verblijfplaats van de vrouw naar de huidige school is niet significant veranderd en de vrouw heeft toegang tot een auto van de tante van de man, wat haar in staat zou moeten stellen om de afstand te overbruggen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw afgewezen en bepaald dat zij ervoor moet zorgen dat [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk weer naar de huidige school gaat. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team familie-en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/418693 / KG ZA 24-56
Vonnis in kort geding van 6 maart 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
eiseres,
advocaat mr. B.H. van der Zwan te Rotterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom ,
op de mondelinge behandeling bijgestaan door mr. F. Ergec.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de brief van mr. Van der Zwan van 14 februari 2024 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de brief van mr. Klaver van 21 februari 2024 met productie.
1.2.
De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 21 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.De vordering

De vrouw vordert aan haar vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de man vervangt, om hun minderjarige zoon [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool ‘ [basisschool 1] ’, gelegen te ( [postcode] ), [woonplaats] aan [adres 1] .

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
- partijen zijn op [datum] 2018 in [plaats 2], [gemeente] , met elkaar gehuwd;
- uit het huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2022;
- partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De [minderjarige 1] staat ingeschreven op [basisschool 2] te [plaats 1] . Deze is gelegen op 45 minuten loopafstand vanaf de verblijfplaats van de vrouw en [minderjarige 1] . Vanwege de sluiting van de echtelijke woning van partijen door de gemeente verblijft zij nu bij een vriend aan [adres 2] te [woonplaats] . Te voet of per fiets naar [plaats 1] is uitgesloten gezien haar lichamelijke beperkingen, te weten epilepsie, chronische migraine en bekkeninstabiliteit. De beoogde school waar zij [minderjarige 1] wil inschrijven ligt in [woonplaats] , op 5 minuten loopafstand. De man weigert echter medewerking aan overschrijving naar de school in [woonplaats] . Met de school in [plaats 1] zijn weliswaar tijdelijke afspraken gemaakt waardoor [minderjarige 1] nu op 3 dagen met een juf kan meerijden naar school maar dit is geen oplossing voor de lange termijn, aldus de vrouw.
3.3.
De man voert gemotiveerd verweer. Volgens hem is er geen enkele noodzaak voor het wisselen van school. De vrouw verblijft bij haar nieuwe partner die zowel een zakelijke- als een privé auto heeft. Daarnaast kan de vrouw gebruik maken van een auto van zijn tante. De man is ook bereid een elektrische fiets aan de vrouw beschikbaar te stellen. Volgens de man is de huidige school tijdens de onrustige echtscheidingsperiode voor [minderjarige 1] een stabiele factor. Het is niet in zijn belang om nu van school te wisselen, aldus de man.
3.4.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige 1] vanaf dinsdag 20 februari 2024 de school [basisschool 1] te [woonplaats] bezoekt. Volgens de vrouw heeft de leerplichtambtenaar in afwachting van deze kort geding procedure een proeftermijn van 6 weken gegeven waarin hij naar de school in [woonplaats] kan gaan.
De man heeft aangeven bij zijn standpunt te blijven. [minderjarige 1] is gewend aan zijn school in [plaats 1] en zal deze niet zomaar zijn vergeten. Het is in zijn belang om in zijn oude vertrouwde omgeving naar school te blijven gaan.
3.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een geval als dit, waarin ouders het niet eens worden over de wijze waarop het ouderlijk gezag moet worden uitgeoefend, de voorzieningenrechter een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw de noodzaak voor een wisseling van school van [minderjarige 1] van [plaats 1] naar [woonplaats] onvoldoende heeft aangetoond. De voorzieningenrechter heeft in dit verband ambtshalve vastgesteld dat de reisafstand vanaf de huidige verblijfplaats van de vrouw aan [adres 2] te [woonplaats] naar de [basisschool 2] aan [adres 3] in [plaats 1] 6 minuten per auto en 12 minuten per fiets en dus een beperkte afstand betreft. Dit is een vrijwel vergelijkbare reisafstand als voorheen vanuit de echtelijke woning naar de [basisschool 2] (5 minuten per auto en 10 minuten per fiets). Van de vrouw kan dan ook worden verwacht dat ze de afstand tot de oude basisschool in het belang van [minderjarige 1] overbrugt. Dit vooral omdat niet in geschil is dat de vrouw feitelijk de beschikking heeft over de auto van de tante van de man. Haar enige bezwaar aan het gebruik van deze auto zijn de hieraan verbonden kosten. Deze kosten kunnen echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg staan aan het gebruik van de auto. Gelet op de korte reisafstand en het feit dat [minderjarige 1] op donderdag en vrijdag bij de man verblijft zijn deze erg gering en te bestrijden uit de aan haar toegekende bijstandsuitkering. Bovendien heeft de man aangeboden om, indien nodig, bij te dragen aan deze kosten.
3.7.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering van de vrouw worden afgewezen. De vrouw moet ervoor zorg dragen dat [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk na betekening van dit vonnis weer naar de [basisschool 2] in [plaats 1] gaat.
3.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de kosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
compenseert de kosten van het geding aldus, dat iedere partij de eigen kosten
draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meyboom, rechter, en in aanwezigheid van mr. Van der Plas, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: