In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel vervangende toestemming te verkrijgen voor de inschrijving van hun minderjarige zoon [minderjarige 1] op basisschool '[basisschool 1]' in [woonplaats]. De vrouw stelt dat de huidige school in [plaats 1] te ver weg is, vooral gezien haar lichamelijke beperkingen, en dat de nieuwe school dichterbij is. De man verzet zich tegen deze wijziging en stelt dat er geen noodzaak is voor de wisseling van school, aangezien de huidige school een stabiele factor is voor [minderjarige 1] tijdens de onrustige echtscheidingsperiode.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2024 is gebleken dat [minderjarige 1] al is begonnen met het bezoeken van de nieuwe school, maar de man blijft bij zijn standpunt dat het in het belang van het kind is om op de huidige school te blijven. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de wisseling van school noodzakelijk is. De reisafstand van de huidige verblijfplaats van de vrouw naar de huidige school is niet significant veranderd en de vrouw heeft toegang tot een auto van de tante van de man, wat haar in staat zou moeten stellen om de afstand te overbruggen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw afgewezen en bepaald dat zij ervoor moet zorgen dat [minderjarige 1] zo spoedig mogelijk weer naar de huidige school gaat. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.