Op 1 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van de heropening van de vereffening van de besloten vennootschap [b.v. 1]. De verzoekers, erfgenamen van de overleden mevrouw [erflaatster], hebben verzocht om de vereffening te heropenen op basis van artikel 2:23c BW. De erflaatster was bestuurder en enig aandeelhouder van [b.v. 1], die op 1 april 2003 is opgehouden te bestaan na voltooiing van de vereffening. Tot de nalatenschap behoort een perceel grond dat belast is met een hypothecaire inschrijving ten behoeve van [b.v. 2], thans [b.v. 1]. De verzoekers stelden dat de lening aan [b.v. 2] volledig is voldaan, maar dat de hypothecaire inschrijving niet is doorgehaald. Om de doorhaling van de hypotheek te effectueren, is heropening van de vereffening noodzakelijk. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers voldoende onderbouwd hebben dat heropening van de vereffening vereist is om de uitvoering van een rechtshandeling mogelijk te maken. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en [verzoeker 1] benoemd tot vereffenaar. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.