ECLI:NL:RBZWB:2024:1416

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/02/417941 / JE RK 24-52
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een minderjarige

Op 19 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de ouders, de gecertificeerde instelling (GI) en andere belanghebbenden hoorde. De GI verzocht om verlenging van beide beschermingsmaatregelen voor de duur van een jaar, omdat [de minderjarige] te maken heeft met hechtings-, trauma- en ontwikkelingsproblematiek. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft moeite met de hulpverlening en de moeder ziet de noodzaak van de verlenging in.

De kinderrechter overwoog dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds voldaan zijn. [de minderjarige] heeft sinds 2021 ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en verblijft momenteel in een behandelgroep. De gedragsproblemen zijn fors en er zijn nog steeds incidenten op de behandelgroep. De kinderrechter concludeerde dat een thuisplaatsing op dit moment niet haalbaar is, gezien de complexe problematiek van [de minderjarige] en de zorgbehoefte die niet in de thuissituatie kan worden geboden.

De kinderrechter heeft beide verzoeken toegewezen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met ingang van 7 maart 2024 tot 7 maart 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417941 / JE RK 24-52
Datum uitspraak: 19 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
de gecertificeerde instelling, locatie Tilburg,
namens deze het
LANDELIJK EXPERTISETEAM JEUGDBESCHERMING,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.P.M.J. Nelemans, te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
voorheen: advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof, te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 11 januari 2024.
1.2.
Op 19 februari 2024 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI, met gesloten deuren, mondeling behandeld, gelijktijdig met het verzoek van de GI betreffende een verlenging van de ondertoezichtstelling van zijn [zus] (zaaknummer: C/02/418014 / JE RK 24-62). In die zaak zal bij separate beschikking worden beslist.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. Nelemans;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de forensische begeleidster van [organisatie] van de vader, mevrouw [naam] , nadat niet gebleken is van bezwaren daartoe bij de overige aanwezigen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft op een [behandelgroep] in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 31 oktober 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is laatstelijk verlengd met ingang van 7 maart 2023 tot 7 maart 2024.
2.4.
Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van [de minderjarige] laatstelijk verlengd van 7 september 2023 tot 7 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt beide beschermingsmaatregelen te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is bij de mondelinge behandeling, aanvullend, het volgende verklaard. Verlenging van beide beschermingsmaatregelen is voor de duur van een jaar noodzakelijk. Uit het persoonlijkheidsonderzoek en genetisch onderzoek is gebleken dat [de minderjarige] hechtings-, trauma- en ontwikkelingsproblematiek heeft. De incidenten op de behandelgroep nemen af, maar [de minderjarige] zoekt continu grenzen op en er vinden regelmatig incidenten plaats. [de minderjarige] gaat halve dagen naar school met een-op-een begeleiding. [de minderjarige] heeft veel zorg nodig zowel op de behandelgroep als op school. Naar verwachting zal de benodigde zorg van [de minderjarige] niet haalbaar zijn om die in te zetten in de thuissituatie. Het afgelopen jaar is gewerkt aan de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder, waardoor [de minderjarige] eens per maand bij de moeder verblijft. Er wordt aan gewerkt aan de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. Zo gaat hij aankomend weekend een nacht bij de vader slapen en als dat goed gaat kan [de minderjarige] ook eens per maand een weekend bij de vader verblijven. [de minderjarige] heeft groeps- en individuele PMT. Te zien is dat [de minderjarige] positieve stappen maakt ten aanzien van het reguleren van zijn emoties en hij kan beter schakelen. De wens van de ouders is de GI bekend, maar de zorgbehoefte van [de minderjarige] is zo specifiek en de mogelijkheden voor een behandelgroep dichterbij dienen onderzocht te worden. [de minderjarige] heeft in het verleden op [locatie] verbleven, maar dit verblijf is gestopt doordat de samenwerking tussen de vader en de groep niet goed verliep. Een thuisplaatsing behoort niet tot de mogelijkheden, omdat de vader niet meewerkt aan de hulpverlening. De vader heeft moeite met zijn emotieregulatie.
4.2.
Door en namens de moeder is aangegeven dat de moeder de noodzaak inziet van de verlenging van beide beschermingsmaatregelen voor de duur van een jaar. De moeder vindt het moeilijk dat [de minderjarige] op een grote afstand van haar verblijft. Wel vindt zij het fijn dat aan [de minderjarige] de benodigde zorg wordt geboden. Daarnaast verloopt de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] nu goed en ontspannen.
4.3.
De vader stemt in met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader vindt dat [de minderjarige] het beste thuis kan opgroeien volgens een co-ouderschapsregeling met beide ouders. De vader vindt het niet goed dat [de minderjarige] zo ver van de ouders vandaan zit. De vader heeft de bereidheid om zorg te dragen voor [de minderjarige] . De vader heeft niet de bereidheid om mee te werken aan de hulpverlening.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.4.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.5.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds wordt voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. [de minderjarige] heeft sinds 2021 veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Hij heeft op verschillende plekken verbleven en hij verblijft sinds november 2022 bij [behandelgroep] . De gedragsproblemen van [de minderjarige] zijn fors en er hebben recent nog heftige incidenten plaatsgevonden op de behandelgroep. Het afgelopen jaar is het persoonlijkheidsonderzoek van [de minderjarige] afgerond. Uit de resultaten van dat onderzoek is duidelijk is geworden wat de ontwikkelingsproblemen zijn en wat [de minderjarige] nodig heeft. [de minderjarige] heeft een IQ van 73 met een lage verwerkingssnelheid, waardoor de kans groot is dat hij snel wordt overvraagd. Daarnaast is uit onderzoeken gebleken dat er sprake is van een combinatie van een onveilige, gedesorganiseerde hechtingsstijl met kenmerken van een onveilig-ambivalente hechtingsstijl door ingrijpende gebeurtenissen waardoor er sprake is van traumaklachten en een ontwikkelingsachterstand. Stress is van invloed op de huidige stressregulatie en ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] volgt PMT in groepsverband en individueel voor zijn trauma’s. Sinds september 2023 gaat [de minderjarige] naar school met een-op-een begeleiding, die hem helpt zijn schoolwerk te doen, zijn emoties te reguleren en zijn concentratie te behouden. Echter heeft [de minderjarige] voor de kerstvakantie van 2023 moeizaam gedrag laten zien, waardoor is besloten om voorlopig de schoolgang met halve dagen voort te zetten. Het afgelopen jaar is gewerkt aan de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder, waardoor [de minderjarige] eens per maand een weekend bij de moeder verblijft. Aankomende periode zal [de minderjarige] bij de vader een nacht slapen en indien mogelijk ook de omgang uitbreiden naar eens per maand een weekend bij de vader. Er is nog altijd sprake van complexe echtscheidingsproblematiek, waardoor het de ouders niet altijd lukt om gezamenlijke afspraken te maken omtrent de kinderen. [de minderjarige] heeft baat bij duidelijkheid en structuur die de behandelgroep hem biedt. Er zijn minder incidenten, maar nog steeds aanwezig en [de minderjarige] zoekt grenzen op. Een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de ouders behoort, gelet op zijn complexe problematiek en zijn zorgbehoefte, vooralsnog niet tot de mogelijkheden. De machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding.
Uit het voorgaande volgt dat de kinderrechter beide verzoeken, in het belang van [de minderjarige] , zal toewijzen.
5.7.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
5.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 7 maart 2024 tot 7 maart 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 7 maart 2024 tot 7 maart 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.