Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, hierna te noemen de GI.
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2024;
- de brief van de Raad van 19 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 20 februari 2024.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de verzoeker
5.De standpunten van de belanghebbende en de informant
6.De beoordeling
Internationaal privaatrecht (IPR)
Trb. 1968, nr. 101). Ingevolge artikel 3 van dit verdrag dient een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, in alle verdragsstaten te worden erkend. Artikel 13 lid 1 van het HKBV 1961 bepaalt dat het verdrag van toepassing is op alle kinderen die hun gewone verblijfplaats hebben in een lidstaat. Nu Eritrea , de staat waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren en zij ten tijde van hun geboorte hier hun gewone verblijfplaats hadden, geen verdragsluitende staat is van het HKBV 1961, is het HKBV 1961 niet van toepassing. Dit betekent dat teruggevallen moet worden op de regels van het commune Nederlandse conflictenrecht inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, zoals neergelegd in artikel 10:113 BW. Deze bepaling verwijst weer naar het HKBV 1996 (sub a). Dit betekent dat aan de hand van HKBV 1996 beoordeeld moet worden welk recht van toepassing is.
Transitional Civil Code, uit 1991 (hierna: Vbw) en een nieuw Burgerlijk Wetboek, de
Civil Code,uit 2015 (hierna: de Civil Code). Het is onduidelijk of de Civil Code inmiddels van kracht is geworden. Zowel de IND als de Raad gaan uit van het voorlopige Burgerlijk wetboek van 1991 (vBW), en het in 1991 gepubliceerde
Transitional Civil Code of Eritrea, welke nog van kracht is. De rechtbank gaat hier ook vanuit.