ECLI:NL:RBZWB:2024:1438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/02/400026 / FA RK 22-3384
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken in familierechtelijke procedure met betrekking tot ouderlijk gezag en zorgverdeling

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een familierechtelijke zaak tussen een man en een vrouw, die in 2011 in Damascus, Syrië, zijn gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren. De man verzocht de rechtbank om een aantal zaken te regelen, waaronder de ondertoezichtstelling van de kinderen en het uitoefenen van het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, omdat dezelfde verzoeken al in een andere procedure aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen, maar dat de kinderen feitelijk bij de man verblijven. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de man eerder verzoeken had ingediend die gelijktijdig met deze zaak werden behandeld. De rechtbank heeft de verzoeken van de man onder de punten I, II en III ingetrokken, waardoor deze niet meer aan de orde waren. De rechtbank heeft de verzoeken onder de punten IV, V en VI afgewezen, omdat deze in de andere procedure behandeld moeten worden. De beslissing is genomen door mr. M. Holierhoek, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/400026 / FA RK 22-3384
Datum uitspraak: 5 maart 2024
beschikking over ouderlijk gezag, hoofdverblijf en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. P.R. Klaver in [geboorteplaats 2] ,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verweerster,
advocaat: mr. H. Hassan in Almere (onttrokken: mr. Koop-van Vliet in Breda).
Als belanghebbende in deze zaak wordt gezien:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd in Eindhoven.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de man van 27 juli 2022, binnengekomen bij de rechtbank op 29 juli 2022;
- de brief met bijlagen van mr. Klaver van 30 november 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. Koop-van Vliet van 8 december 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 december 2022;
- het F2-formulier van mr. Koop-van Vliet van 26 april 2023;
- het F2-formulier van mr. Hassan van 28 april 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. Hassan van 23 mei 2023;
- de brief van de GI van 6 oktober 2023.
- het F9-formulier van mr. Hassan van 8 november 2023.
1.2
De verzoeken zijn verder mondeling behandeld op 31 januari 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. De man is ook bijgestaan door de heer [naam 1] , tolk in de Syrisch-Arabische taal. De vrouw is ook bijgestaan door de heer [naam 2] , tolk in de Syrisch-Arabische taal. Tevens waren een vertegenwoordigster namens de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI aanwezig.
1.3
Gelet op de nauwe samenhang tussen het onderhavige verzoek van de man, het verzoek van de GI met zaaknummer C/02/416741 / JE RK 23-2155 en het verzoek van de vrouw met zaaknummer C/02/409575 / FA RK 23-2276 zijn deze zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling behandeld. In de zaken met kenmerk JE RK 23-2155 en FA RK 23-2276 is bij afzonderlijke beschikkingen beslist.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn op [datum] 2011 in Damascus, Syrië, met elkaar gehuwd.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2014, hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2020, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
2.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw, maar verblijven op dit moment feitelijk bij de man.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.5
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2022 is bepaald dat de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar minimaal tweemaal per week op een door de Veilige Opvang te bepalen tijd, locatie en wijze. Ook is in de genoemde beschikking bepaald dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, daarbij inbegrepen de inboedelgoederen, gelegen aan [adres] ( [postcode] ) in [plaats] . Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.6
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 9 december 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 9 december 2022 en tot 9 december 2023. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is voor het laatst verlengd bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 31 januari 2024 en met ingang van 9 maart 2024 en tot 9 december 2024.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
I. dat de rechtbank op zo kort mogelijke termijn een zitting bepaalt voor de behandeling van deze kwestie;
II. dat de kinderen voor een periode van 1 jaar onder toezicht worden gesteld en dat hangende het onderzoek de minderjarigen reeds voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de periode van ten hoogste drie maanden;
III. dat de rechtbank met spoed aan de Raad vraagt een onderzoek te willen doen in deze, niet alleen in de hoofdzaak maar ook hangende het verzoek tot ondertoezichtstelling c.q. in verband met de voorlopige ondertoezichtstelling, in verband met de gegronde vrees dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd;
IV. dat verzoeker huurder zal zijn van de echtelijke woning, staande en gelegen in [plaats] aan [adres] ;
V. dat verzoeker primair alleen het ouderlijk gezag zal uitoefenen over de beide kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats 1] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats 2] , en dat de kinderen het hoofdverblijf bij de man zullen hebben;
VI. subsidiair dat er op korte termijn contact is tussen de man en de kinderen waarbij de kinderen minimaal een week per veertien dagen bij de man zullen verblijven.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Klaver het verzoek van de man onder de punten I., II. en III. ingetrokken. De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van die punten daarom afwijzen. Nu de rechtbank de onderhavige zaak gelijktijdig met onder andere de familiezaak met zaaknummer C/02/409575 / FA RK 23-2276 heeft behandeld, is de rechtbank bekend met het verzoek dat de man in die zaak bij wijze van zelfstandig verzoek heeft ingediend. In beide zaken, dus zowel de onderhavige zaak als de genoemde familiezaak met kenmerk FA RK 23-2276, verzoekt de man hetzelfde. Nu het verzochte onder punt IV. in een familierechtelijke procedure behandeld moet worden en het verzochte onder V. en VI. ook in die familiezaak door de man gevraagd wordt, zal de rechtbank op de verzoeken van de man onder punten IV., V. en VI. in de familiezaak met kenmerk FA RK 23-2276 een beslissing nemen. Daarom zal de rechtbank bij gebrek aan belang bij de verzoeken in deze procedure de verzoeken van de man onder de punten IV., V. en VI. afwijzen.
4.2
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024 in aanwezigheid van mr. Hol, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.