ECLI:NL:RBZWB:2024:1440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3072
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had bij besluit van 26 november 2021 geweigerd om eiseres per 12 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een ambulant begeleidster.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn beslissing heeft gebaseerd op rapporten van artsen en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft aangevoerd dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen terecht zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als inpakster en dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen proceskostenvergoeding ontvangt en het griffierecht niet vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3072 WIA

uitspraak van 26 februari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: mr A. Darrazi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Breda),
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 26 november 2021 (primair besluit)
geweigerd om eiseres per 12 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, waarin wordt verwezen naar de overwegingen uit het bestreden besluit.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door [naam 1] (ambulant begeleidster), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
12 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, omdat zij geschikt is voor haar eigen werk. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 12 maart 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is van 1 februari 2017 tot en met 31 januari 2019 werkzaam geweest als inpakster enaansluitend heeft het UWV eiseres een WW-uitkering toegekend. Eiseres heeft zich op 15 maart 2019 vanuit de WW met fysieke en psychische klachten ziekgemeld. Zij ontving tot en met 30 april 2019 een WW-uitkering en vanaf 1 mei 2019 een ZW-uitkering. Bij besluit van 5 september 2019 heeft het UWV eiseres vanaf 2 september 2019 arbeidsgeschikt voor haar eigen werk verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en in de beslissing op bezwaar van 6 januari 2020 heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 5 september 2019 gegrond verklaard. Eiseres heeft de resterende wachttijd een ZW-uitkering ontvangen. Het UWV heeft eiseres bij besluit van 29 april 2021 een voorschot op de WIA-uitkering toegekend. In het primaire besluit heeft het UWV de door eiseres per einde wachttijd aangevraagde WIA-uitkering afgewezen, omdat het UWV eiseres arbeidsgeschikt acht voor het eigen werk [1] . Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en de afgewezen WIA-uitkering in stand gelaten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts [2] en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Arts [naam 2] heeft eiseres gesproken op het spreekuur van 5 augustus 2021. Tevens heeft hij het dossier bestudeerd, inclusief de daarin opgenomen rapportage van de verzekeringsarts b&b van 30 december 2019 [3] en de op 23 april 2020 ontvangen informatie van de psychiater en psycholoog van GGZ. Arts [naam 2] constateert geen fysieke bijzonderheden en bij het psychisch onderzoek worden evenmin bijzonderheden vastgesteld. De arts heeft na het spreekuur van 5 augustus 2021 een psychiatrische expertise en een neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren. De rapportages zijn op 5 november 2021 ontvangen. Arts [naam 2] rapporteert in de rapportage van 10 november 2021 dat de geclaimde klachten en beperkingen niet veranderd zijn sinds 2019. De behandelingen bij GGZ hebben geen soelaas geboden. Eiseres gebruikt Mirtazapine en Quatiapine en wordt wekelijks thuis begeleid door een begeleider van GGZ, zij heeft contact met een maatschappelijk werker en staat onder bewind. Volgens de arts kunnen de claimbeperkingen naar aanleiding van de uitkomst van de expertiseonderzoeken niet worden geobjectiveerd en komen de conclusies van de door het UWV ingeschakelde psychiater en neuropsycholoog overeen met de bevindingen van de arts.
In bezwaar heeft verzekeringsarts b&b [naam 3] het dossier bestudeerd (inclusief de ter hoorzitting door eiseres ingediende stukken) en de hoorzitting op 14 februari 2023 bijgewoond. Verzekeringsarts b&b [naam 3] rapporteert op 6 april 2023. De verzekeringsarts b&b constateert, bij de waarneming tijdens de hoorzitting, geen psychische bijzonderheden. Volgens verzekeringsarts b&b [naam 3] was eiseres op 12 maart 2021 beperkt belastbaar en dient middels een arbeidsdeskundig onderzoek te worden vastgesteld of eiseres geschikt is voor haar eigen werk als inpakster. Verzekeringsarts b&b [naam 3] overweegt dat eiseres door haar beperkte mentale capaciteit en verminderde stressbestendigheid is aangewezen op werk met vaste, bekende werkwijzen en zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Verder dient het werk te zijn zonder hoog handelingstempo, zonder eindverantwoordelijkheden, leidinggevende aspecten, moet zij terug kunnen vallen op collega’s en is zij beperkt in het omgaan met conflicten en in samenwerking.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 april 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het UWV is ten onrechte niet ingegaan op de in bezwaar aangevoerde gronden dat op basis van de psychiatrische expertise niet vastgesteld kan worden of aan het traumacriterium volgens DSM-5 is voldaan, terwijl uit de door eiseres ingebrachte stukken een diagnose van PTSS en een depressieve stoornis volgt. Volgens eiseres zijn haar psychische problemen in onvoldoende mate door het UWV in het bestreden besluit meegenomen, waarbij eiseres benadrukt dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen voor herinneren en uit de neuropsychologische rapportage blijkt dat eiseres zeer matig scoort op de onderdelen aandacht, concentratie, herinneren en zelfstandig handelen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische klachten en de door de GGZ gestelde diagnoses. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft in beroep geen nadere informatie overgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen en de daaraan gekoppelde conclusie dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Daarbij is in aanmerking genomen dat de in bezwaar door eiseres aangehaalde informatie van GGZ uitgaat van de op 6 september 2019 gestelde diagnoses. De rapportages van de door het UWV gelaste psychiatrische expertise en het neuropsychologisch onderzoek liggen dichter bij de datum in geding, bevatten meer onderzoekhandelingen [4] en uit het neuropsychologisch onderzoek volgen evidente aanwijzingen voor onderpresteren. De scores zijn dermate laag dat in feite niet beter wordt gepresteerd dan bij het geven van willekeurige antwoorden. De testuitslagen kunnen niet zonder meer betrouwbaar worden geïnterpreteerd. Een van de symptoomvalidatietesten toont een uitzonderlijk hoge score voor psychische klachten. Neuropsycholoog [naam 4] merkt op dat de betreffende testen ook door personen met een intellectuele beperking normaal gemaakt kunnen en dat eiseres beter kan dan zij laat zien tijdens het onderzoek. De bij eiseres gemeten intelligentie vormt geen verklaring voor de uitslag van de performance-/validatietesten. De rechtbank hecht dan ook niet dezelfde waarde aan de rapportages van GGZ als eiseres.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in de aangenomen beperkingen. Hetgeen ter zitting is besproken, volgde ook al uit het dossier. Uit het dossier volgt ook dat bij de psychiatrische expertise en het neuropsychologisch onderzoek rekening is gehouden met de verstandelijke beperkingen van eiseres. Niet gebleken is dat in de FML van 6 april 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt is, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Na het onderzoek van de verzekeringsarts b&b heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) nader onderzocht of eiseres geschikt is voor het eigen werk als inpakster. De arbeidsdeskundige b&b heeft in dat kader overleg gevoerd met de voormalige werkgever van eiseres. In de door haar uitgevoerde functie moest eiseres diverse soorten flacons vanuit een houten silo pakken en deze in dozen – geplaatst op een pallet op werkhoogte – inpakken. Partijen zijn het eens over de door de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage opgenomen omschrijving van het eigen werk. De in de FML opgenomen beperkingen doen zich niet voor in het eigen werk. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres, rekening houdend met de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen, niet in staat is om het eigen werk uit te voeren.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering
heeft geweigerd per 12 maart 2021, omdat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding en ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 26 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.En daarmee beschouwt het UWV eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt.
2.Gecontrasigneerd door verzekeringsarts [naam 5] .
3.Opgemaakt in het kader van de bezwaarprocedure van eiseres tegen het besluit van 5 september 2019.
4.Waaronder meerdere performance-/symptoomvaliditeitstests.