ECLI:NL:RBZWB:2024:1446
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een dakopbouw
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning beoordeeld. Eiser had op 11 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakopbouw op een adres in [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand heeft deze aanvraag op 15 juli 2021 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 11 januari 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. Eiser zelf was niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag in strijd zou zijn met de beheersverordening. De rechtbank stelt vast dat het college ten onrechte de dakopbouw als een bijgebouw heeft aangemerkt, terwijl het volgens de rechtbank een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft. Dit motiveringsgebrek leidt ertoe dat de rechtbank het beroep gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt. De rechtbank draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook moet overwegen of er mogelijkheden zijn om af te wijken van de regels in de beheersverordening.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep op het overgangsrecht niet kan slagen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat het bouwplan onder het oude bestemmingsplan was toegestaan. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 1.750,-.