In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen STICHTING TIWOS, Tilburgse Woonstichting, en een gedaagde partij. De eisende partij, TIWOS, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, als gevolg van een huurachterstand van € 2.401,33 tot en met oktober 2023. TIWOS stelde dat de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij in contact was met schuldhulpverlening en in een depressieve periode zat.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de belangen van het minderjarige kind van de gedaagde, zoals vastgelegd in het IVRK. Ondanks de zorgen over de financiële stabiliteit van de gedaagde, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. TIWOS heeft toegezegd het vonnis te gebruiken als een stok achter de deur om de gedaagde te bewegen hulp te zoeken, wat ook in het belang van het kind is. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten ten laste van de gedaagde gesteld.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de huurovereenkomst met ingang van de dag na de uitspraak wordt ontbonden en dat de gedaagde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde moet ontruimen. De kantonrechter heeft benadrukt dat dit vonnis een laatste kans is voor de gedaagde om hulp te aanvaarden en afspraken te maken met TIWOS.