ECLI:NL:RBZWB:2024:1491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
10773411 \ CV EXPL 23-4387
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde in het belang van minderjarig kind en financiële stabiliteit huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen STICHTING TIWOS, Tilburgse Woonstichting, en een gedaagde partij. De eisende partij, TIWOS, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, als gevolg van een huurachterstand van € 2.401,33 tot en met oktober 2023. TIWOS stelde dat de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij in contact was met schuldhulpverlening en in een depressieve periode zat.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de belangen van het minderjarige kind van de gedaagde, zoals vastgelegd in het IVRK. Ondanks de zorgen over de financiële stabiliteit van de gedaagde, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. TIWOS heeft toegezegd het vonnis te gebruiken als een stok achter de deur om de gedaagde te bewegen hulp te zoeken, wat ook in het belang van het kind is. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten ten laste van de gedaagde gesteld.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de huurovereenkomst met ingang van de dag na de uitspraak wordt ontbonden en dat de gedaagde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde moet ontruimen. De kantonrechter heeft benadrukt dat dit vonnis een laatste kans is voor de gedaagde om hulp te aanvaarden en afspraken te maken met TIWOS.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10773411 \ CV EXPL 23-4387
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
STICHTING TIWOS, TILBURGSE WOONSTICHTING,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: TIWOS,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 november 2023 met de daarin genoemde stukken,
  • de op 1 februari 2024 door de griffie ontvangen akte met één productie van TIWOS,
  • de mondelinge behandeling van 6 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats]. Op grond van deze huurovereenkomst moet [gedaagde] een huurprijs van € 577,44 per maand betalen aan TIWOS.
2.2.
Er is sprake van een huurachterstand die tot en met oktober 2023 berekend is op een bedrag van € 2.401,33.

3.Het geschil

3.1.
TIWOS vordert - samengevat -, uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.752,30, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.401,33, een bedrag van € 577,44 per maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging is toegelaten, tot de datum van ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
TIWOS legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst, omdat zij meerdere maanden de huur niet heeft betaald. TIWOS stelt zich op het standpunt dat van haar niet kan worden gevraagd om de huurovereenkomst nog langer voort te zetten.
3.3.
[gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand. Zij voert aan dat ze al contact heeft met schuldhulpverlening en dat zij in een depressieve periode zat.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedurende deze procedure heeft [gedaagde] nog betalingen verricht waarmee ze de lopende huur heeft betaald. In de op 1 februari 2024 door de griffie ontvangen akte heeft TIWOS een betalingsoverzicht overgelegd dat is bijgewerkt tot en met februari 2024. Uit het overzicht volgt dat TIWOS nog aanspraak maakt op een totaalbedrag van € 2.919,36, bestaande uit € 2.568,29 aan huurachterstand en kosten buitensluiting, € 0,32 wettelijke rente en € 350,65 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
Tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat zij het bedrag van € 2.568,29 verschuldigd is, zodat de door TIWOS gevorderde betaling daarvan kan worden toegewezen. Aangezien [gedaagde] te laat is met het betalen van de verschillende huurtermijnen, is de over de huurachterstand bij dagvaarding gevorderde wettelijke rente (tot 12 oktober 2023 berekend op een bedrag van € 0,32) met inachtneming van tussentijdse betalingen van [gedaagde] , ook toewijsbaar.
4.3.
Het door TIWOS gevorderde bedrag van € 350,65 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal – nu is voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW – worden toegewezen.
4.4.
Met betrekking tot de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de verzochte ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij (en in geval van huur de kantonrechter) de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen voortdurende verplichtingen in. Door de (volledige) huurprijs niet tijdig te betalen ontstaat er een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die niet ongedaan gemaakt kan worden.
4.5.
Vast staat dat [gedaagde] de huur niet (volledig) heeft betaald en dat er op het moment van dagvaarding sprake is van een huurachterstand van meer dan vier maanden. Dit is een ernstige tekortkoming die in beginsel een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Tijdens de gehouden mondelinge behandeling is besproken dat [gedaagde] ook een minderjarig kind heeft waarmee rekening moet worden gehouden. Op grond van artikel 3 IVRK moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Dat betekent echter niet dat een huurovereenkomst met een huurder met een minderjarig kind niet mag worden ontbonden. De ouders van een minderjarig kind zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot een ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook op de eerste plaats op de weg van de ouders zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kind zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als er toch een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat het kind letterlijk op straat komt te staan, dan kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn, maar van een dergelijke noodsituatie is vooralsnog niet gebleken.
4.6.
Naast het feit dat er een minderjarig kind in de woning woont, heeft de kantonrechter zorgen over de stabiliteit van de financiële situatie van [gedaagde] . [gedaagde] heeft zich ter zitting bereid getoond om naast de ondersteuning die zij momenteel krijgt van schuldhulpverlening ook de ondersteuning van een beschermingsbewindvoerder te gaan zoeken. TIWOS heeft op haar beurt toegezegd dat zij niet zomaar over zal gaan tot ontruiming van de woning, maar dat zij dit vonnis zal gebruiken als stok achter de deur om [gedaagde] te bewegen om hulp en steun te zoeken, omdat anders ook de belangen van het kind van [gedaagde] in het geding komen. De kantonrechter vertrouwt er op dat TIWOS zich aan haar toezegging zal houden. Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie aanleiding om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen, zoals hierna in de beslissing is vermeld, in het belang van [gedaagde] en haar kind. De kantonrechter benadrukt nogmaals dat het voor [gedaagde] van groot belang is dat zij vanaf nu alle hulp zal aanvaarden en met TIWOS afspraken zal maken en dat dit voor haar dus een allerlaatste kans is.
4.7.
TIWOS wil ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 577,44, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, vanaf de maand november 2023 tot het moment dat [gedaagde] de woning ontruimt. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagde] nog in de woning verblijft. [gedaagde] heeft deze vordering niet weersproken, zodat deze kan worden toegewezen. Voor zover [gedaagde] hiervoor al betalingen heeft verricht, hoeft zij dit uiteraard niet nogmaals te doen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
2.568,29
- rente tot 12 oktober 2023
0,32
- buitengerechtelijke incassokosten
350,65
+
Totaal
2.919,36
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TIWOS worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.211,86

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van TIWOS te stellen en te laten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan TIWOS te betalen:
  • een bedrag van € 2.919,36 aan huurachterstand, verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.401,33, te berekenen vanaf 12 oktober 2023, met inachtneming van tussentijdse betalingen, tot volledige betaling daarvan,
  • een bedrag van € 577,44, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging is toegelaten, voor elke maand vanaf november 2023 dat [gedaagde] het gehuurde in gebruik houdt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.211,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.