In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van de erven van een belanghebbende tegen de WOZ-waarde van een bedrijfswoning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen had de waarde van de woning vastgesteld op € 542.000 per 1 januari 2021, maar na bezwaar werd deze verlaagd naar € 490.000. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van de belanghebbende, die stelt dat de waarde maximaal € 450.000 zou moeten zijn. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde en komt zelf tot een schattenderwijs vastgestelde waarde van € 465.000. De uitspraak vernietigt de eerdere beslissing van de heffingsambtenaar en verlaagt de WOZ-waarde en de bijbehorende belastingaanslag. Tevens wordt bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden.